De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 maart pagina 1

1 maart 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 8437 Zaterdag l Haart A°. 1934 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VÓÓR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10. *Q vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie : Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentlën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent DE BETEEKENIS VAN DE KROON Het beloop van de jongste Kabinetscrisis en vooral de ongewone wijze, waarop zij werd opgelost, zal menigeen hebben doen be seffen, dat de beteekenis van de Kroon in ons staatsbestel hooger moet worden geschat, dan dikwijls geschiedt. In den gewonen loop van zaken blijkt daarvan niet veel. Van den uitslag der verkiezingen hing het tot dusverre meestal af, of er een ministerie uit de rechter-, dan wel uit de linkerzijde werd gevormd. Bij de volksvertegenwoordiging berust de macht om wetten en begrootingen goed te keuren. Zoo blijft er, althans in de dingen waar het opaan komt, weinig speelruimte over voor de macht der Kroon. Zij kon zich doen gelden bij het mondeling overleg met de ministers over gewichtige staatsaangelegenheden, maar daarvan pleegt niets uit te lekken. In hoeverre een minister, bij de voorbe reiding van een wetsontwerp, gevolg geeft aan opmerkingen of wenschen van de Kroon, in hoeverre hij met deze laatste rekening houdt bij de voordracht voor benoemingen, verneemt de buiten wereld niet; eerst veel later, na den dood van een souverein, kan men uit gedenkschriften of brieven van staatslieden iets te weten komen over den persoonlijken invloed, dien een monarch heeft uitgeoefend of getracht heeft uit te oefenen. Zoodra echter de gewone loop der dingen wordt verbroken, kan de beteekenis der Kroon plotseling veel grooter worden, en al blijft ook dan aan de buitenstaanders verborgen, hoever zich haar invloed heeft uitgestrekt, zij weten dan toch, dat die invloed zich kan doen gelden. In groote rijken hebben souvereinen, die overigens hunne taak naar constitutioneele begrippen opvatten, de buitenlandsche politiek dikwijls als het terrein beschouwd, dat ruimte liet voor hun persoonlijke werkzaamheid. Bij ons is dat zelden gebeurd, omdat wij vóór den oorlog met de groote wereldgebeurtenissen weinig te maken hadden. Tijdens dien oorlog is echter ook onze Regeering voor beslissingen gesteld, waarbij de persoonlijke meening der Koningin, zoo zij al niet den doorslag heeft gegeven, dan toch niet zonder uitwerking is gebleven; met name schijnt dit te gelden voor enkele gewichtige beslissingen, die in den vóórzomer van 1918 zijn genomen. Ook na den oorlog hield deze vermeerderde beteekenis van de Kroon aan. En wel ten gevolge van de veranderingen op het gebied onzer binnenlandsche politiek. Zoolang bij ons uit den stembusstrijd afwisselend een linksche of een rechtsche meerderheid te voorschijn kwam, die beiden een regeering konden vormen, mocht de Kroon misschien een enkele maal invloed op de samenstelling van een ministerie uitoefenen door een bepaalden persoon te weren of naar voren te brengen, maar gesteld al, dat dit soms gebeurd is de staatkundige richting van het ministerie werd niet door de Kroon bepaald, maar door de kiezers. Anders werd het, toen links, al won het bij de stembus, niet meer in staat was een ministerie samen te stellen, wegens te groot ver schil van meening tusschen de tot links" gerekende partijen. Dit deed zich het eerst voor in 1913, toen Dr. D. Bos zijn opdracht moest neerleggen, omdat de sociaal-democraten weigerden deel uit te maken van de regeering. Thans zouden zij geen principieel bezwaar meer daartegen hebben; maar al behaalde links weer een meerderheid bij de verkiezingen, dan toch zou er nu uit de linksche partijen geen ministerie meer kunnen worden gevormd, omdat zij in kwesties van sociale politiek scherp tegenover elkaar staan. Ook de eenheid bij rechts is verbroken, zooals de gebeurtenissen van de jongste maanden hebben aangetoond. Hoewel rechts in beide Kamers over een groote meerderheid beschikt, scheen het geruimen tijd niet mogelijk, dat het aan de regeering zou blijven; slechts het machtwoord van de Kroon heeft het ministerie-Ruys bestendigd. Juist het gebeurde bij de jongste crisis zal menigeen duidelijk hebben gemaakt, dat de Kroon nog iets meer is dan ornament" of vliegwiel" en dat de beteekenis van de Kroon ook in de naaste toekomst eerder zal rijzen dan dalen, nu, zoowel door het gemis aan samenhang bij rechts en bij links, als ten gevolge van de werking van het stelsel der evenredige vertegenwoordiging, de uitspraak van de stembus niet aan de Kroon een vasten weg voorschrijft, dien zij moet bewandelen bij het verleenen van een opdracht tot samenstelling van een ministerie, maar er verschillen de wegen open blijven, door verschillende combinaties van politieke partijen een regeering kan worden gevormd. Juist omdat er een keuze overblijft uit verschillende oplossingen, die elk op zich zelf een kans van slagen bieden, zal de macht van de Kroon toenemen. Van de Kroon en van hare raadgevers. Die raadgevers behooren te zijn: de voorzitters van de beide Kamers, de vice-president van den Raad van State en de leiders der politieke partijen. Ook van Staatsraden in buitengewonen dienst kan het advies worden gevraagd. Maar de drager van de Kroon zal zich, wanneer de adviezen uiteenloopen en dit zal dikwijls het geval zijn een eigen meening moeten vormen, of zich daarbij moeten laten leiden door iemand, in wiens raad hij het meeste vertrouwen stelt. Hoe grooter de macht van de Kroon wordt, des te meer komt het aan op de persoonlijke meening van den souverein, op zijn in zicht in het belang van den Staat een inzicht, dat zich bij hem mede heeft gevormd onder den invloed van zijn opvoeding, van zijn omgeving, van zijn vertrouwden, van de denkbeelden van anderen, die hij, al of niet met instemming, heeft leeren kennen. In Engeland placht men dan ook vroeger zulk een invloed toe te schrijven aan de omgeving van den souverein, die soms wisselde, naarmate de Tories of de Whigs aan de regeering kwamen. De constitutioneele practijk bracht daar mede, dat een regeerende Koningin zich moest schikken naar de wenschen van den Eersten Minister ten opzichte van de personen harer hofdames. Bekend is het conflict, dat in het begin der regeering van Koningin Victoria ontstond -?de kwestie van de ,,Ladies of the Bedchamber" toen zij weigerde te voldoen aan het verlangen van Sir Robert Peel, dat zij althans een deel van hare hofdames, die tot dusverre allen tot families van de Whig-partij behoorden, zou vervangen door dames uit de kringen der Tories. Zij zette haar zin door, en Peel legde zijn opdracht neer; het Whig-ministerie van den door haar zoo vereerden Melbourne bleef aan. Maar in later jaren heeft Koningin Victoria meer dan eens te kennen gegeven, dat zij haar houding in dit conflict betreurde. Heelemaal een beuzeling was die kwestie van het personeel der hofhouding dan ook niet. Aan de practijk, die wij noemden, lag de gedachte ten grondslag, dat een Koningin, meer dan een Koning, afhankelijk is van de naaste omgeving, omdat een man meer in aanraking komt met verschillende kringen van de maatschappij; een Prins studeert aan een hoogeschool of dient in het leger of op de vloot, en leert reeds daardoor meer van de wereld kennen dan een Prinses, die hoofdzakelijk in een vrouwelijke omgeving is opgevoed en uitsluitend heeft omgegaan met personen uit de hoogste klassen. Wiemand zal er bij ons aan denken, de Engelsche gewoonte te willen overnemen en het personeel van de hofhouding te laten varieeren met wisselende ministeries. Het zou ook tot zonderlinge consequenties kunnen leiden ! Maar wél zal menigeen den wensch deelen, vooral nu de be teekenis van de Kroon als wassende moet worden beschouwd, dat de draagster van de Kroon meer aanraking zoeke met andere kringen dan die, welke haar het naast staan, en zich, buiten de officieele gelegenheden om, de mogelijkheid verschaffe van een ongedwongen onderhoud met mannen en vrouwen, die als de werkelijke vertegenwoordigers" van ons volk kunnen worden beschouwd, om zich te vrijwaren voor de eenzijdigheid, die ook voor haar uit opvoeding en omgeving zou kunnen voortvloeien. KERNRAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl