De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 februari pagina 8

23 februari 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2436 f VANJCHAICKV ! MEUBELTRANSPORT-MI BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITENLANDSCHE j TRANSPORTEN l OVERBRENGEN y.MEUBILAIR OOKPER AUTOTAPISSIEBE BOOTMSTRAAT, UTRECHT. TEL163 geheel Compleet '/15 P.K., 4 pi. 15/20 P.K. 6 pi.. 20/30 P.K., 6 pi. f 3500.?f 5200.?t 6200. J. LEONARD LANG, AMSTERDAM l BIJKOMSTIGHEDEN exin De journalistenvereeniging heeft feest gevierd, en toen ik de verslagen daarvan las, moest ik er ineens aan denken, dat er (hoe dikwijls men ook het tegendeel moge hooren beweren) ten opzichte van zichzelf toch eigenlijk geen bescheidener menschenras bestaat, dan juist de mannen, die ten opzichte van anderen, door hun vak dikwijls ge dwongen worden, onbescheiden te zijn. Hoe weinig wordt er tenslotte over journalisten en hun presta ties geschreven ! Ze zouden het immers zelf moeten doen, want de menschen, die niet tot de pers" hooren en toch in een courant schrijven, zijn uiterst zeldzaam, en dan hebben ze het meestal nog over zeer speciale onderwerpen en komen er niet toe hun dankbaarheid uit te spreken voor die stille werkers, die ochtend en avond bij ons op bezoek komen en tot ons spreken, met wie we tweemaal per dag geestelijk contact hebben en die mis schien wel meer tot onze vorming bijdragen en meer invloed hebben op onze meeningen dan onze naaste omgeving. Nu weet ik natuurlijk wel, dat de heele wereld vol is van stille werkers", die zich voor ons in spannen, die ons iets kostbaars geven, en over wie toch niemand het in zijn hoofd krijgt om een artikel te schrijven: de brave mijnwerker bijv., die de anthraciet heeft gedolven, waarmee ik op dezen kouden Zondag mijn kacheltje gloeiend stook, is zeker evenveel hulde waard; maar het groote onderscheid is, dat die kolendelver zelf niets met publiciteit en roem te maken heeft, terwijl een journalist voortdurend lauweren present doet, zonder ze ooit zelf te oogsten. Want hij is de naamlooze, Ie Dièu inconnu", die zijn zon laatschijnen of zijn banbliksem slingert, zonder dat iemand den machtige met het oog ontwaart; hij vertoont (om een genoeglijker vergelijking te maken) groote overeenkomst met onzen Sinterklaas, die onzicht baar, van achter de deur, ons met pepernoten of met suikeren beestjes verrast, maar ook, van uit de schoorsteen, met dreigende stem onze tekort komingen afroept en aan zijn gard herinnert. Er is een strooming om die anonymiteit af te schaffen, om het misbruiken ervan tegen te gaan. Maar mij dunkt, dat daarmee voor de goede, voor de beste journalisten het vak een groote charme zou verliezen. Ik zou juist liever willen, dat wij, schrijvers, ook weer tot dat naamlooze bestaan terugkeerden. In plaats van elke broodmand en elk slabbetje te signeeren, zouden we beter doen allemaal gewoon het werk, dat we kunnen, zoo goed mogelijk af te leveren en het dan de wereld te laten ingaan, zooals onze adem van ons uitgaat; die nooit bij ons terugkeert engeenmerkteekenvan ons meedraagt. Dan zou niet meer elk boek van Ina Boudier-Bakker onmiddellijk gekocht wprden, om haar naam; maar men zou zoo'n ongeteekend boekje in handen nemen en beginnen te lezen en geboeid worden en schreien en lachen en zeggen: Ach, maar dat moet van dezelfde zijn, die Het Spiegeltje" schreef; ik herken de klank van haar stem". En dat lijkt me dan een veel dieper en wezenlijker roem, dan de glorie van een naam, die in de mode is. Om nog niet eens te spreken van het belang van het nieuwe kunstwerk, datnoggeboren moet worden, als de persoon van hen, die iets tot stand hebben gebracht, in het duister blijft, en dus niet wordt lastig gevallen met vragen om trent haar meening over duizend en een aangelegen heid, of met opdringerige bewondering en genegen heid, die haar verhindert in rust naar het leven en zichzelf te zien. Deze voorrechten bezit de journalist, die als een gewone meneer zonder iets, dat imponeert of opvalt, in den schouwburg zit of naar een lezing luistert, en wiens oordeel den volgenden ochtend door duizenden zal worden gelezen, geloofd en later, onderbewust, als eigen meening gelanceerd: want wanneer twee menschen samen debatteeren, zijn het meestal twee kranten, die met elkaar in het geding komen; wie dezeljde courant lezen, vinden ook dezelfde dingen gek en dezelfde dingen goed. Het viel me laatst weer bizonder op, toen ik van een Duitsche tooneelvoorstelling in een stampvolle tram naar huis reed: ik herinnerde me vaag, dat de kundige Haagsche redacteur van de N. R. C. er iets over geschreven had, maar ik meende niet meer te weten wat het was geweest; ik had in de zaal een klein polemiekje gehad met iemand, die het Volk" leest en hem uitgelegd, dat men dit alles natuurlijk symbolisch" moest opvatten.... en nu opeens hoorde ik van alle hoeken van de tram het ruischen: symbolisch", maar het is natuurlijk symbolisch", begrijp je: het is geen realiteit, maar symbolisch".... Ik had de lezers van de N. R. C., die de anderen zoo hartstochtelijk zaten te onderrichten, er zóó uit kunnen pikken, en ik begreep toen tegelijk, waar ik mijn onmiddellijk geformuleerde meening vandaan had gehad, en toen dacht ik: wat een macht, en wat een verant woordelijkheid van dien ongenoemde, die een woord neerschrijft, dat wordt opgevangen en onmiddellijk als door duizend echo's herhaald,. Dit moet zijn bestaan dan ook zoo uitputtend maken: het weten, hoeveel er, vooral voor uit voerende kunstenaars, afhangt van het oordeel van de krant", en daarom nooit eens moe mogen zijn, nooit eens kribbig, nooit eens mogen zeggen: ik heb er genoeg van"; maar altijd maar weer zijn best doen zijn ziel kleurloos te behangen", zooals van Deyssel het heeft genoemd, en zoo in zich op te nemen, wat anderen hebben te geven. Of er 's middags een vermoeiende raadsvergadering is geweest, een drukke en benauwde opening van een tentoonstelling of een jubileum-receptie, toch 's avonds weer fleurig naar den schouwburg gaan, zich niet ergeren aan de lange pauzes en het gedoe van de menschen om hem heen, voor wie zijn werk een avondje uit" beteekent, zich niet laten inzakken, maar aldoor er bij zijn en dan laat in den nacht, op het jachtige bureau, zich even volOLDENKOTT* TABAK HOG STEEDS DE BESTE komen concentreeren, zich rekenschap geven van zijn indrukken, eventueel in aanmerking nemen, dat men persoonlijke zorgen of persoonlijke grieven te verwerken heeft, die men van een minder apprecieerend oordeel over het gehoorde of geziene moet aftrekken en dan een kort pakkend woord schrijven, waar de duizenden, die morgen t'risch en uitgerust aan de ontbijttafel zullen komen, iets aan hebben. Dat de ras-journalisten dit sloopende werk meest al toch zoo lang en zoo goed volhouden, danken ze aan hun echte liefde voor het vak. Meen niet. dat een correspondent, die veel in de courant schrijft dan ook per regel of misschien zelfs per woord betaald wordt! Bij deze categorie van ar beiders is goddank nog het steeds zeldzamer wordende idealisme te vinden, dat noch duiten, noch eigen glorie zoekt, maar dat, ongenoemd en er niet expresselijk voor gehonoreerd, zich inspant en meer dan zijn plicht doet, omdat hij houdt van zijn werk, en de eer van zijn courant en zijn stand" hoog houdt. A N N I E S A L O M O N S SPMAMSOH, E M O EL* C H, FKAH9GH, DUiTSOH mto. Borlitz-School HomrmngrmoM 4B1 Tel. 43288 Prtct. Ooderwfli door boltenl. Leeraren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl