De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 maart pagina 16

1 maart 1924 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2437 Nieuwe Fransche Boeken ANDRÉSUARÈS Les bourdons sont en fleur, 1917 Poète tragique, portrait de Prospéro, 1921 Debussy, 1922 Puissances de Pascal, 1923 Xénies, 1923 (alle bij Emile-Paul frères) Alle dagen kennis te maken, door lectuur van dagbladen en tijdschriften, met tot nu toe onbekend en onbemind gebleven genieën, met zooeven ont dekte meesters-van-het-oogenblik, met door Akademies bekroonde en door hun uitgevers hoog ge prezen vertegenwoordigers der jeugdigste jeugd, wil op den duur wel eens vermoeien, in het bij zonder wanneer men bij al de ontzaglijk vele jon gelieden die in Frankrijk weer schrijven meer vaardigheid en knapheid, meer wil om er te ko men aantreft dan oorspronkelijke zienswijs, dan eigen geluid, dan gemoed en menschelijkheid vooral. Ik heb mij de stille vreugde gegund, in de on bestemde uren van een plichtloozen avond, bij het zachtstralend lamplicht, een klein drama van AndréSuarès te herlezen, een werkje dat ik al in 1917 van hem mocht ontvangen. Het heet Les bour dons sont en fleur (?de pelgrimsstaven bloeien") en het is, op dik, ruischend papier met scherpe roode en diepzwarte letters gedrukt,.indertijd versche nen bij MILE PAVL FRÈRES, L1BRAIRES, A V .FAVBOVRG SAINT HONORÉ, PROCHE L'ÉLYSÉE". Aan AndréSuarès denk ik al jaren 1) en als ik zeg dat het met gemengde gevoelens ge schied, moet men dit opvatten in den woordelijken zin: een groote genegenheid voor dezen dichtercriticus is bij mij slechts gemengd met een heel gering, een heel flauw zweempje van tegenzin in enkele eigenaardigheden van zijn schrijftrant. De lezing van dit eenvoudig boekje is mij een puur en edel genot geweest, omdat mijn weinige bezwaren dezen keer geheel moesten zwijgen. Eerst viel mij de overgaaf moeilijk; het ging over Franciscus van Assisi, die een gesprek voerde met nonnen, dat was duidelijk; maar men zag hen nog niet in hun eigenheid. Toen begonnen de gestalten vorm aan te nemen. Zuster Claire voedt een heimelijke en van haarzelf misschien ongeweten liefde voor den zoeten prediker; deze moet op reis; het smart haar. De taal die zij sprak onderscheidde zich tel kens klaarder van die der andere zuster; Francis cus' woorden engebaren deden den albeminnenden dichter-kloosterling der geschiedenis voor mij op staan, en de goedgeloovige, ruwe frater Junipère liep bonkig en hoekig voor mij uit. Hun aller taal was de beeldende, maar eenvoudige taal die zij spreken moesten in de rol die God hun ter vervul ling had gegeven. En ik begreep meer; een inzicht werd mij geschonken, al scherper, al helderder, bij een aanwakkerend licht: ja, dit was het, daarom had Suarès het geschreven: Franciscus zelf heeft lief. Heerlijk spreekt hij over de vrouwen straks schrijf ik het u over maar is het niet veelzeggend dat een monnik haar zoo prijst? Zijn metgezel fra Silvestre laat niet na te grommen. Ja, het was veelbeteekenend, Franciscus heeft haar lief, zpoals hij alles liefheeft, en iedereen. Hij onderscheidt niet, geen goed en kwaad, het heilzame niet van wat ons ten eeuwigen verderve moet leiden, het aardsche niet van het hemelsche misschien, o zelfs misschien niet God van de wereld. Hij heeft de wereld te lief, ziet haar geheel en al van God door straald, en God overal in haar werkzaam.Francis cus is pantheïst, zonder het te weten, zonder het woord te kennen, vermoedelijk; en mocht hij het kennen, hij zou er van gruwen. Maar ook zoo reeds verontrust hem zijn zelf. Hij gevoelt zich zwak en verward. Een stervende die naar hem ge vraagd heeft laat hij wachten. Zelfverwijt pijnigt hem. Hij beseft vaaglijk dat ze hem niet veroor loofd.is, deze zalige vreugde om alles, om het groei ende gras, om de vluchtende wolken, om den min naar die zijn liefje gaat omhelzen. Hij zou willen kiezen, hij zou moeten kiezen, en het moest God zijn. Een ander verdriet nog kwelt hem: hoezeer hij de schepping lief heeft, zelf gaat hij er niet in op. Ook zichzelf heeft hij lief, maar als iets afzonderlijks, iets kostbaars: schrijnende marteling, verwarrende zelftegenspraak. Hélas, souffrirezvous toujours, mon coeur, amoureux comme vous tes, de vous sentir encore vous-même, et de n'être point tout ce que vous aimez?" Daarom kreunt hij: omdat hij God niet meer, en zichzelf nog te duide lijk onderscheidt, hij die zich had willen verzaken ten bate van God. Dan verschijnt, ontroerend, ontzaglijk o wel gevoelde ikzelf, dien stillen avond,ontzag en schrik, of de verschijning mij gold. : Ie Voyageur". Tout désormais doit tre dit sur un ton de gravit profonde". Francais: Qui tes-vous, Seigneur? .?Le Voyageur: Tu me C9nnais". De Reiziger, 1) Vgl. dit Weekblad, 11 Mei 1918. men begrijpt het, is Christus. Hij spreekt Franciscus vrij. Hij zal hem bijstaan; hij neemt den dwalende aan zijn hart. De pelgrimsstaven bloeien De geloovige kan dit genieten als een heilig spel van verheven waarheid. De ongeloovige onder gaat het met geen minder eerbied, geen minder ontroering: mits hij ontvankelijk is voor schoon heid, vergeet hij zijn ongeloof zoolang hij dit drama leest. Al ziet ons dagelijksch verstand in het gansche christendom nog maar een heerlijken droom dien de menschheid eens gedroomd heeft, en waar uit wij huiverend ontwaakt zijn een hooger besef, door Schoonheid gewekt, leert ons dat Chris tus-als-symbool een soort van waarachtigheid be zit die alle verstandelijk inzicht verre te boven gaat. Den geloovigen lezer moet evenwel, in het belang zijner aesthetische genieting, toegewenscht worden dat hij nooit verneemt wat intusschen aan geen twijfel onderhevig is dat Suarès hier een lyrisch gedicht heeft geleverd, een geschrift waarvoor zijn eigen gemoeds-en geestesleven het voornaamste bestanddeel verschaft heeft. De dor schijnende wiskunde-taal, waarin men gehouden is te zeggen: dat de albeminner Franciscus Suarès is; datFranciscus' smart en verwarring de smart en de ver warring zijn van Suarès, wiens individualistische natuur strijdt om het individualisme te boven te komen, maar die telkens blijkt te zeer aan zichzelf te hechten en te moeten hechten omdat hij kunste naar is; dat de Reiziger het symbool is van de zekerheden des gelooïs, waarnaar Suarès zijn leven lang vruchteloos gehaakt heeft deze taal zou den gewonen geloovige, die zijn godsdienst letterlijk opvat, door vorm en inhoud storen, hem teleurstelling berokkenen en misschien eenige geringschatting inboezemen voor den dichter. Op mij heeft zij die uitwerking niet; integendeel. Ik zie hier de tragische worsteling van een ziel die en zichzelf wil opgeven, en uit de relativiteit der wereld omhoog wil stijgen naar het Absolute, naar God, maar aan wie deze gunsten onthouden blijven omdat geen ziel op aarde ooit uit het relatieve, het subjectieve bevrijd wordt tenzij dan tijdelijk: door schoonheidsbeleving. Op voorwaarde dat schoonheid" hier worde begrepen, niet als fraai heid van vorm, maar als een hoogere, als de hoogste entiteit, die goedheid en waarheid omvat. Om van deze beschouwingen terug te keeren tot het drama zelf, citeer ik de uiting van Franciscus over de vrouwen, waarop ik zooeven doelde: Ce sont nos mères. Elles gardent Ie cceur de l'enfant qui se fait triste parce qu'il grandit, et qui veut se réjouir parce qu'il ignore sacroissance.Au jour que nous sommes nes, nous avons tétirés d'elles par une douleur tres amère. Et elles qui sont de chair plus que nous, a cette douleur elles riaient.il nous faut les bercer, mon frère, pour tout Ie sommeil que nous leur avons óté. Voyez comme elles sont simples et candides: ce que leur bouche ne veut pas avouer est dans leurs yeux une parole claire. Je vous dis qu'elles aiment et ne cessent jamais d'aimer. Ainsi elles servent sans effort, et trouvent Dieu sans y penser. Comme elles, qui souffre Ie mal? Qui soigne les malades? qui les veille? qui les baigne? qui les console? Qui loigne la mort? Qui panse les plaies? Elles ont pour les blessures des mains suaves comme des lèvres. Qui rafraichit Ie front des fiévreux? Et qui, les doigts légers, bande sans les rouvrir les coetirs blessés?" Slechts in schijn dce ik de andere hierboven ver melde boeken onrecht wanneer ik er nog maar weinig over zeg. In Les bourdons sont en fleur staat Suarès ten voeten uit. Wie dit drama be grijpt, begrijpt al zijn werk: het grootsche opstel over Pascal in Trois hommes dat in Nederland, o.a. door toedoen van Dirk Coster, zoo beroemde boek is door geen andere gemoedsbewegingen ingegeven dan die hierboven, naar ik hoop, voelbaar werden gemaakt. Ook ontmoet men weer in deze Puissances de Pascal de prachtige drama tische kracht van daareven, en wel op twee plaat sen: inden aanvang van het gesprek met Pascal", waar de lezer ongemerkt in de stemming gebracht wordt die hem de gedachte van een dialoog tusschen den grooten denker der 17e eeuw en den nog le venden Suarès doet aanvaarden; en later, als Pas cal van Suarès moet vernemen dat de onpartijdige wetenschap van onzen tijd het geloof aan de Open baring, aan de betrouwbaarheid van de Bijbelsche verhalen wel zeer bezwaarlijk heeft gemaakt.Suarès ontneemt Pascal daarmee zijn eenige bewijs" en doet het op zulk een tegelijk waardigen en smartelijken toon dat wij.... medelijden gevoelen met Pascal, en ook met Suarès zelf. Hij heft in een hooge sfeer wat anders licht tot min of meer nij dige discussie ontaardt, omdat hij in een hooge sfeer leeft en niets verder van hem af is dan antiLAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT .ENGE ZULT TEVREDEN ZIJN. christelijke argumentatie. Je suis Pascal sans Jésus-Christ" heeft hij zelf vroeger gezegd. Alzijdige liefde voor het leven, als die van Fran ciscus; een eeredienst voor de schoonheid, eenige rots in de zee van het relatieve; ziedaar de beide bronnen waaruit ook het groote werk over Shakespeare dat hij Poet', tragique getiteld heeft, en het kleine fijne boekje over Debussy gevloeid zijn. Geen vertoon van geleerdheid, geen verdediging van theorieën had Suarès hier op het oog; hij wilde genegenheid uiten, ontzag vertolken en.... eens te meer zich redden van een immer weerkeerende ? vertwijfeling, zich redden op het eiland der schoon heid. Gebrek aan competentie verbiedt mij de beoor deeling van Shakespeare en Debussy aan een onder scheidende studie te onderwerpen; maar ik mag wijzen op Suarès' deugden, ook hier: zijn zin voor fijne schakeeringen, zijn diep begrip van het dich terlijke, zijn liefde voor maat en gratie, zijn kennis van het menschelijk zieleleven. Ik mag raden tot kennismaking met het sprekend portret van den persoon Debussy dat Suarès aan het eind van zijn sober-weelderig uitgegeven boekje ontwerpt. Ge brek aan deskundigheid ook verhindert mij na te gaan of Pascal inderdaad beschouwd mag worden als een voorlooper van Bergson, en deze als de voorbereider eener toekomstige samensmelting van de wiskunde met de metaphysica: ik vestig slechts de aandacht van meer bevoegden op deze meeningen van den niet alleen dichterlijken en critisch-begaafden, maar ook zeer geleerden Suarès. Xénies tenslotte is een bundel critieken en korte beschouwingen. Xenia, geschenken: schoone titel voor critieken, en die verduidelijkt wordt door het voorop geplaatste distichon: A l'exemple de Gcethe, il faut fai re a l'esprit Des présents imprévus d'amour et d'ironie. Indien men zich bij ieder geschrift van Suarès zijn levensliefde, zijn schoonheidscultus en zijn heimwee naar de religieuse zekerheid behoort te herinneren bij de beoordeeling van zijn critieken moet bovendien bedacht worden dat hij, de aan hanger van Bergson, de intuïtie opvat als den hoogsten staat der kennis, als een geestesstaat waarin noch gevoel alleen, noch uitsluitend logisch verstand, maar beide in een hoogere eenheid werk zaam zijn. Het leven.dat hij zoo lief heeft, beschouwt hij niet als iets materiëels maar als een ideëele werke lijkheid, die slechts door intuïtie, door rechtstreeksche inschouwing, gekend kan worden, en zoo is deze ook onmisbaar bij de beoordeeling van kunst, die immers van het leven niet te schei den is. De aanwending van de gave der intuïtie, die Suarès in hooge mate bezit, maakt zijn critie ken tegelijk persoonlijk en betrouwbaar; weinigen zullen zonder vrucht lezen wat hij hier schrijft over Marcus Aurelius, Victor Hugo, Lesage, Carlyle, Labruyère, Stendhal, Horatius, Flaubert; over de muziek; over schildersmentaliteit; over het voor oordeel als zou verfijning gelijk staan met leugen achtigheid en onzedelijkheid; over de critiek, die bestaat in Ie don d'imaginer d'autres vies que la sienne"; over den goeden criticus die nooit op houdt te leeren, moreele gemeenplaatsen schuwt, concessies weigert aan het altijd bekrompen ge zond verstand". De naam Suarès zou luider klinken in de wereld, als hij niet af en toe duister en willekeurig was, als hij, vooral vroeger, met meer zorg gewaakt had tegen het insluipen van al te vage uitspraken in zijn sonore en gedragen proza, als hij niet een-paar keeren, maar toch te dikwijls, toegegeven had aan den eigenzinnigen lust om zonderlinge verzen van zijn maaksel te doen afdrukken. Evenwel, in een reeds lang leven is hij zienderoogen fijner geworden, zuiverder, minder hoovaardig. Zijn fouten zijn in deze laatste boeken, die een veel grooter vermaard heid verdienden, nauwelijks meer aanwezig, mis schien nog alleen een enkele maal in Xénies. Het zou schade zijn voorde menschheid als Suarès' tekortkomingenhaarblind maakten voorde kracht, de grootheid van zijn geest, voor zijn zoo ongemeen zieleleven, voor zijn indrukwekkend kunstenaar schap. Men moet hem redden uit de gevaren die hij zichzelf bereid heeft, en dit opstel is daartoe een bescheiden poging te meer. JO HANNES TlELROOY

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl