Historisch Archief 1877-1940
t.' .' i ? No. 2439
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
REIS-FRAGMENTEN
ONZE KOLONIËN : BALI
V. POMPEJI
Uit Sorrento rijden we op een vroegen mor
gen naar Pompeji, nadat we eerst van het
iotel-balcon af ons duizelig gestaard hebben in de
doorschijnende kabbeling van de Napelsche golf
«n, kan het anders, in den tuin een tak met witte
camelia's stalen. Tegen de bergen staan de al te
roze bloesems van de perzikboompjes tusschen het
teere groen te pronken, als trotsche, zelfbewuste
?wezens. De trage rookpluim van den Vesuvius kan
irriteerend werken, als de weg zoo slecht en hob
belig wordt dat wij kans loopen uit het rijtuig in
«en artisjokkenveld te belanden, de koetsier ons
afzet en de berg opeens aan een onverstoorbaren
rooker herinnert, die ons dreinend-blazende be
spot.
Van Pompeji zien we om te beginnen niets:
schreeuwende gidsen! Maar wij zijn hardnekkig en
beginnen zonder hen een rondgang. En dan komt
?de schoone verrassing, hoe verder men doordringt in
die verlaten straten en de intimiteit zoekt van een
enkel huis. Tusschen de steenen ritselen ontelbare
groene hagedissen, zij zijn het eenige wat hier aan
leven overbleef. Alles wekt een zware en peinzende
stemming, die we verdrijven, omdat we aan ons
zelven verplicht zijn overal rond te gaan. De broei
ende ochtendzon stooft de stille plek waar wij
gaan rusten op afgesleten stoep-steenen.
Helaas gaat er romantische ballast uit The
last days of Pompeji" door ons ho'ofd, moe van
de warmte, dwarrelen en later, bij den Isis-tempel
kunnen wij de figuren uit dat boek zoowaar
heelemaal niet meer uit onze gedachten schrappen. Zij
zijn hinderpalen, die we niet meer uit den weg
?weten te gaan.
's Middags is het met de rust gedaan.
Daar zwermen Engelschen en Amerikanen rond,
die alles in zoo kort mogelijken tijd afdoen. Nu
hebben de gidsen hun slachtoffers gevonden en
zelfs zeulers van draagstoelen, bij gebrek aan een
toeter vervoermiddel, krijgen een kans.
Wij slenteren terug en het laatste wat we van
Pompeji merken, is kostelijk. Een Amerikaan|in
draagstoel geeuwt verveeld achter zijn hand en
?wenkt daarna zijn gids met het gebiedend gebaar
van een Romein om naderbij te komen. Toevallig
vangen wij zijn vraag op: Where are the dirty
things on the walls?"
Teekening voor de Amsterdammer" door J. G. Sinia
RIJSTVELDEN OP BALI
Taormina Dorpsplein
VI. AMALFI
Natuurlijk rijden we een anderen keer den
«uden kronkeligen zeeweg langs de steile bergen
af tot Amalfi. Het duurt van Sorento uit bijna
vijf uur en onderweg moet er van paarden gewisseld
?worden. Zóó is dus vroeger in Italiëgereisd, zoo
rtreuzelig heeft Qoethe alles bereikt.
Van een rotspad af springt ons een kleine
boschnymph op bloote voetjes tegemoet, die een tak
Zooals reeds eerder werd opgemerkt zijn de
complexen sawah, welke uit nzelfde leiding
water ontvangen, vereenigd tot z.g. soebaks".
Het bestuur van zulk een soebak wordt sekaha
soebak" genoemd, terwijl het hoofd van dit be
stuur den naam draagt van pekaseh". Boven dezen
pekaseh weer staan de pengloerah's, die belast
zijn met het toezicht op meerdere soebak's.
Waar de rijstcultuur in hooge mate afhankelijk
is van het water, is het te begrijpen, dat het af
tappen van dit water van rivieren of leidingen in
de hooge streken vooral vroeger, toen Bali nog
niet onder onsrechtstreeksch bestuur stond, menig
maal aanleiding gaf tot langdurige twisten. Der
gelijke twisten hadden echter zelden een bloedig
verloop, want hoewel de Baliër, wanneer het er op
aankomt zeer dapper is wij behoeven om dit te
constateeren de Indische krijgsgeschiedenis slechts
even na te gaan van nature is hij zeer vrede
lievend en arbeidzaam. Niets is hem liever dan
rustig zijn bouwgrond te bewerken en te beplanten.
maar dit laatste geschiedt dan ook met zooveel
zorg en zulk eene bekwaamheid, dat zelfs de Javaan
nog vaak in zake rijstcultuur bij den Baliër te
leer gaat.
Schitterend van aanblik is het Balische land,
de tanam bali" (= tuin van Bali), zooals de Baliër
zoo gaarne zijn heerlijk land noemt, als men het
in het laatst der maand Januari, wanneer de vel
den voor de beplanting gereed gemaakt zijn, van
een der hoogere bergkammen af aanschouwt. Dan
liggen al die blanke waterspiegels, heuvel op, heuvel
af, tot in eindelooze verten, te blikkeren in het
zonlicht, met hier en daar, als welkome afwisseling
voor het oog, een desa of tempel, diep verscholen
onder het groen, terwijl de statig voortzeilende
wolken over het geheel een spel van licht en scha
duw werpen, dat het tot een steeds veranderend
tooneei van zeldzame bekoring maakt.
J. O. SINIA
Amalfi
met sinaasappels wuivende met n hand aanbiedt
en met de andere vlug onze lires weggritst.
Bij Amalfi, oud nest van zeeroovers, hebben de
bergen als met opzet een smalle spleet vrijgelaten.
Wij loopen langs ongemakkelijke weggetjes, waar
stoere vrouwen eiken last op haar hoofd dragen en
met haar heupen zwaar wiegelen; waar het
Venushaar onder druipend getikkel van bergwater groeit
en de raderen van de papiermolens klepperen, en
in letterlijken zin stoot men eindelijk tegen de
rotsen aan waar zij zich weer te zamen voegen.
Verder komen wij in Amalfi geestelijk op adem.
Er is niets te doen en niet veel te zien. Behalve de
kathedraal is het merkwaardigste gebouw wel
ons hotel, een oud Capucijner-klooster,
hoog-gelegen, waar Pompejaansche draagstoelen ons naar
boven brengen langs een lange trap. Een wonder
lijke, internationale troep dwarrelt door dit hotel,
met al te wereldsche gedachten voor die kleine, wit
gekalkte celletjes, waar wij slapen en 's morgens
ons hoofd bezeeren vóór we goed wakker zijn. Alles
is onveranderd gelaten, ook de kloostergang en
de kapel: voor geloovigen, zou men meenen, een
gruwelijk blasphème, maar zij ergeren er zich
juist het minste aan.
Trapje op, hoekje om, trapje af: niemand vindt
dadelijk in dezen doolhof den weg naar de
hoog-gewelfde eetzaal met het zeldzaam-gemengde ge
zelschap waar zelfs een mondain, jong geestelijke,
uiterlijk Casanova, toen hij het abbé-costuum
nog droeg, niet onwaardig, met veel buigingen
tusschendoor zwiert. Buiten loopt een hoog-gelegen
colonnade evenwijdig met de zee. Daarachter
beginnen, schuin-opgaand, de boomgaarden met
citroenen, mandarijnen en oranjeappelen. Wij
ontbijten van de vruchten die we zelf plukken en
droomen op een vierkant, Oostersch dakje in de felle
zon, die ons in den middag achter de rotsen weer
ontglipt. En in den avond heb ik nergens zóó
zoeten geur gedronken van oranjebloesems, bedwel
mend en zwaar, alsof duizend bruiden er zich
morgen mee zouden tooien.
De bezitster van het hotel staat in alle talen
onvermoeid haar gasten te woord met een afwezi
gen glimlach. Eiken dag, het heele seizoen door,
moet zij hetzelfde van het klooster vertellen: een
bovenmenschelijke taak. En bij ons weggaan groet
zij minzaam een gevallen koningin op de tinnen
van haar burcht: Oood bye ! Bon voyage ! Auf
Wiedersellen".
Jo ZWARTEND ij K
CADILLAC V. 63
lader is enthousiast over de schitterende
kwaliteiten van de CADILLAC V. 63
K. LANDEWEER - UTRECHT