Historisch Archief 1877-1940
r-,
No. 2437
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDJERLAND
.11
REGENTIJD
VROUWENLEVEN IN
DUITSCHLAND
Het schijnt me altijd, dat er hier van de
studee; rende vrouwen een groot aantal in de medicijnen
is aangeland. In elk stadje al is het ook heel
klein vind je meestal wel een vrouwelijk arts
en zeker een tandarts.
Of ze altijd praktijk hebben, is een andere vraag.
Ik weet een vrouwelijk tandarts, die op haar
: spreekuur altijd maar kousen stopt voor de heele
familie. Want ze wil toch thuis zijn voor een
mogelijke patiënt.
Ze draagt echter zelfs buiten haar spreekuur
meestal haar witte jas. De twee witte jassen,
die ze nog heeft, zijn eigenlijk haar eenige
behoor? lijke kleed ing.
Ze is een uit de velen. Want de intellectueelen
1-hebben-het hier al heel treurig. Tenzij ze een bij
verdienste, bijv. handel, hebben, die dan eigenlijk
hun hoofd- of eenige verdienste is.
En tanden repareeren laten is toch een luxe.
Ja, een tandarts zal zeggen: het is een noodzakelijk
heid, maar er zijn toch noodzakelijkheden en nood
zakelijkheden. En ik begrijp best, dat iemand, als
hij kiezen moet tusschen een kiezenreparatie en
eenige brooden, de maagvulling kiest boven de
tandenvulling.
De Vrouwelijke ambtenaren en onderwijzeressen
hebben het hier ook niet gemakkelijk. Ze moeten
voortdurend hun geld beleggen", dat wil zeggen
zaakwaarden" koopen of speculeeren. Meestal
speculeeren ze in zaakwaarden en combineeren
zoo de twee begrippen. Zeep is een zeer geliefd
artikel. Maar zelfs zeep koopen is niet zoo gemak
kelijk voor een vrouwelijk ambtenaar. Want de
meeste winkels openen niet voor negen en sluiten
om elf of twaalf uur al voor de middagrust. Dan
gaan ze 's middags om drie uur (en soms pas om
vijf uur) weer open tot zes. Zoodat een vrouwelijk
ambtenaar dus bijna geen tijd heeft om haar geld
te besteden en meestal op hulp is aangewezen,
die ook vaak niet belangeloos is. Want al dat geld
beleggen" en speculeeren heeft de menschen wel
wat erg geleerd om op alles te willen verdienen.
Zorgen der huisvrouw. Laat ik u eens het menu
. noemen in de meeste arbeiders- en
middenstandsgezinnen.
's Morgens koffie met een snee droog, bruin
brood. Koffie noemt men dit brouwsel misschien,
omdat men vroeger op dezen tijd koffie dronk. Men
kan dit mengsel ook drinken met melk en suiker.
En suiker is er nog wel eens melk meestal niet.
Het bruine brood- was een tijdje geleden heel
slecht is nu veel beter. Boter is te duur, verleden
jaar was marmelade nog goedkoop, die is nu ook
duur, zoodat het brood droog is. En de kinderen
zouden meestal nog wel graag een tweede of derde
snee hebben.
Om pl.m. half elf, als het lijden kan, nog q£ns een
snee brood ; de schoolkinderen krijgen de droge
snee mee in hun schooltasch. Echter is voor de
meesten die half elf-snee al afgeschaft.
Om twaalf uur soep, soms gaat er een beentje in.
Meestal is het echter water met wat griesmeel.
Daarbij een snee droog brood,
Om vier uur hetzelfde als 's ochtends en 'savonds,
hetzelfde als om 12 uur.
'sZondagsmiddags misschien wat longenragout
met een paar aardappelen.
En dan nog nooit zooveel eten als men wil.
Kleeren zijn ongeveer tweemaal zoo duur als in
Holland, schoenen wel driemaal zoo duur. En de
loonen en salarissen zijn lang geen vredesloonen.
De groote ellende van den laatsten tijd is wel het
rekenen met Ooldmark. En men rekent voorname
lijk met de koers van New-York, die soms drie
maal zoo hoog is als de ambtelijke koers hier.
Vandaar, dat men komt tot ongeveer drie maal
de vredesprijs.
Als nu het inkomen van het gezin ook gebaseerd
was op de New-Yorksche koers, maar dat is meestal
gebaseerd op de papiermark.
En dat heeft de gezinnen van arbeiders en mid
denstand beroofd van'het allerlaatste beetje wel
stand, wat ze nog hadden.
Och, denk u eens in over de zorgen der huisvrouw
hier, die het koffiesurrogaat nog graag drinkbaar
maakt en die geen kans ziet de schoenen pp
Ooldmarkprijs te laten verzooien.
En hoe het mogelijk is, dat hier nog een betrek
kelijke zindelijkheid is, is me een raadsel. Want de
zeep is zoo duur.
Regenmantel voor kleine meisjes van ondoor
dringbare gabardine, met een afknoopbare cape.
Het mutsje van dezelfde stof. Manchetten en
mutsrand zijn van gestreepte stof in bijpassende
kleuren gemaakt. De mantel kan desgewenscht
langer worden geknipt.
En zeep is hier het eenige waschmiddel.
Bleekpoeder, blauwsel en wat men elders alles bij
wasschen gebruikt, is al lang veel te duur of niet te
krijgen. Alle waschgoed heeft hier dan ook, zelfs
als het schoon is, een grijsachtige kleur, die we
hier wit noemen.
Het lijkt wel, of ik toch weer bij de medicijnen
terecht moet komen. Want net hoor ik van een
verpleegster, :flie zoo graag als dienstmeisje naar
Holland wil en ik lees een advertentie van een
vrouwelijk arts, die zich aanbiedt als
kinderjuffrouw.
En zijn deze twee: verpleegster-dienstbode,
arts-kinderjuffrouw niet de energieke typen, die
het leven durven nemen, zooals het is en niet,
zooals ze het zich hebben gedroomd?
Murman, Bayern. NINE MINNE M A
GEVEN OF NEMEN ?
III
Als wij 's zomers naar buiten gaan en wij weten,
dat we daar onze maaltijden, onze avonden en de
regendagen zullen moeten doorbrengen in een
kamer, waar de stoelen netjes langs den muur staan
en altes zoo keurig en stofvrij is, als we dat maar
kunnen werkchen.... dan zorgen we wel, in onzen
koffer wat boeken mee te nemen, een gezellig"
handwerk, 'n enkelen mooien lap en een aardig,diep
gekleurd pulletje. En als we aankomen, bestem
men we dadelijk 'n plekje als ons zithoèkje en
schikken onze schatten om ons heen, zödat we ze
goed kunnen zien. We laten onzen jersey op
'n stoel liggen en onze wandelstok staat niet toe
vallig vergeten" in een hoek. En als dan nog wat
langs den weg geplukte bloemen vóór ons staan,
dan zijn we volmaakt tevreden.... we weten
dat we 't hier goed zullen hebben.
Zöleven onze kinderen temidden van ons;
het is hun eenzaamheid en hun kracht. Overal
waar ze bij ons komen, even maar weggeloopen
uit hun speelhoekje, daar brengen ze iets mee van
hun eigen dierbaar bezit, om zich eraan te kunnen
verheugen in deze andere wereld, waar ze zich
soms zoo vreemd voelen, al is 't er heerlijk veilig
en worden ze er trouw verzorgd. Hoe klemmen
ze het in hun vuistje: het kleine smoezelige beertje,
'n plaatje en 'n kleurig stukje lint; het is alsof ze
zich sterker voelen nu ze het bij zich hebben....
en dadelijk staat hun fantasie klaar om zich met
die enkele meegebrachte schatten het eigen kin
derrijk weer op te bouwen. Dan wijkt hun schuch
terheid om het kleine, bescherming-zoekende hart;
dan sluiten ze zich af in de gelukkige sfeer, waar
onze verbazing, en onze goed-gemeende glimlach
hen niet kan verontrusten.
Want ons kind is zoo bescheiden; het meent nog
altijd dat wij verstandig zijn; het hoopt nog altijd
bijna wanhopend?datjiet toch ook eenmaal
ontvingen de nieuwe dessins
LINOLEUMS
groot en dus wijs zal worden. Maar nu bevreemdt
hem nog zooveel en is hij bang voor onze kritiek.
Neen, hij laat ons niet toe in zijn wereld van har
monie: wij passen daar niet. Daar kent en weet hij
alles, het onbegrijpelijke heeft er geen plaats;
daar wordt alleen datgene opgenomen wat fcich
aanpast aan zijn gevoel, aan zijn verlangen riaar
schoonheid. Want het kind is een kunstenaar,-een
schöngeist", een van die echt gelukkigen, die
alle minderwaardigheid eenvoudigweg ontkennend
zich een eigen wereld heeft geschapen, waar wat
hem lief is verheven wordt in een bijna
bovenmenschelijke atmosfeer, omgeven door het eeu
wig-glanzend aureool zijner verrukking. Z
als een kind bewonderen kan, zöals het in vol
komen aandacht zit gebogen over een kiezel
steentje en in roerenden ernst de fijne aderen ervan
kan volgen met zijn vingertje, zöplechtig en in
volle overgave bewondert alleen de innig-gevoelige,
de kunstenaar.
Laat ons hem dan zijn eenzaamheid gunnen;
hij vraagt ons niets anders. Totdat in matelooze
vreugde hij ook in onze oogen de bewondering
ontdekt om het eerste, in den tuin ontloken
bloempje, of wij tezamen liggen neergeknield bij
het nestje jonge poezen, wier velletjes zözacht
zijn, zözacht als dons. Totdat wij komen aan
dragen met iets wat zijn wereld kan vermooien en
zijn lieve oogen ons niet loslaten, nu zijn eigen
gespannen verwachting al de feeën en kabouters
heeft wakker geroepen, die onze vertellingen zoo
heerlijk maken om naar te luisteren.
Dan voert hij ons jubelend binnen in zijn eigen,
gelukzalig land; dan mogen wij er vertoeven,
zelfvergeten, uren en uren lang.
F.n als we dan 's avonds 'n beetje verdrietig
ons meester maken van een berg naaiwerk,dat weer
moest blijven liggen als we zuchtend bedenken,
dat ons troepje toch ook al onzen tijd in beslag
neemt en dan nog het gevoel van te-kort-schieten
altijd weer bovenkomt.... dan voelen we 't als
een heerlijke openbaring: dat er n plekje op aarde
is, waar ons al onze feilen al bij voorbaat zijn ver
geven: het kleine hemelrijk, het rijk van onze
kinderen, waar we mogen binnenkomen, af en
toe....
MARTA C \RLIN
Dahlia's
Weeld'rig ontplooide,
Gloedvol getooide
Dahlia's, schitt'rend van tint,
Heffend uw kronen,
Als om te toonen,
Dat g'uw gelijke niet vindt.
Bruisend van leven,
Staat gij verheven,
Strekkend uw stelen, zoo slank;
Lofzang van kleuren,
Herfstige geuren,
Stijgend omhoog als tot dank.
Ziet men u stralen,
Ziet men u pralen,
Dan weet men 't najaar dichtbij;
Maar toch een glorie,
Licht van victorie,
Naglans van zomer zijt gij !
A. KLEI N?v. D. L E r i
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
HOOFIENS ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID