De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 8 maart pagina 5

8 maart 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2438 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND doel de reeds vroeger verkregen uitkomsten uit te werken en af te ronden. Reeds spoedig na het begin hiervan was het ingewijden duidelijk, dat deze poging succes zou opleveren. Technische moeilijkheden waren oor zaak, dat de werkzaamheden langer duurden dan verwacht werd, zoodat Dr. Tesch nu pas na ruim drie jaren de resultaten van zijn werk kan toonen. Deze resultaten zijn beschreven in een supplement op het eindverslag der Rijksopsporing vi n Delfstoffen 1918, welk supplement spoedig zal verschijnen. Met deze vondst, met de eerste 200 Liter aard olie is een nieuwe phase in de geschiedenis van onzen vaderlandschen mijnbouw ingetreden. Tot nu toe bestonden onze rijkdommen van minerde brandstoffen uit steenkool, bruinkool en turf. Nu komt daar olie, bij. Voorloopig zeer' weinig, een proefje, een rhonster. Of er meer zal komen? Indien men intensief zoekt, zeer zeker. Maar dat zoeken kost geld!!! Of het loonend zal zijn? Veel zal hierbij afhan gen van de wijze van exploitatie. Een bron op zichzelf is waarschijnlijk moeilijk economisch juist te exploiteeren. Er komt zoo veel kijken. Een geheelepompinrichting,een pijpleiding, een raffina derij enz. Indien het mogelijk zou blijken meer dere bronnen te plaatsen, zou dit alles beter gaan. Wij kennen toch meer dergelijke kleinere velden in Europa: de bovengenoemde Hannoversche velden, ook die van Pechelbronn in den Elzas. Deze zijn alle loonend te exploiteeren. Maar de toekomst zal moeten uitmaken of dat hier ook het geval zal zijn. Juridisch gezien, bezit de Staat de vindersrech ten in den zinj der mijnwet. Deze gelden in een bepaalde, d.w.z. nog door de autoriteiten te be palen, sfeer rondom de tegenwoordige vondst. Verder kan de Staat concessie geven voor de ex ploitatie. Zij kan deze aan zichzelf geven en alles in Staatsexploitatie nemen. Anderzijds kan zij ook een gemengd bedrijf stichten. Wij mogen dit met vertrouwen aan regeering en volksvertegen woordiging overlaten. Voorshands zal echter een grondig nader onderzoek van het geheele terrein moeten uitwijzen of eenige uitbreiding mogelijk is. Eén vondst is nog slechts geconstateerd, waaraan geen overspannen verwachtingen mogen worden vastgeknoopt; voorloopig is een zeer bezadigd optimisme de aangewezen houding. VAN ROSSUM SPREEKZAAL Geachte Redactie JjMet belangstelling las ik in Uw No. 2436 het opstel van Dr. Neuburger over Televisie. fc. Ik zou daar nog bij willen voegen, dat de seleencellen, die Prof. Kom gebruikt, van HolDe boortoren te Corle bij Winterswijk landsch fabrikaat zijn. Zij worden vervaardigd door de N. V. voorheen P. ]. K'PP & Zonen" te Delft. Hoogachtend, J. W. O i L-T A Y. SUBSIDIES VOOR OPENBARE LEESZALEN EN BIBLIOTHEKEN De boveneinden van de boorbuizen Over de opmerkingen van den heer C. Fastre betreffende een zinsnede uit mijn artikel over bovenstaand onderwerp het vol gende: De heer Fastre gelooft, dat de Leeszalen niet te gronde zullen gaan als er een werkelijke behoefte aan ontwikkeling is. Het particu lier initiatief zal dan immers wel bijspringen. Als de heer F. hiermee meent dat uit de contributies der leeszaalbezoekers en gebruikmakers van de bibliotheek de midde len tot instandhouding behooren gevonden te worden, dan laat zich vragen: waarom de scholen niet in stand gehouden rdoor de school- en de universiteiten door de college-gelden, waarom de rijksbibliotheken niet door het heffen van leesgelden en entrees? Al deze instellingen ,zijn toch zeker wel voortgekomen uit een werkelijke behoefte aan ontwik keling. Is dit niet de bedoeling van den heer F., maar wenscht hij dat in plaats van het Rijk, de pro vincie en gemeenten, vermogende particulieren de exploitatie-kos ten voor hun rekening zullen nemen, dan zou ik willen vragen: Is volkscultuur een zaak voor particuliere liefhebberij van den enkeling of een gemeenschapsbe lang? Hier gaat het toch om. Is voor het gemeenschaplijk sociale leven, de aard en de mate der ontwikkeling der afzonderlijke individuen van beteekenis, dan heeft de gemeenschap ook den plicht althans de minimum-bestaansvoorwaarden !te verzekeren van de instelling, die de volkscultuur het meest direct en intensief bevordert. De heer F. gebruikt voorts het woord schijn-ontwikkeling. Meent hij daarmee een insinuatie aan het adtres der O. L. B., zooiets als: de O. L. B. geeft aanleiding tot het kweeken van een zeker dilettan tisme, het meepraten over allerlei problemen, zonder dat men de daartoe noodige rijpheid van, oordeel heeft bereikt? In dat geval kan ik hem ge ruststellen. De organisatie en de werkmethode der O. L. B. zijn er geheel op ingericht iederen lezer het voor hem meest geschikte boek te bezorgen. In haar bibliotheek vind t men op elk terrein der kennis techniek, enz. boeken incontinue rangorde van de eenvoudigste en populairste inleidende werkjes tot de strengwetenschaplijke literatuur. Het personeel der O. L. B., voorgelicht door adviezen van des kundigen en bibliographische gegevens, is in staat het publiek, dat bij de keuze van literatuur een vingerwijzing behoeft, van dienst te zijn. In stede dat de O. L. B. een onrijp dilettantisme be vordert, streeft zij, bewust van haar sociaal-paedagogische taak, er steeds naar leiding te geven aan allen die het wenschen. De bedoeling der opmerking van den heer C. Fastre betreffende de ,,ontaarding" van het lees zaalwezen tot bibliotheekwezen ontgaat me. Zoo ver mij bekend is, en ik meen eenige ervaring op dit terrein te hebben, is steeds de bibliotheek als het essentieele en voornaamste deel der O. L. B. beschouwd, de leeszaal, d.w.z. de zaal waar men couranten, tijdschriften, naslagwerken, enz. kan inzien, als noodzakelijke aanvulling. Hoe hier van ontaarding gesproken kan worden, is mij duister. Ten slotte make men zich niet bezorgd, dat een eventueele voldoen der Regeering aan het verzoek der leeszalen om de korting van 40 pCt. op de sub sidies te verminderen, de bezuiniging om de Rijks uitgaven in gevaar zou brengen. Met een bedrag van ongeveer / 40.000 kon het kortings-percentage tot 20 pCt. worden teruggebracht en daarmee de directe bedreiging van het voortbestaan veler O. L. B. worden opgeheven. Is de arbeid der O. L. B. voor de volkscultuur deze / 40.000 niet waard? D. B A R T L I N O Hotel DUIN EN DAAL CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMERS C lkVASTE WASCHTAFELS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl