De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 8 maart pagina 1

8 maart 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 8488 Zaterdag 8 Maart AM984 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENITE Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF PROF. VISSCHER IN DE KAMER Een enkele maal spijt het je, dat je de Kamerzittingen alleen uit de verte kunt volgen. Gewoonlijk heb je genoeg aan het overzicht in het ochtendblad of aan het Kort Verslag, dat tegelijk daarmee aan je ontbijttafel ligt en voel je den wensch niet opkomen, toeschouwer en toehoor?der geweest te zijn bij het stuk, dat in het Binnenhof wordt op gevoerd. Maar Dinsdag 1.1. had ik toch wel eens op de tribune van de Kamer willen zitten. Al zou het alleen maar geweest zijn om het gezicht van Dr. Nolens te zien bij de redevoering, waarin mijn ge achte collega Visscher de opheffing van de theologische faculteit aan de universiteit, in haar tegenwoordigen vorm, bepleitte. De man met den geuzekop", zooals Dr. A. Kuyper hem eens heeft genoemd in de dagen, toen het erop leek, of Kuyper's mantel later omVisscher's schouders zou worden geplooid toont zich als Kamerlid in dit opzicht &en echte geus, dat hij moeilijk onder discipline is te stellen. Dit raspaard is in vrijheid opgegroeid geen wonder, dat hij in de redevoering, waarmede hij indertijd in de Kamer debuteerde, Mazeppa en de steppen erbij te pas bracht! Een gareel verdraagt hij niet; laat staan dat hij zich met een paar oude werkpaarden voor den partijwagen zou laten spannen ! Wie hem kenden, beloofden zich, bij zijne verkiezing tot Kamer lid, eenig genoegen, als hij straks in de Kamer zijne evoluties zou vertoonen. Een beetje teleurgesteld heeft hij hen wel; in het eerste jaar van zijn lidmaatschap trad hij maar zelden voor het publiek op; in de sectievergaderingen en de bijeenkomsten van zijne Kamerfractie zal hij vermoedelijk zijn aard wel getoond hebben, maar daarvan bleek niets aan de buitenwacht. Die moest zich tevreden stellen met de zooeven bedoelde rede voering. Daarmede beantwoordde hij intusschen aan de verwach ting, die men van hem koesterde. Want hij gooide dadelijk den knuppel in het hoenderhok van zijne politieke geestverwanten ! Hij sprak toen over de f inancieele scheiding van Kerk en Staat .natuurlijk: over een radicale f inancieele scheiding. Want de heer Visscher is van aard een radicaal. Niet in den zin, dien dit woord in onze binnenlandsche politiek heeft gekregen, al voelt hij ongetwijfeld ondanks zijn voorstel om op de Rijksbeurzen te bezuinigen ! democratisch. Maar in de oorspronkelijke beteekenis van dat woord. Als hij een kwestie aanpakt, gaat hij tot den radix, tot den wor tel ervan. Uit een beginsel, dat hem lief is, ontwikkelt hij de vol ledige conclusie, zonder zich af te vragen, of hij daarbij heilige huisjes van anderen raakt. Door de gedienstige practijk laat hij zich niet op zijwegen lokken; hij gaat recht op zijn doel af maar zal dan dikwijls bemerken, dat hij daar heelemaal alleen aankomt; het gezelschap, dat hij bij zijn uitgangspunt nog om zich heen zag, heeft hem ondertusschen in den steek gelaten. Zoo dikwijls ik Visscher hoorde spreken ik heb eenige malen dit genoegen gehad, niet in de Kamer, maar elders heb ik het altijd betreurd, dat ik hem nooit op den kansel mocht genieten. Daar eerst moet hij in zijn volle element zijn. Eerst daar zal zijn bloemrijke welsprekendheid, die zich gaarne tooit met beelden en vergelijkingen uit den Bijbel, vol opbloeien; op den kansel eerst zal hij voor ons de figuur doen oprijzen van een Smout, een Klop penburg, die 17de eeuwsche Gereformeerde predikanten, die óók radicaal waren, die óók onversaagd getuigden van hun geloof, die, ter verantwoording geroepen voor Burgemeesteren van Amster dam, zich niet ontzagen dien machtigen heeren toe te voegen: valt God nog te voet en bidt hem om vergiffenis!" Even onbekommerd om de gevolgen zijner woorden bepleitte Visscher, in zijn eerste Kamerrede, de scheiding van Kerken Staat, tastte hij de bevoorrechte positie aan, die de Hervormde Kerk heeft behouden, ook nadat -de revolutie de Staatskerk had weg gevaagd. Was er n onderwerp te bedenken, waardoor beter een wigge in de coalitie kon worden gedreven? Men mag er zich over ver wonderen, dat in de tijden, toen die coalitie nog hecht was, in de dagen van Dr. A. Kuyper, de politici van links niet naar dit middel hebben gegrepen om den samenhang bij rechts te verbre ken. Wat zij verzuimden, geschiedde nu door een man van rechts, door een anti-revolutionair, maar in dit opzicht een geestver want van Mr. S. van Houten. Onmiddellijk trad de Christelijk-Historische fractie in het ge weer; Ds. Schokking dekte de Hervormde Kerk met zijn schild. De Katholieke afgevaardigden zwegen; niet omdat zij instemden met het pleidooi van den heer Schokking; maar waartoe een vuurtje aan te stoken, dat alleen gevaar opleverde voor de gemeenschap pelijke woning van rechts? Zoo zullen ook eenigen der_ naaste geestverwanten van den heer Visscher gedacht hebben,"mannen met langer parlementaire ervaring; of verkneukelden zij zich er misschien in, dat er in hunne rijen weer eens een unentwegter" had plaats genomen, die frisch vom Maule" durfde spreken, die het oude geuzenlied weer aan hief? Het bleef toch sans conséquence; het was alleen maar een getuigen. Ten tweeden male heeft Visscher de Christelijk-Historischen doen rillen en de Katholieken stillekens doen gnuiven toert hij, deze week Dinsdag, storm liep tegen de theologische faculteit. Het is waar, hij was uit zijn tent gelokt door Mejuffr. van Dorp, die, ook hierin haren leider van Houten getrouw, niet alleen ter wille van de bezuiniging, maar vooral om principieele redenen, de theologische faculteit wilde afschaffen; dit gebiedt volgens haar de eerlijkheid: immers, door de tegenwoordige regeling worden alleen bepaalde richtingen in de theologie bevorderd. En de heer van Ravesteijn betuigde zijn instemming daarmede. De heer Visscher kan dus, indien hem wordt verweten dat hij opnieuw zich het enfant terrible van zijn partij heeft getoond, te zijner verontschuldiging aanvoeren, dat hij niet zwijgen mocht, nu anderen, maar niet zóó als het naar zijne meening behoorde te geschieden, dit onderwerp hadden aangeroerd. En hij deed het dan ook beter. Hij zei waar het op stond: Veel te lang is er, ten opzichte van de theologische faculteit, een struisvogelpolitiek gevoerd, tot schade van de theologen, van de Kerk en van de politieke verhoudingen". De Staat kan slechts theologie doen doceeren, als er een Staats kerk is. Neutraliteit in de theologie is onbestaanbaar; de theoloog is Roomsch, Gereformeerd, Luthersch, Unitarisch of iets anders, maar nooit neutraal". De theologische faculteit is een propaganda-instituut geworden voor bepaalde richtingen, in den laatsten tijd voorjde ethische. Zij is de loochening der openbaring Gods in Christo." Ik heb daar straks gezegd, dat ik den heer Nolens wel eens had willen gadeslaan tijdens deze rede maar misschien ware het nog interessanter geweest, het spel der gelaatstrekken van minister de Visscher te volgen bij dezen aanval op wat hij later zelf zou noemen een der eerste Christelijk-historische beginselen," bij deze kritiek ook op recente hoogleeraarsbenoemingen in de theologische fa culteit. Geheel er op zwijgen wilde hij niet; het moest hem van het hart, dat men door de stellingen van prof. Visscher te aanvaarden, zou breken met het religieus beginsel, dat aan onze heele staat kunde ten grondslag ligt" (zoo spreekt een Christelijk-historisch staatsman van een anti-revolutionair!); men behoefde er niet op te rekenen, dat hij ooit een herziening van de theologische fa culteit zou voorstellen. Maar daarbij kon hij het laten. Eerst wanneer de staatscommissie voor het Hooger Onderwijs haar rapport zal hebben uitgebracht, komt de vraag van de reorganisatie aan de orde. Zoo heeft prof. Visscher ook ditmaal alleen kunnen getuigen. Maar op den duur zal hij het daarbij niet willen laten. Bij iemand, zóó vervuld als hij met het vraagstuk der verhouding van Kerk en Staat, moet de wensch leven, ook door daden de oplossing ervan te bevorderen. Naar die daden zien wij met belangstelling uit. KERNRAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl