Historisch Archief 1877-1940
No. 2437
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
VAN TWEE RIJKEN
(Th. van Hoytema en Jozef
Israëls in het Stedelijk Museum
voor Moderne Kunst in den Haag).
Of het toeval of.opzet is, weet ik niet, maar het
feit is er even merkwaardig om. Het feit namelijk,
?dat men de herdenkingstentoonstelling van Jozef
Irsaëls slechts bereiken kan door het werk van
van Hoytema heen. Het is als een plechtige, traps
gewijze inwijding, waarvan wij pas later, als wij
den voor alle reflectie vereischten afstand tot
?onze emoties weer hebben gewonnen, de diepe
beteekenis beseffen.
Van Hoytema is allereerst de toovenaar, die
ons de wereld van planten en dieren ontsluit. Maar
dat niet alleen. Deed hij niet meer dan dat,dan zou
zijn werk niet die sterke aandoenlijkheid hebben,
die het kenmerkt. Neen, dit is het wonder, dat wij
die wereld, die hij ons ontsluit, niet betreden als
reizigers een vreemd land, maar dat wij die wereld
herkennen als onze eigen wereld. Het sterkst
is dit het geval met de teekeningen van het Leelijke
Jonge Eendje. Men bekijke b.v. aandachtig die
prachtige plaat, waarop het Eendje geteekend is,
zittend aan het groote veen, waar de wilde eenden
wonen. Hier bleef het rusten, want het was erg
moe en erg bedroefd".Wie kan deze teekening be
zien, zonder ontroerd te beseffen, dat wij allen, in
meerdere of mindere mate, zulke leelijke jonge
«endjes zijn, die slechts leven door het vertrouwen
?éns blanke zwanen te zullen worden? Empor zur
Sonne wollen wir alle.
Maar ook in andere dierenteekeningen lijkt ons
het diepste menschheidsleven verbeeld. Zoo is er
?een aapje, dat in zijn droevige gelatenheid aan den
Christus van Gethsémanédoet denken. En uit
?donkere uilenoogenstaart ons een zoo afgronddiepe
wijsheid tegemoet, dat wij plotseling begrijpen,
waarom de Grieksche wijsheidsgodin steeds met
«en uil werd afgebeeld.
Zeldzaam zijn ook de teekeningen van bloemen
en planten. Zóó reëel wordt ons de wereld van sleu
telbloem en doovenetel, zóó sterk gelooven wij in
haar en nemen aan haar deel, dat wij, met dat andere
bijtje, heel kalm tegen den behaarden, vierkanten
stengel opkruipen en juist wat honing uit de witte
lipbloem willen nippen, als een tegen ons
aanbonzende meneer de illusie verstoort en ons tot het
besef onzer gebruikelijke afmeting en existentie
terugbrengt. Maar onmiddellijk daarop zijn wij
weer geboeid door twee prachtige, witte exotische
vogels.
Zoo leidt de toovenaar ons rond door zijn rijk,
het rijk der natuur, dat toch ook ons rijk is.
Dit is de eerste trap onzer inwijding.
Maar dan komen wij in het rijk van den grooten
kleinen man, die van zijn oude volk den naam
droeg, en meer dan dat.
Bij de eerste schrede al komt een zonderlinge
ontroering over ons. Wij hebben het gevoel,
gewijden grond te betreden, en ik geloof, dat gén
bezoeker aan dat gevoel ontkomt. Wat is de oor
zaak van die ontroering? Is het vooral onze eer
bied en bewondering voor het groote kunstenaars
schap, voor het zeldzame schildervermogen van
den meester, die ons vervullen?
Neen, neen. Wij denken niet aan schilderen,
aan techniek. Wij denken gelukkig eens heelemaal
niet. Maar wij voelen de ontzaggelijke. liefde, het
ontzaggelijke mededoogen, die in dezen mensch
.moeten geleefd hebben.
Wat is het toch, dat ons bijna schreien
doet, in dien stillen uitdrager met zijn ko
peren kandelaars en zijn ouden rommel?
En waarom snoert aandoening onze keel
dicht, wanneer wij opzien naar dat oude
vrouwtje, dat haar bevende handen warmt
bij het vuur? Is het, omdat wij vóór van
daag nooit zulke uitdragers of ouds vrouw
tjes hebben gezien? Wij moeten ze gezien
hebben, want wij herkennen ze nu. Maar
wij hadden ze gezien met onze koude,
alledaagsche oogen, en Israëls laat ze ons
zien, zooals hij ze gezien heeft, in het licht
zijner groote, levende liefde. Dat licht is
het, dat deze gewone" menschen zoo
ontroerend mooi maakt. Dat licht maakte
het leelijkste mooi. Het is hetzelfde licht,
dat sommige gestalten in Tolstoy's vertel
lingen zoo wonderlijk omglanst, maar dat
wijzelf maar zelden om menschen kunnen
zien, omdat onze liefde niet groot ge
noeg is.
* *
*
Mogen velen, ook van hen, die van
schilderijen geen verstand" meenen te
hebben en daarom zelden tentoonstellingen
bezoeken, deze verzameling gaan zien.
Want zulk een bezoek is een bad voor
onze ziel. En is er iemand, die dat niet
zou noodig hebben?
H. G i L T A Y
AMBACHTSEN NIJVERHEIDSKUNST
?% / j? l r ? vv*i
Arnold Pijpers, Gebatikte doek
Jaarboek Nederlandsche Ambachts- en Nijver
heidskunst 1922, Rotterdam, W. L. en J.
Brusse's Uitgevers Mij.
De Jaarboeken voor Ambachts- en Nijverheids
kunst zijn bestemd voor ieder die de cultuur van
Nederland wil volgen en zijn schoonheidszin wil
ontwikkelen door voorlichting in woord en beeld.
Zij worden uitgegeven op initiatief der Neder
landsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijver
heidskunst (V.A.N. K-) met steun van het Depar
tement van Onderwijs, Kunsten enWetenschappen.
Het thans (veel te laat) verschenen boek is
het vierde der in 1919 aangevangen uitgave;
de redactie-commissie bestond uit Jan de Meijer,
Bert Nienhuis en J. B. Smits. De typografische
verzorging en de ontwerpen voor bandstempel
en schutblad zijn van J. L. M. Lauweriks.
Het doet aan den inhoud van het werk niets
af, doch te betreuren is dat de vorm waarin het
uitkomt ditmaal minder gelukkig is dan men,
juist hier, had mogen verwachten. In de drie
vorige jaarboeken was,wat het uiterlijk betreft,meer
nheid, meer vastheid; er was eene zekere
saamhoorigheid tusschen bandstempel, schut
blad en druk.
Hiervan is thans geen sprake. Het is alsof de
bandteekening in een erg krullerig-rondend
plantenmotief op bruin linnen met moeilijk
leesbare letters als rugstempel, met het in blauw
grijs op wit afgedrukt schutblad in hoekig
zetmateriaal eigenlijk niets te maken wil hebben
en voorts is zeer gezocht de vorm van den
z.g. spiegel"
(het zetwerk
der bladzij
den) waar bij
twee tegen
over elkaar
geplaatste
bladzijden
eruit zien alsof
het zetsel een
vierkante
kom op voet
moet voor
stellen, weinig
aanlokkelijk,
te meer waar
het type de
Roos zich
voor dergelij
ke
buitennissigheden in 't
geheel niet
leent.
Dit zijn dan
de bedenkin
gen tegen het
uiterlijk kleed
van een boek,
waarvan ten
opzichte van
W. H. Gispen, Gesmeed ijzeren vuurscherm
niet anders dan lof kan opklinken, want in de
eerste plaats is er de zeer lezenswaardige tekst
en in de tweede plaats zijn er de buitengewoon
mooie en scherpe illustratie's.
Lauweriks schreef een Cirkelgang van ge
dachten" bij den dood van zijn ouden vriend de
Bazel. Wijdeveld gaf een gevoelig In Memoriam"
van den jongeren vakgenoot de Klerk. Zoowel
de Bazel als de Klerk droegen als bouwmeesters
de nijverheidskunst een goed hart toe en de
leegte welke zij achter laten zal inderdaad moeilijk
te vullen zijn.
Voor beide artikelen maakte Chris Lebeau
eene houtsnede.
Dan volgen artikelen door H. C. Verkruysen,
Dr. Schoenmakers (algemeene beschouwingen);
Mej. Bertha Bake (die ter .nagedachtenis van
Elisabeth Siewertsz van Reesema haar Egyptisch
Vlechtwerk bespreekt); A. P. Smits (die het
verband aanduidt tusschen huis en tuin) en J. B.
Smits (over oorsprong en ontwikkeling onzer
lettervormen). Ten slotte een kort verslag van de
Internationale Theater-Tentoonstelling te Amster
dam in 1922 door Wijdeveld, die bij de inrichting
zulk een groot deel had.
En dan last not least de afbeeldingen,
honderd twee en dertig in getal! Het is niet
gering en zij maken het boek tot een vreugde
voor ieder die hart heeft en oog voor de toegepaste
kunst. Daar zijn de foto's van binnenhuizen;
van meubelen, beeldhouwwerken,
glas-in-loodvensters, decoratieve paneelen, metaalwerken,
aardewerken, textielen,batiks,borduursels, vlecht
werken, kanten, enz. enz.
Alles te saam wederom een boekdeel dat in
alle opzichten het nagestreefde doel, hiervoren om
schreven, kan ten goede komen en juist in den
hedendaagschen tijd tot aansporing kan dienen
om de zoozeer begaafde kunstnijveren wat minder
tot de désadaptés" der gemeenschap te doen zijn.
Want een zee van werk ligt voor hen open, zoo
men maar wat meer tot het begrip wilde geraken
dat de kunstzinnige vormgeving geen luxe is,
doch veeleer noodzaak.
OTTO VAN TUSSENBROEK
Rugpijn
Niets bestaat er dat beter is dan
Sluan's Linimenl. Stilt de pijn
snel en zeker. Houdt het in
gereed h eid voor Rheumatiek,
Neuralgie, Ischias, Verstuikingen
en andere pijnen. Dringt door
zonder inwrijven.
Verkrijgbaar bij alle Apotheken
en Drogisten, frijsfl.
'*^ki...\ «JT ^;
den inhoud