De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 maart pagina 20

15 maart 1924 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

20 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2439 VAN HOFLEVERANCIER [euert ou&r het gtefieGte [and franco Zendt U gaarne nare dtu>- voor-waarden oordansefoaf fing of Jnrutt NADERE INLICHTINGEN BIJ C F V^nÖF^ LHOUTSTR-9 CHOORSTR.32 .1. D ER l/WC J DEN H A AG UTRECHT r Het feit, dat er dagelijks meer WHITE VRACHTWAGENS EN OMNIBUSSEN op^den weg verschijnen, spreekt voor zich zelf. De prijzen zijn concurreerend. ALLEENVERTEGENWOORDIOINO VOOR NEDERLAND: N.V. Gebrs. NEFKENS' Automobiel Maatschappij ALLEEN: AMSTERDAM, Jacob Obrechtstraat 26, Tel. 22507. UTRECHT, Nachtegaalstraat 55, Tel. 3061. Geen filialen, ook niet in andere plaatsen. STEUNZOLEItó MET OPSTAAN DEN BUITE ' .. HERSTELT UR6WAL 334 %HET BINNEN6ASTHUIS Spoors Mosterd WA spoorjr. Culemboro VAN MARIONETTEN EN SPROOKJES door SAMUEt FALKLAND VIII DE MAN ZONDER TRANEN 't Was 'n lust voor de oogen, 'n vreugde voor 't verstand, zoo als ae Werkruimte groeide, de eene Hal na de andere bij werd gebouwd, de vernuf tigste machines 't gesmolten metaal grepen, kneedden, hevelden, hoe 'r gelascht, geklonken werd, de kranen met reuze-armen gevaarten tilden en streken hoe 't kleine arbeidersdorp tegen de bergglooiing aan, 'n vlucht nam. 't Was 'n stad met breede straten, winkels, fraaie woningen geworden, waarachterde arbeiders wijken zich tot aan 't kerkhof uitbreidden. In 't Zuiden en Noorden koepelden ijzeren daken van stations, en de treinen, die binnenliepen, de goederenwagens, die vertrokken, leken niet meer te tellen. Tegen den avond, als de fabrieken ge sloten waren, stroomde de menigte langs de ver lichte magazijnen, drongen ze te hoop, om in concerthuizen en schouwburgen binnengelaten te worden, 'r Was geen land ter wereld, of ze kenden 'r den naam van de nieuwe stad, en als 'r koningen en prinsen 't land zelf bezochten, mochten ze 'r niet aan denken de stad, waar 't verwonderlijkst wapentuig gesmeed werd, voorbij te gaan. In een jaar waren 'r twee regeerende vorsten en een pasgekroond keizer door ae Stadsoverheid rondgeleid. Dan stonden militaire kapellen in de schoonste kleedij op de pleinen, vlagden de burgers, trokken 'r waarlijk oog-verblindende stoeten met gouden helmen en in de zon tintelende rapieren langs de hoofdwegen, en ten bewijze van hun tevredenheid schreven de roemruchtigste vorstelijke hoofden en gezanten hun namen in het Vreemdelingenboek der Wereldfabriek. Werd de ecrewijn rondgediena, dan keken de hooge bezoekers naarden bescheiden, stillen, niet ouder geworden man, die dit alles gewrocht en de welvaart aan de stad had bezorgd. Hij was in den adelstand geheven, en wanneer hij de aanzienlijke gasten door de opmerkelijkste gedeelten der fabriekshallen voorging, en alleen die zalen meed, waarde kostelijkste geheimen voor 't eigen land werden bewaard, groetten de ar beiders 't eerst en 't dankbaarst den fabriekskoning, die hospitalen, tehuizen, weduwen- en weezenfondsen had gesticht. Dat van de staking herinnerden zich enkel nog ouderen van dagen, en ook bij die was de wrok verdwenen, omdat 'r in de fabriek niets werd verzuimd, om aan billijke eischen tegemoet te komen, de loonen stegen, en er zelfs arbeiders waren, die eigen huisjes geleide lijk konden koopen. " Toen de fabriek vijf en twintig jaar bestond, vierde de stad feest, werden 'r serenades door arbeiders-muziekkorpsen en arbeiderskoren ge bracht, belichtten toortsen en flambouwen 't blanke huis bij de beek, waar niets veranderd was, en de eenzelvige in nachtelijke uren met dezelfde gretigheid werkte. De stad maakte hem eereburger, de vorst van 't land zond een eigenhandig schrijven, verleende hem de hoogst-mogelijke onderscheiding. En het was ook dienzelfden dag, dat hij voor 't eerst sinds de wreede lengte der jaren glimlachte, 'n kind optilde en kuste. Want de dochter, die nooit iets van zich had laten hooren, die alleen in de vrouw had geloofd, was op dat feest tot 'm gekomen, nu de moeder 'r niet meer was. De vage jeugd-herinneringen dreven 'r den vader op te zoeken, die geen slecht, harteloos mensch kon zijn, als iedereen z'n goedheid, zijn mildheid, z'n breedheid prees, 't Was eerst 'n bevreemdendkille ontmoeting, 't tasten van groote menschen, die mekaar kwijt waren geraakt, en praatten zooals behoorlijke lieden dat in gezelschap doen. Toen kwam ook 't kind aan de hand van den schoonzoon. Dat wist van geen verleden, geen verwijdering, geen vormen 't keek in de oogen van den grootvader, zag 'r 't koesterend licht in, den weerschijn van 't wonderlampje, dat ieder met zich in 't leven meebrengt en ieder tracht te verbergen tot de anders ziende oogen van 'n kind 't spelend vanzelf ontdekken, en 'r 'n klein-kloppend hartje tegen te luisteren leggen. 't Werden spelletjes, waarbij de stilte, in 't huisbij-de-beek in glimlachende ontrusting vlood. Grootvader met den bleeken kop, maar met haar, waarin nóg geen zilverig draadje in verdoold was geraakt, kroop op handen en voeten, en wanneer de kleinzoon 'm met de mollige voetjes de sporen gaf, ging 't met 'n vaart over de gazons der dikke tapijten, achter de bergen van divan en leunstoelen, en als de kameraad zich verstopte, vlogen de teekeningen van de werktafel bij 't stoeien en ravotten, waar ze mekaar in de kamer-spelonken 't vlugst zouden vinden. Thuis werd de kanonnenkoning de slaaf van 't blonde kereltje in de fabriek bleef-ie de ongenaakbare. Ma?r toch, hij ontdooide. De arbeid in eenzaamheid, 't Iaat opzitten bij 't tikken der klok, bij oen hond, die elk van z'n bewegingen begreep, was niet altijd 'n genot. Nu leek-ie van 'n verre, sloopende reis teruggekeerd, als-ie in de jonger geworden kamer over de nieuwe familie aanzat, over den schoonzoon, de op 'r gestorven moeder lijkende dochter en 't kind. Soms, voor 't eerst van zijn bestaan in de latere jaren, bleef-ie uren weg, wandelde-ie zooals-ie 't vroeger gedaan had, dacht-ie nauwelijks aan de hel, waarin ze de affuiten goten, aan de verbluffend-schrandere werktuigen, die de grootste granaten en projectielen van de heele wereld maakten. Met den jongen in 't hooge gras bij de zwaar-omrasterde beek keek-ie naar 't blauw van den hemel, 't jagen der wolken, en als 't kind naar droomverhalen luisterde, zag-ie in de klare, vra gende, mee-levende pupillen de zonnigste, godde lijkste geheimen, die in 't huis van z'n eigen ziel als lichtende lachjes bewogen. Maar hij werd heen-geroepen. De hooge schoorsteenen floepten rook en vlammen, en ook 's nachts dromden arbeidersploegen naar de poorten der fabriek. Het werd zulk 'n drukte dat de man van het blanke huis aan de beek wegbleef, en zelfs 's nachts geen gelegenheid had naar 't slapende kind in 't bedje te kijken. 'r Was onrust in 't land. 't Gromde in de bewolkte luchten. De menschen praatten beangst in de straten, en plotselingsloegde bliksem in, werden de mannen opgeroepen, dreunden de wegen onder 't logge gewicht der kanonnen, klonk 't getrappel van hoeven, 't geluid van signaalhoorns. lir was oorlog. Kr was iets gezegd, iels gedaan, iets bedreven ze wisten niet waarom ze elkaar haatten, waarom ;7e elkaar moesten dooden waarom 't in bloed van menschen gewroken moest worden. Ze waren altijd zoo geweest hadden 't op de scholen geleerd wat de eer van 'n volk wat heidendom betcekende hoe groot, hoe ede l 't was ae overwinning te behalen en ze geloofden in de zekerheid van den man, die de monster kanonnen, 't schitterend geschut had gegoten, dat de vijand zou vernietigen nog voor-ie de landspalen voorbij was getrokken. Het werd 'n reeks veldslagen zoo geweldig, zoo geheel-nieuw als 't Boek-der-historie nog nimmer vermeldde. De menschen zagen mekaar niet. Ze wroetten zich in de aarde. De stalen monden van het geschut deden het werk, rustig, voorbeeldig, ongekend. De krijgers bevochten elkander niet langer met het zwaard, niet met pistolen, niet met achterlaadgeweren, niet met den wrok van lieden, die vrouw en kinderen verdedigen. Ze zagen mekaar niet. Ver in de diepten der landen, waar de bloemen vertreden waren, de vogels niet meer floten, verschrikt door het geraas der donderslagen, het opwolken van stof, het opbulken van aardkluiten, barstten de granaten, en hoe meer dooaen 'r vielen, hoe meer verwonderd-o pen glazige oogen naar den hemel keken, hoe meer hoofden 'r met verwrongen monden rustten, hoe sterker, onstui miger 't gejuich der levenden werd. In de fabriek raasden de walsen, beukten de stoomhamers, krijschten de stoomfluiten. Als 'r kanonnen door den vijand genomen, als 'r batte rijen werden vernield, gromden de lieren, knoersten de kettingen der kranen, werden 'r nieuwe ge drochten opgeladen tot de beslissende slag werd geleverd. 'r Hadden nog nimmer zulke groote legers over mekaar gestaan 'r was nog nooit zulk gekerm en geweeklaag gewest. 'r Lagen lijken bij duizenden tusschen verminkte paarden de luwe Lente-aarde met 'r platgetrapt groen, was in bloed gepurperd, en tegen den avond, toen de zon als 'n papaveren bol aan den einder daalde, de boomen als vurige fonteinen in den neve! ttaagden, dorpen brandden en de hemel zelf in scharlaken gloed dampte, trokken wagens van 't roode kruis over de vlakte, zag men aan het nummer in 'n uniformpet wie de held was, die z'n leven voor hot vaderland had gelaten. Toen kuste de zegevierende vorst den kanonnenkoning op beide wangen. De overwinning was 'r. Maar in de woning bij de beek, zat de dochter /oo bleek of ze't bestierf en 't kind zei: ,groot vader, laten we 'm gaan zoeken. Vader is niet weromgekomen zooals-ie 't vanmorgen beloofde." Toen nam de man het kereltje op den arm. VANNELLESVARINAS GOUDZEGEL 5O ets. per Pakje. II Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN. II

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl