De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 1 maart pagina 7

1 maart 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2437 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5TE U KZOUH pró Snilschrill RlUTS BJkLT Zilfond. 99 Cint Ir. In den Boekh. en na postw. bij RIËNTS BALT, Den Haag, 'te^n" Daguerrestraat 28. DEGELIJKE OPLEIDIHG, mond. en schrift. aan bovenstaand adres Spoors Mosterd WA Spoorjr_ Culemborq ONZE BEUKEN Een halve eeuw geleden leerden we op school dat, wanneer er op aarde nog meer wereldwonderen zouden kunnen bestaan dan het bekende achttal (het Paleis op den Dam nog meegeteld), de Middachter allee het negende zou wezen. Als ik mij goed herinner, dan was er toen reeds een steekje los aan die beroemde laan en bezorgde zij ons al keer op keer wrevel en onrust. Telkens ging het gerucht dat de graaf" uit winzucht" of ,,berooidheid"haar eerst onderden hamer zou brengen en daarna onder de bijl, maar daar kwam gelukkig nooit iets van. Later werd hij bestraat en wat nog veel erger was er kwamen telegraafkabels en einde lijk de stoomtram. Daarmee was het lot van de laan beslist en dezer dagen zijn we getuigen er van dat de boomen, die nog geen tweehonderd jaar oud zijn, lang voor hun tijd afsterven. De graaf, die zelf nooit een snipper kwaad aan zijn laan heeft gedaan, laat geduldig alle gaten weer bijplanten, maar dat kan niet verhinderen, dat ten slotte de schoone eenheid toch wordt verbroken. Toch is die laan zoo groot en schoon, dat zij nog jaren lang, hetzij in haar geheel, hetzij in partijen wijding zal geven aan den wandelaar. Het einde komt echter onvermijdelijk en nu is het een troost dat in de onmiddellijke nabijheid nieuwe, schoone beukenbosschen opgroeien met beter kansen van langdurig ongestoord bestaan. Ik bedoel de bosschen van den Essop, een deel van het landgoed Hagenau, een bezitting van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumen ten, leder weet dat de hellingen van den Veluwezoom hier bekend staan als boekengrond". Een laag van vruchtbare, fijne kalkhoudende aarde, een soort van loss, bedekt hier het zand en grint soms meters dik. De hellingen geven een goede beschutting tegen Noordelijke en Westelijke win den en maken dat de zon haar volste kracht kan geven. Beuken houden van goeden grond en van zonnewarmte. Ook behooren zij thuis in MiddenEuropa in het Atlantisch gebied. In Zweden groeien ze alleen in het zuiden, in Oost-Pruisen zijn ze zoo goed als afwezig. Ons Hagenau is dus een centraal punt in het gebied der beuken en we mogen dus De Groote Beuk van de Diepe Steeg (Foto Aug. Oepkesj Beukenwoud van den Essop (Foto Aug. Oepkes) verwachten, dat wij die daar op hun mooist te zien krijgen, hetzij als alleenstaanden, zooals de mooie boom aan de Diepe Steeg, hetzij als laan boom zooals in de Middachter allee of in gesloten woudverband zooals in den Essop. De boschlanen van den Essop worden de opvolgers van de Middachter allee. Ze zullen niet zoo lang zijn, maar toch lang genoeg en in plechtigheid zullen ze het zeker winnen, want in plaats van trambaan en pensionnetjes of middelmatig eikenhakhout geven zij naar beide kanten niets anders te aan schouwen, dan nog meer hooge zuilen van gave beukestammen. Reeds thans zijn die lanen wondermooi, want die beukjes beginnen juist volwassen te worden; ze zijn de ondankbare jaren al lang te boven, Esschen, ahorns, linden zijn altijd mooi van vorm. van kiemplantje af tot schubbige woudrcus toe. De beuken daarentegen hebben een moeilijke jeugd. Het kiemplantje is mooi genoeg met zijn groote wazig blauwgroene kiemlobben en de twee eerste, haast doorzichtige blaadjes aan 't eind van het slanke stengeltje. In de volgende jaren wordt de groei heel onregelmatig, al naar de standplaats. De zijtakken worden vaak belangrijker dan de eindloot, in het heele geval zit weinig schot en de meesten worden in het wild echte onderkruipsels, waarvan je niet veel zoudt verwachten. Op de kweekbedden is het niet veel beter. Een jonge aanplant van beuken ziet er dan ook in het geheel niet indrukwekkend uit. We hebben op Hagenau ergens zoo'n jong beukenbosch liggen, niet eens zoo heel jong meer, omtrent de dertig jaren en dat zijn allemaal rare, knoestige, bochtige stokken, die niets waara lijken. Die zijn nog in de ondank bare jaren, die trouwens des te langer duren naar mate de standplaats en de behandeling minder natuurlijk is. Daar wordt echter thans op Hagenau behoorlijk voor gezorgd. En dan opeens komt het over zoo'n jong boomp je, dat hij zich gaat vormen. Dat is een lust om te zien, een heerlijke beiooning voor den boomen vriend die tien, twintig jaren achtereen op zijn dagelijksche wandelingen aandacht heeft gehad voor zijn dennen en sparren, eiken en beuken, voor al die beuken. Een wonder is het, zooals die bobbels en bochten uit het stammetje verdwijnen. In al de holten wordt de groei iets sterker. Oude takbrokken worden afgestooten en gladde schors groeit over de wonde, een kleine plooiing latend, die in den loop der jaren nog meer verflauwt. Eerst schiet de top nog snel omhoog, maar spoedig streven een of meer der hoogste twijgen hem opzij, de kroon gaat zich spreiden, het gewelf komt tot stand,dat nu in den loop der jaren steeds grootscher wordt. De boom wordt al dikker en dikker en, wonderlijk genoeg, de schors^ al gaver en gaver. De beukeschors schijnt meestal niet te barsten of te schilferen, maar de buitenlaag verpoedert voortdurend naarmate de binnenlaag nieuwe kurkcellen vormt. Bij zeer oude boomen kunnen scheuren ontstaan en sommige jongere boomen hebben het wel als een persoonlijke eigenschap, dat zij vierhoekige schilfers vormen, ongeveer op de manier van ahorns. Wsar de beuken beschut staan wordt in onze vochtige lucht hun schors spoedig begroeid met kleine wiertjes, dan lijken de stammen bepoederd met groen. Maar op den wind kan dat niet gebeuren en daar krijgen we dan de echte zilver grijze beukeschors te zien, bij ons meestal aan de Oostzijde van wegen. In het gebergte, waar het zooveel droger kan zijn dan hier aan zee zien we veel meer zilvergrijze beuken. Behalve dat wier groeien er op de beukestammen ook nog korstmossen, maar niet veel en ook alweer in overeenstemming met omstandigheden van licht en vochtigheid. Meest zijn het platte, schijfvormige korstmossen, maar ook wel bandvormige. We moeten ze mettertijd eens zien te onderscheiden en dan ook eens onderzoeken wat voor groen bladmos dat is, dat heel enkele beuken in den Essop met een ruig groen pakje bekleedt. Het is alsof die mosboomen" ook meer nevelwater langs hun stammen vervoeren, dan de andere. Pas als de beuken heel oud zijn krijgen zij een breeden wortelvoet, zooals onze vrind aan de Diepe Steeg. Fin wanneer alles goed gaat en zij opgroeien in goed verband met de andere beuken bosschen van de wereld, dan komen er op den woudbodem ook de weinige planten, die gedijen kunnen in de duisternis van 't beukenwoud of die er haar groei en bloei voltooien eer dat de boom in Mei zijn bladeren spreidt. Zoover zijn we op Hagenau nog niet. J AC. P. T II 1.1 S S E ?lllltlllllllflllllllllllllllllllllllllll >P l (?MOERHEIM ( DEDEMSVAART ( l UITGEBREIDE COLLECTIE l | ZADEN | l Zending boven f 10 franco Stat. v. Best | | CATALOGUS GRATIS OP AANVRAAG | IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII MUI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl