De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 februari pagina 15

23 februari 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

. 2436 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 NIEUWE DUITSGHE BOEKEN JAKOB WASSERMANN: Ulrike Woyticli Der Wendekreis, Dritte Folge (S. Fischer, Berlin, 1923). Wassermann heeft het eerste deel van zijn Wendekreis" genoemd naar de novelle Der Unbekannte Gast", die als inleiding voor aezen cyclus kan worden beschouwd. Een beroemd schrijver, sedert geruimen tijd tot onvruchtbaarheid gedoemd, ontvangt bezoek van een vreemdeling, die als getuige van veler lei menschelijke vreugde en ellende "in alle werelddeelen heeft rondgezworven. Deze onbe kende gast wekt den dichter op tot schrijven doof hem tal van onderwerpen n oogenblik voor den geest te stellen. Er is iets tragisch in dit kijkje achter de scher men: het noodlot van een kunst die wanhopig naar inhoud zoekt. Maar Wassermann is moedig en sterk genoeg om dit fatum te trotseeren, het aan zwakkeren overlatend hun onmacht door handig heid te verbergen of koren te dragenopdemolentjes «ener lichtgeloovige gemeente, die maar al te gaar ne het oor leent aan valsche profeten. Ieder werk van zijn zoo dapper aangevangen ?cyclus bracht een nieuw bewijs van zijn kracht, al bleek tevens steeds duidelijker de noodlottige onwil der Muzen. In Wendekreis I komen een of twee novelles voor ?waartegen ik allerlei bezwaren had, maar die mij toch dadelijk de zekerheid gaven dat ik later nog wel eens naar dat boek zal grijpen om er die enkele' bladzijden in na te slaan, iets wat mij bij de hedendaagsche Duitsche litteratuur maar zelden over komt. . Van het tweede deel zou ik dit al niet zoo stellig meer durven zeggen, ofschoon de beknopte roman Oberlins drei Stufen", met zijn telkens weer hoog aangolvende doch snel verx loeiende conflicten schijn-spanningen en syncopen en zijn interes sante omkeeringen van oude motieven, mij bij de eerste lezing zeer boeide. Daar is thans bij gekomen de forsch gebouwde en vastomsloten roman: Ulrike Woytich". En vooral dit laatste boek heb ik in spanning gelezen, voortdurend het oogenblik verwachtend, waar op ik zou uitroepen: Het kón immers niet anders! Wie zóó goed begrijpt hoe een meesterwerk ont staat, wie zóó compositie en detail beheerscht, naar het voorbeeld der groote meesters, moét ten slotte de weerbarstige Muze kunnen dwingen om in te gaan" Maar dat oogenblik is niet gekomen. Toch is, ondanks deze teleurstelling, mijn eer bied voor een dergelijk werk te groot om het op «én lijn met de doorsneê-litteratuur te behandelen. Men kan zulk een grootsche poging slechts toetsen aan de hooge eischen, die de schrijver zich zelf heeft gesteld. Wanneer de vijfentwintig-jarige offiwersdochter Ulrike Woytich in 1881 zonder geld naar Weenen komt om haar fortuin te maken, weet zij zich daar in te dringen bij het gezin van den anti quair Mylius, waar zij al spoedig allen, behalve de jongste dochter Josephe, in haar macht krijgt. Geen middel is haar te gemeen. Zij misbruikt zoo wel den wereldschen zin van Josephe's zusters als de zinlijkheid van haar broeder: Ulrike erkannte die Entartung, die wie Brand im Fleische war; aus gesundem Bürgertum schwörte es hervor". Op haar sluwe, voorzichtige wijze verovert zij langzamerhand de uitverkoren plaats, die Jo sephe in het hart van haar moeder inneemt. Daar na moet de gierige vader het ontgelden. Ulrike vemoedt zijn geheim. Zij weet Mylius, door hem voortdurend te prikkelen, er toe te brengen haar te verraden, wat hij zelfs voor zijn vrouw steeds heeft verzwegen: zijn onmetelijken rijkdom. Zoodra Ulrike haar vermoeden bewaarheid ziet, overreedt zij Mylius' vrouw dat het haar plicht is het gezins leven overeenkomstig dezen ter elfder ure ontdek ten welstand in te richten. De kinderen steunen haar bij dien eisch. Alleen Josephe wordt buiten het complot gehouden. Om Mylius te dwingen helpt Ulrike diens vrouw aan een groote geldleening. Mylius leeft voortaan als een schuwe vreemdeling in het groote nieuwe huis, waarin zich weldra de mondaine gasten ver dringen. Hij is een gebroken man, machteloos overgeleverd aan de vampyr, die hem, met zijn geld, zijn bloed heeft uitgezogen. Hij kan niet meer werken; het heeft voor dezen gierigaard geen zin kapitaal op te hoopen, nu zijn huisgenooten het geld door hun vingers laten stroomen. Hij overleeft zijn nederlaag niet lang en Ulrike, die hem geen oogenblik met rust heeft gelaten, kan als eerste winst een klein legaat boeken. Meer dan van den aartsgierigen Mylius verwacht zij echter van diens vrouw. Om haar handen vrij te krijgen zorgt zij er voor, dat de beide oudste doch ters spoedig worden uitgehuwelijkt. De zoon Lothar, wiens maitresse zij is geweest, zoolang zij het noodig vond hem aan zich te binden, kan nu den weg op gaan dien zijn perverse natuur hem aanwijst. Het is voldoende hem daartoe in aan raking te brengen met een harer minnaars, Eduard Meiander, een parvenu als zij zelf, wiens onver woestbare natuur tegen alle uitspattingen bestand is. Als Lothar, ten gevolge van een zedenschandaal, genoodzaakt is het land tijdelijk te verlaten, blijft alleen Josephe over. Maar ook haar weet Ul rike ten slotte onschadelijk te maken door haar huwelijk met Meiander tot stand te brengen. Hier gaat de schrijver wat al te ver. Het is waar dat Ulrike en Meiander Josephe's moeder, die te midden der ongewende weelde haar stuur al meer is kwijt geraakt, zoo in hun macht hebben, dat deze haar dochter geen rust laat. Maar het blijft niettemin onaannemelijk, dat de zuiver voelende Josephe in dit huwelijk zou berusten uit wanhoop over het gedrag van haar moeder,die Ulrike's bijzijn boven het hare verkiest. Kort na dit huwelijk sterft de moeder en in haar laatste oogenblikken begrijpt zij plotseling hoeveel ellende de intrigante over haar gezin heeft ge bracht. Zij vraagt Josephe om vergeving en gebiedt Ul rike het huis te verlaten, waarop Ulrike het veld ruimt met alles wat van Mylius' goud aan haar vingers is blijven kleven. Hoe zij verder intrigeert om de rijke speculante te worden, die vijf-en-dertig-jaar later omstreeks, 1920 weer hebzuchtig in Josephe's ven ingrijptr kan men zich wel voorstellen, al laat (ie schrijve dit langdurige intermezzo nagenoeg onbesproken. k Ulrike is in dien tijd oud,leelijk en vrekkig geGRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie Agent General: JAGER QERLINGS, Haarlem JAKOB WASSERMANN worden. Niemand nadert haar met liefde en die haar voor een hongerloon dienen, reikhalzen naar haar nalatenschap. Josephe, die met haar fijn gevoel het meest onder Ulrike's intrigues heeft geleden, is thans vrij. Haar man die het tot adelstand en grooten rijkdom bracht, stierf in de armen van een prostituee. Haar eenige zoon heeft, toen zijn moeder weigerde langer zijn uitspattingen te bekostigen, wissels vervalscht. Hij vlucht naar Amerika en laat een dochtertje, Fanny achter. Josephe neemt dit meisje, dat een aangenomen naam draagt, bij zich op haar buiten verblijf, zonder het echter als haar kleindochter te erkennen. Zij vreest dat dit kind van een cocotte en een misdadiger nieuwe schande over haar zal brengen en wil het mooie, maar buitensporige meisje eerst goed leeren kennen. Ulrike Woytich, die een landhuis in de omgeving bewoont, ontmoet Fanny op een wandeling. Zij gaat zich hechten aan het kind, dat haar vaak in het geheim komt bezoeken, aangelokt door een prachtige pop, die nog uit Mylius' antiquairszaak afkomstig is. Maar ook deze liefde, de eerste in Ulrike's leven, kan haar vampyrnatuur niet overwinnen en als zij bij een beurs-catastrophe haar geheele vermogen verliest, ontaardt haar genegenheid in een waanzin nige begeerte. Nu haar alles ontnomen is, wil zij tenminste dit kind bezitten. Fanny, verward door Ulrike's heftigheid en gekrenkt door Josephe's hooghartig afwachtende houding, vlucht de bergen in. Een ongeluk wordt gevreesd. Josephe, die zelf bij het reddingswerk aanwezig wil zijn, komt in de berghut, waa>men het meisje bewuste loos heeft binnengedragen. Wanneer zij alleen met Fanny is achtergebleven, terwijl de mannen hulp gaan halen, verschijnt de half waanzinnige Ulrike om het kind voor zich op te eischen. Josephe verspert haar den weg: Ulrike preszte die Lippen zusammen. Ihre Hande zitterten. Und wenn es selbst entscheidet, das Menschlein, selbst zwischen mir und dir entscheidet V" fragte sie mit einem furchtbaren und trostlosen Lauern im Bliek. Josephe schaute sie an und erkannte dasz Wort zu Wort um Weltenweite nicht traf. Ihr war, als schaue sie in einen bodenlosen Abgrund. Aber als sie schaudernd sich davon abwenden wollte, erfaszte sie der Jammer der Kreatur und sie verhüllte ihr Gesicht. Da war hinter ihr eine Bewegung und als sie sich umkehrte, lag Fanny mit groszaufgeschlagenen Augen da und lachelte sie matt und noch wie betaubt an. Unwillkürlich beugte sie sich herab, und das Kind schlang in herzgelöster Hingabe die Arme um ihren Hals und schmiegte den freudigbebenden Körper drangender und immer drangender an ihre Brust. Als Ulrike dieses sah, wandte sie sich still und ging". Zooals reeds uit de inhoudsweergave kan blijken, is in dezen roman geen gebrek aan handeling. Zelfs waar de schrijver noodgedwongen gebeurtenissen uit het verleden moet mededeelen, geschiedt dit gewoonlijk nog in sterk gedramatiseerde dialoog scènes. Met bespiegeling of ontleding houdt Wasser mann zich in dit boek zoo weinig mogelijk bezig. Ulrike heeft, zooals zij zelf zegt, gelukkig geen tijd om haar doen en laten na te pluizen, zij is voortdurend agressief bedrijvig en haar activiteit komt ongetwijfeld aan den roman ten goede. Men ontkomt echter niet aan den indruk dat Wasser mann dit maar al te goed wist toen hij zijn onderwerp koos. En waarschijnlijk is die al te bewuste keuze noodlottig geworden voor zijn boek, dat over het geheel meer de eigenschappen vertoont van bui tengewoon knap maakwerk, dan van een levende schepping. Het blijkt duidelijk dat Wassermann zijn gegeven episch heeft aangevoeld. Hij ziet, zooals hij zelf in zijn inleiding zegt, in de figuur van Ulrike Woy tich etwas wie einen Kronzeugen", een gestalte die die ganze Sphare (de Duitsch-Oostenrijksche tusschen 1870 en 1920) erhellte, den Gang der Begebenheiten verstandlich und geheime Verkettungen offenbar machte". Maar dan voegt hijdaaraan toe: Sie selbst erklarte nichts; das ist nicht die Art solcher Gebilde; sie verharren auch als weisende Geister inihremeinmal für immer angewiesenen Lebenskreis; sie entfalten sich nur durch ihr Tun und Sein". Inderdaad, Ulrike Woytich blijft een op zich zelf staande, en dus eer dramatische dan epische, figuur. Haar Tun und Sein" staat in geen enkel verband met de sfeer harer omgeving. Zij kan daarom ook geen licht op deze schimmen werpen. Zelfs Josephe, die vooral in het tweede deel van het boek sterk naar voren moet komen, blijft een zeer zwakke creatie in dezen dramatischen monoloog" in twee bedrijven, met een pauze van vijf en dertig jaar en een apotheose aan het slot. Het tweeslachtige van deze methode wreekt zich onophoudelijk, wat natuurlijk niet aan de methode ligt maar aanhetontbrekenvandenalleenbetrouwbaren wegwijzer, de zuivere inspiratie. Voor de zooveelste maal blijkt hier weer dat men methodes wel uit meesterwerken kan afleiden, maar niet omgekeerd, en dat zonder de ware bezieling, zelfs een scherpzinnig theoreticus als Wassermann het spoor bijster raakt. Ongetwijfeld is hier een spannend verhaal tot stand gekomen, een boek dat het lezen wel waard is. Maar meer dan bij middelmatiger werk valt ook de nadruk op het groote gebrek der hedendaagsche Duitsche litteratuur: haar gemis aan bezieling. Bij de dii minores verschuilt dit gebrek zich ge woonlijk achter allerlei min of meer interessante maskers, bij de besten, waartoe Wassermann ongetwijfeld behoort, vertoont het zich als een gapende wonde. Dit mag ons er echter niet van weerhouden iedere ernstige poging om het onbe reikbare nader te komen, bewonderend gade te slaan. Men moet Ulrike Woytich" lezen en trach ten er zooveel mogelijk goeds uit te halen ! CHR. DE GRAAFF Levensverzekering Maatschappij fl A A Jtt L, E Jtt" W II » o n ft p l c i 11 It DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl