De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 8 maart pagina 7

8 maart 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2438 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET I.ISSONE Populaire reis [tal. Meren ? 185.?17 Maart Qroote reis Parijs 24 Maart Fransche Rivièra 24 MaartPopulaire reis Ital. Rivièra ?220.?2 April. Programma's en Inlichtingen : Leidschestraat 5 Amsterdam BOUWT IN HET OOSTERPARK TE BiiTuora INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 WEZEL Tieke tieke tiek tieke tieke tiek ". Zoo schelden zeven musschen in een heestertje; tel kens een vierroep die drie seconden duurt en dan een rust van een halve seconde, 't Is een nog al hoog geluid en scherp staccato: een stuk zeer ge makkelijk verstaanbare musschentaal; het beteekent wezel of ook wel hermelijn. Voor kat" hebben ze weer een ander geluid, let er maar eens op. Ze zitten in hun heestertje allemaal naar een kant gericht, starend naar het kleine vlugge roofdiertje, dat rond loopt in 't bevroren gras. Dat gaat schoksgewijze in korte drafjes. Soms zet die wezel een hooge bochelrug en golft over de vlakte en eenmaal buitelt hij formeel over den kop. Maar dan verandert hij op eens van tactiek en wordt een lang gerekt stokachtig ding, net of hij al lang dood was en door een on bekwaam praeparateur opgezet. Zoo schuift hij dan op strakke pootjes voort, loopt dan weergewoon golvend, gaat dan op zijn achterpootjes zitten, stijf rechtop, als een paaltje, zoodat de razende en tierende musschen hem nog eens .goed kunnen opnemen. Dan glijdt hij als een slangetje door het gras en verdwijnt onder de klimop. De musschen hem na en ze strijken neer in een klein verwilderd Prunusje, dat in die klimop staat. Een oogenblik later gillen ze van schrik, zes musschien vliegen weg, de zevende heeft de wezel, die hem net uit die klimop kon bespringen. Dit is een van mijn vele ontmoe tingen met de wezel. Ik herinner mij ook heel goed den eersten keer, dat ik er een zag, al is dat ook alweer meer dan vijfenveertig jaar-geleden. Dat was in het Vondelpark. Dezer dagen had ik met een stedebouwer een gesprek over de zuig kracht" van stadsparken. Van hoe ver komen de stedelingen naar een park? Welke betrekking bestaat er tusschen de Kattenburgers en het Vondelpark? De vraag is moeilijk te beantwoorden, want er hangt zoo veel af van de gesteldheid van het park en d e neigingen van de stedelingen, ook van de opleiding, die ze gehad hebben. Als gegeven" in deze kwestie kon ik hem echter vertellen, dat ik als jongen van een jaar of veertien zeer dikwijls vóór schooltijd in het Vondel park ging wandelen en ik.woonde toen buiten de Muiderpoort, terwijl de goede oude Kweek stond, waar zij nu nog staat, op de Nieuwe Prinsen gracht en lang zal ze leven. Wel, op een van die ochtenden zag ik daar mijn wezel, net een groote rosse houtkrul, die door den wind over den weg werd voortgerold. Later heb ik er nog menig wezeltje gezien en meestal waren ze op de rattenjacht. Hier in 't duin zie ik ze dikwijls. Mijn studies" dragen nog af dikwijls een sedentair karakter. Uren lang moet ik er naar zitten te kijken wat sommige bloemen doen, welke insecten er op ie gast gaan en hoe ze zich houden bij zonneschijn, bij regen en wind. Dan weer is het een vogelhuis houden, waar we een schuilhutje bij gebouwd heb ben en daar zit je dan in op alle tijden van den dag. Na lange jaren heeft zich weer een kolonie van graafwespen en graafbijen gevestigd en nu is het zaak, om de waarnemingen van vroeger nog eens te toetsen en voort te zetten. Of ook wel, er is een aardig beschut plekje, veelsoortig begroeid, waar je rustig, doelloos, kunt zitten soezen en afwachten en mogelijk ook in slaap valt. Bij al die gelegenheden krijg ik wezeltjes te zien en ook hun grootere verwanten, de hermelijnen. Het gebied, dat ik geregeld bewerk, is vrij klein en het is niet onmogelijk, dat die wezels mij als een ongevaarlijk sujet hebben leeren kennen en mij nu volkomen negeeren. 't Is wel gebeurd, dat een wezel een heele poos om mij heen manoeuvreerde en telkens uit een andere richting kwam spieden en snuffelen. Maar meestal doen ze net of ze mij niet zien. In negen van de tien gevallen hebben ze te doen met muizen. Hoe dikwijls heb ik een wezeltje gezien, dat met een muis in den bek op weg was naar zijn woning, waar de hongerige en speelsche jongen hem wachtten. Dat gebeurde op alle tijden van den dag, want in tegenstelling met veel ander roof dieren, schuwen de wezels het daglicht in het ge heel niet, al zijn ze toch wel in de schemeruren het wakkerst. In 1916 hadden we hier nog al veel muizen. Een zuidhelling zat vol met muizegaten; Wezel en de musschen je had er met gemak een paar dozijn tegelijk in zicht. Ik had er nog geen anderhalf uur zitten kijken, of daar kwam een muis verschrikt uit een hol te voorschijn met de wezel vlak achter hem aan cn'die had hem al heel gauw te pakken, beet hem dood en rende weer een ander hol in, om zijn jacht voort te zetten. Soms in tijden van overvloed laat hij die prooi maar liggen, meestal echter sleept hij alles bij elkaar in voorraadschuren, die hij zelden meer opzoekt. In elk geval doodt hij zooveel muizen, als hij maar kan. Voor onze bollenstreek is het wel van belang, dat de wezel ook graag jacht maakt op waterratten. Ook de bruine rat randt hij soms aan, maar die is hem toch vaak te machtig, die behoort meer tot het jachtveld van de hermelijn. Konijnen en hazen worden dikwijls genoeg zijn slachtoffer, evengoed als soms patrijzen of een enkele fazant. Kleinere vogels en alle soor ten van eieren en jongen zijn steeds van zijn ga ding en hierdoor heeft hij het nu waarschijnlijk weer verkorven bij ons Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Landbouw. Het Koninklijk Besluit, dat onlangs is uitgevaardigd in verband met de invoering van de Nieuwe Jachtwet op l Maart, noemt ook de wezel onder de schadelijke dieren. Wij mogen ons hierover wel eenigszins verwonderen, want die Jachtwet houdt toch in de allereerste plaats rekening met de belangen van den landbouw en zelfs de meest verstokte wezel haters geven toe, dat dit kleine moordenaartje aan den landbouw onschatbare diensten bewijst. De relaties van onze regeering tot de wezels zijn wel eens van nog veel minder vriendschappelijken aard geweest dan thans. Driekwart eeuw geleden loofde onze Overheid premiën uit op het dooden van wezels. In het muizenjaar 1855 werd voor meer dan vijfentwintigduizend gedoode wezels dat bloedgeid uitbetaald. In zoo'n muizenjaar doodt een wezel met gemak twintig muizen per etmaal, hoogstwaarschijnlijk veel meer. Onze regeering heeft destijds dus eenige millioenen veldmuizen beschermd en vertroeteld. Die konden zch voorttelen, zoodat in 1857 de muizen plaag nog veel erger woedde. Zelfs in dat jaar betaalde de regeering nog over de 22000 premies, maar daar is zij toen gelukkig mee opgehouden; ik weet niet, of dat kwam uit geldgebrek of door beter inzicht. In ieder geval is het diep treurig, dat alleen in de Betuwe, destijds de landbouwstreek bij uitnemendueid, in de eerste 10 maanden van 1857 meer dan 6000 wezeltjes zijn gedood. Wat moeten wij nu denken van het K- B. van 1924, dat de wezels noemt onder het schadelijk gedierte? Hoe is voor die dieren de zoo moei lijke balans voor nut en schade opgemaakt? Aan de eene zijde de muizen en ratten van allerlei soort, de konijnen en thans ook in naam der wet de fazanten, aan de andere zijde de hazen en patrijzen, en velerlei vogels, waaronder sommige van onze liefste zangers, die intusschen ook weer zeer veel van muizen en ratten hebben te lijden en dus door de wezels weer wor den gebaat. Ge ziet hoe ingewik keld dit alles wordt en hoe ver dit gaat boven de draagkracht van een kort koninklijk besluitje, dat enkel op vcrdelging doelt. lir is n troost: nadat er in 1855 vijfentwintigduizend wezels waren gedood en in 185G bij de tienduizend, kwamen er in J857 toch weer minstens even veel in 't veld als twee jaar te voren. Dit geeft veel te denken. J A c. P. T u i j s s i: MUIIIIIIIIIIIIIMIIH iiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiuitiiiiiiiii in MUI minimin UMI |?MOERHE1M"| | DEDEMSVAART | | BORDERPLANTEN| | Zanding boven f 10 franco Stat, v. Best. | f CATALOGI 1924 GRATIS OP AANVRAAG | iiiiiiiiiiiiiimiiiiiii iitmmiiiimit MIIMII iiiiiiiiimiiiii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl