Historisch Archief 1877-1940
No. 2438
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
SCHILDERKUNST-KRONIEK
IN PULCHRI STUDIO, DEN HAAG
Jonkvrouwe van Eysinga heeft de hoofdgroep op
deze tentoonstelling, en het werk geeft een over
zicht van haar wezen, en wat zij kan. Als eerste
indruk treft onmiddellijk, dat het werk nooit ont
staat buiten d'ontroering, altijd dus levendigis,en
levend; dat het geschilderd wordt met een bruuske
levendigheid, 't zij dat het een landschap is een
gezicht op een werf, schapen of andere dieren; of
figuur. Het is met andere woorden een impressio
nistische uiting, en ge zoudt zuiver kunnen zeggen,
dat in de kleur sporen luminisme stellig zijn aan te
toonen. De vraag is echter te stellen of zij zelve te
vreden kan zijn, met wat zij bereikte? Dit is niet
het geval; er bleef te veel onverantwoords in;
te veel is luk-raak. Ik bedoel hiermee niet, dat zij
haar levendigheid moet laten dooden, door een
moedwillig voortzetten van, een voortbouwen op
den eersten aanzet, door mat voort te gaan op de
eerste uitingen van haarschildersdrift.Een volledig,
verantwoord werk ligt, naar wat ik hier zie buiten
haar bereik. Maar wat ligt dan binnen haar bereik?
Dit blijkt uit een schilderij, dat hier ook hangt:
een portret wel van een hond. Daar is zonder dat
de schilderes het leven in haar werk verdoofde,
iets meer bereikt dan in de meeste der andere wer
ken; er is meer toewijding, meer zorg, om te
praeciseeren meer verantwoordelijkheidsgevoel jegens
wat moet worden weer-gegeven. Zóó dit verant
woordelijkheidsgevoel grooter groeit in haar, en
waarom zou het dat niet doen met de jaren mee
dan zal het steeds frissche werk een innigheid
krijgen, die wij nu noode missen.
TON KELDER, EN MEVROUW BERGMANN?AHRENDS
(Bij MENSING PRINSESTRAAT, DEN HAAG).
Het werk van Kelder is geschilderd met het
tempermes, en het spreekt door dit van zelf, met zekere
stoutmoedigheid gedaan. De stoutmoedigheid is
dan ook het eerste wat ge erin erkent, maar deze
stoutmoedigheid gaat niet te keer tegen den vorm,
den objectieven vorm. Ge vindt zelfs het tegendeel
daarvan in de groote bloemstukken-stillevens met
hun zware kleur. Die kleur toch is zwaar, donker;
ze staat dus te midden van onzen tijd. Maar die
kleur is niet altijd zuiver; en dat is voor mij het
gevaar bij Kelder. Er zijn dikwijls bij hem gedeel
ten van het werk, die door hun kleur te tastbaar
buiten de kleur van het overige staan (zie b.v. op
het groote stilleven van de gele en witte bloemen,
het tafelkleed). Gelukkig zijn er een aantal uitzon
deringen, die dit robuuste werk redden. Hiertoe
behooren het gezicht op de kerk in'de Parkstraat;
de kas der Victoria Regia; het stilleven met de
appelen en met den tinnen schaal, 't landschapje,
en het stilleven met uitzicht op de straat? dat in
tempera mat", in een matte tempera is uitgevoerd,
een rijk materiaal voor wie het kan hanteeren....
Een ding is Kelder om dit alles toe te wenschen:
nauwkeuriger toeleg op algeheele zuiverheid.
MEVROUW BERGMANN?AHRENDS, langgeleden
eene leerlinge van Bongers, nu leerlinge en bewon
deraarster van Kelder, zond een aantal teekeningen
van menschen en dieren. Het meest geslaagde werk
van alle is ongetwijfeld het oude wijfje (no. 14
naar ik meen), waar een zoo geheeten schraal leven
voldoende wordt getypeerd. Er is daar een psycholo
gische benadering in te vinden, bij een zekere
blankheid in 't geheel, die mij dat werkje doet ver
kiezen. Zwaarder van accent, iets te zwaar allicht
is de teekening van den zeeman. Bij de dieren vind
ik een aap, etc, die vermeld kan worden. Het lijkt
mij toe, dat Mevrouw Bergmann psychologische
mogelijkheen bezit voor typeeringen.
CHRIS LEBEAU (Bij D'AUDRETSCH, DEN HAAG).
Het werk van Lebeau heeft altijd een zeer
technischen kant. De teekenaar begint nooit met een
bepaald procédévoordat hij zich bewust is van
de moeilijkheden, en voord?t hij inzag hoe hij
ze meester kon worden. Dit maakt Lebeau tot een
kundige in verschillende uitingen (wat de werkwijs
aangaat), dit maakt hem tot een wegwijzend
leeraar, maar dit maakt hem soms ook koel. Het werk
van Lebeau heeft nooit het meeslepende van den
openbaren hartstocht, noch het diepe, inwendige
willen van het straf-bedwongene. Het werk is
klaar, maar niet warm; het begrepene erin is
grooter dan het voortdrijvend gevoel. Lebeau
laat nooit los, ook zich zelven niet, omdat geen
innerlijke onstuimigheid hem ooit overrompelt;
hij is nooit dus troebel; zijn duingezichteh van in
dertijd bewezen volkomen, wat ik hier neerschrijf
?evenals menig affiche en werk van kunstnijverheid.
Lebeau vertoont nu bij d'Audretsch een serie
Wilgen, de boom in het landschap. Er is in deze
teekeningen iets meer meegaands, maar er werd hier
?en daar ook zuiverheid ingeboet. Te waardeeren is
bij deze onmiddellijk-genoteerde boomen, het
gevoel voor constructie, hoe een draaien en wrin
gen in den fstam^een ;tak \ doet ^verwachten; hoe
DE VERWERPING VAN HET HANDELSVERDRAG
TUSSCHEN BELGIËEN FRANKRIJK
Teekening voor ,,de Amsterdammer" door George van Raemdonck
IA
3RABANCONNE1
een tak logisch,
schreef ik haast,
moet ontstaan,
d aar waar gij hem
vindt. Het land
schap, om en ach
tereen wilgof een
groep van wilgen,
de lidhte
\\eitusscheii een kring
der boomen is
voor Lebeau met
teederheid
geteekend. Dat hier en
daar de schadu
wen te zwaar wer
den tegenover het
overige, zelfs een
technisch aange
legd teekenaarals
Lebeau is niet
altijd baas over
de omstandighe
den.
TH. VAN
HOYTEMA, EN C. STORM
VAN
'SGRAVENSANDE IN HET
GEMEENTE-MU
SEUM.
Over beiden zal
ik kort zijn; over
Van Hoytema
schreef ik menig
keer met gene
genheid ; Storm
behandelde ik
pas in een In Me
moriam.
Ik behoef niet
te zeggen, dat
het weerzien van
werk, door Theo
van Hoytema ge
maakt, altijd de
langbeproefde
genegenheid ver
nieuwt, en ver
diept. Treft
d'eene keer u de
snaakschheid
van de waar
neming, deez' keer trof de teederheid der teeke
ningen van het Jonge Eendje.
Wat ik over Storm schreef, leek me zijn
werk opnieuw te bewijzen. Het frissche in de
impressie hervond ik hier, een bepaalde
verteedering in een interieur (als stilleven behandeld);
niets verwonderlijks. Een keer bereikt zijn vereen
voudiging iets meer, in de droge naald"van een
onstuimige zee; anders voel ik te veel, dat beper
king niet op kunde en kennis gebaseerd is; dat
wat sommigen meesleept, niet is de zege van 't
volledig beheerschen.
Het portret door Toorop naar Storm, dat deze
tentoonstelling inderdaad siert, is uitstekend van
gelijkenis, en vertoont die kunde, die wij zoeken
en overal waardeeren.
PLASSCHAERT
TENTOONSTELLING VAN NAAKT" BIJ BUFFA.
Zelden was de linkerwand van de achterzaal
bij Buffa zoo goed aangekleed" als op deze ten
toonstelling. De drie naakten die er hangen zijn
alle van groote hoedanigheid: een Breitner
tusschen twee Jan Sluyters. Breitner is de sobere, hij
is zonder pose; Sluyters is niet zonder gezochtheid ;
noch in de met een doorzichtige roode sluier
bekleede negerin, noch in een naakt dat ge een
symphonie in blank zoudt kunnen noemen. De
negerin is eerder bizar of barok. Een opzettelijk
balanceeren van sterke kleurtegenstellingen is te
duidelijk gewild; een geraffineerd
kleurexperiment te voelbaar. Maar dat vooropgesteld, is
het een brok schilderkunst van monumentale
houding, vol van prachtige coloristische vondsten
en zoo al niet het werk van een groot mensch (de
belangstelling van den schilder voor dit sujet was
te uitsluitend picturaal) dan toch zeker dat van
een groot schilder. In het andere naakt reikt Sluy
ters hooger. De veredelde (meer dan gestyleerde)
kleur en lijn doen denken aan een apotheose der
jonkvrouwelijke ongereptheid. Maar de onmis
kenbare zinnelijkheid der conceptie is met deze
bedoeling in strijd: een tweeslachtigheid die waar
schijnlijk aanleiding werd tot de te snel gebruikte
qualificatie: pervers.
De groote Breitner doet eenvoudig, bijna simpel
tusschen deze twee doeken;de schoonheid van het
zwartgelokte hoofd,half begraven in het virtuoos
geschilderde kussen, heeft iets teeders dat ge
bij dezen schilder zelden vindt.
Twee schilderijen van Isaac Israês zijn deze
Poincaré: Saperlipopette! En het ging zoo goed!"
drie waardig; in het oudere, vol zware, gedegen
kleuren is het naakt niet meer dan een lichtere
noot; het andere luchtiger, verfijnder van coloriet
verraadt een franschen invloed.
De overige naakten in deze zaal een acade
mische studie van Bauer uitgezonderd zijn
ver beneden dit peil en bederven het effect der
expositie. Of had het ophangen van den Evert
Pieters tegenover den Breitner eene instructieve
bedoeling?
Boven en langs de trap vindt ge
naakt-aquarellen van Sluyters, die dikwijls charmant zijn,
maar waarvan de zeer suggestieve contouren en de
verfijnde kleuren der accessoires te uitsluitend een
zinnelijke schoonheid dienen; van Bauer hangt er
een klein bijzonder rijk geschakeerd naakt; Garf
heeft er twee pastels die genoemd mogen worden
en Professor Jurres verdienstelijke negerkoppen.
H E N N u s
VRAAQT BEKNOPT PROSPECTUS