Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2439
UIT ATJEH'S HISTORIE
(DE PACIFICATIE VOLTOOID!)
Het optreden, in 1908, van den toenmaligen
luitenant-kolonel Swart als gouverneur van Atjeh,
heeft een begin van het einde gebracht voor het
militaire bewind in dit Gewest.
Bijkans een halve eeuw had het militarisme zijn
scepter gezwaaid en dit niet steeds onder ge
lukkige omstandigheden. Dat bijna vijftig jaren
noodig geweest zijn om de Pacificatie in Atjeh
tot een goed einde te brengen was niet in elk op
zicht te wijten aan het verzet van de Atjehsche
hoofden". De zwaarden zouden reeds veel eerder
tot sikkelen zijn omgesmeed, indien slechts het
Nederlandsche bestuur in die gewesten minder
fouten had gemaakt.
Daar was, in het begin van '80, de instelling
van het eerste civiele bestuur in Atjeh, waarmede
in 1885 weer moest worden gebroken, wilde men
althans het gezag niet geheel en al prijs geven.
Daar was de tijd van de Concentratielinie,"
waardoor elke schrede op den weg naar eene eco
nomische, politieke en staatkundige ontwikkeling
werd afgesneden.
Daar was, in de derde plaats, het feit dat de
macht in handen wa's van een militair bestuur,
dat steeds meer het tijdstip zag naderen waarop
het die macht uit handen zou moeten geven. Dit
militaire bestuur moest medewerken aan het gra
ven van eigen graf en het was te verstaan dat
niet steeds en door alle bewindvoerders met het
zelfde lan in die richting werd gewerkt.
Tijdens zijn bezoek aan Atjeh, eenige jaren ge
leden, moest de oud-opperbevelhebber van land
en zeemacht, generaal Snijders er aan herinneren:
In Atjeh mag het militaire nimmer doel worden;
het moet steeds middel blijven", 't Is voor velen
de vraag of diéwaarheid wel immer in Atjeh be
grepen werd
En tenslotte was daar nóg een factor we
zouden willen schrijven: de groote factor, die de
pacificatie van Atjeh vertraagd heeft.
Er is werkelijk geen diepgaande studie van onze
koloniale geschiedenis noodig, om tot de over
tuiging te komen dat in niet n deel van onze be
zittingen de animositeit tusschen de bestuurs
ambtenaren onderling en de elkaar opvolgende
gouverneurs zóó groot geweest is, als juist hier.
Men heeft eens de vraag gesteld, wie in het
gewest Atjeh en Onderhoorigheden wel de grootste
vijand van de Keumpenie" geweest is en het
antwoord moet toen geweest zijn: dat waren wij
zelf ! Want de strijd die tusschen de bestuurderen
onderling werd gevoerd moge misschien niet zóó
naar buiten bekend zijn geworden als de werke
lijke krijg in die gewesten, hij is daarom niet
minder hevig geweest.
De tijd zal leeren, of het verkeerde sentiment,
dat in elk militaristisch stelsel naar voren treedt,
in de geschiedenis van Atjeh te groote parten ge
speeld heeft. Sinds 1918 heeftAtjeh een burgerlijk
bestuur en uit de toekomst zal blijken of dit civiele
bewind wellicht met wat meer
eenheid-van-gedachten en wat minder-depreciatie voor
wederzijdschen arbeid zal regeeren. Te dien opzichte
stemt de redevoering waarmede onlangs de nieuwe
gouverneur van Atjeh, de heer Hens, het bestuur
overnam, inderdaad hoopvol. En men mag thans
aannemen, dat met den werkelijken vijand in
Atjeh, ook die andere groote tegenstander tot
zwijgen is gebracht.
In verband met hetgeen wij hierboven schreven,
zal men begrijpen dat zoowel de in 1918 afgetreden
militaire gouverneur Swart, als de in datzelfde
Atjeh. Bedrijf van de Bataafsche Petroleum-Mij. Peureula.
jaar opgetreden burgerlijke bestuurder Van Sluijs,
elk voor zich een zware taak hadden te vervullen.
Immers, de laatste jaren van het militaire bewind
zouden worden gevolgd door de eerste jaren van
een zoo stringent mogelijk doorgevoerd civiel be
stuur. In een tijdstip van slechts enkele jaren zou
een steeds grooter deel van de militaire macht uit
handen moeten worden gegeven en er stond een
zich steeds meer uitbreidend burgerlijk bestuur
gereed die taak over te nemen.
Een van de groote verdiensten van gouverneur
Swart is geweest dat hij den weg gebaand heeft
voor een ontmoeting tusschen de beide heterogene
elementen. Het einde van zijn bestuur bracht het
psychologisch moment" waarop de beide machten
elkaar zouden vinden"
In een van de hand van schrijver dezes onlangs
verschenen werkje over de Economische Staatkun
de in Atjeh gedurende de afgeloopen vijftig jaren 1)
is een breede plaats ingeruimd voor hetgeen beide
gouverneurs in het belang van de Pacificatie heb
ben gedaan. Negentien jaren achtereen heeft
gouverneur Swart onder de Atjehers gewoond en
gewerkt; met bizonderen tact wist hij de verzets
lieden, die in onderwerping kwamen, te gewennen
aan de voorschriften van het Nederlandsche Be
stuur. Aan de ontwikkeling van land en volk"
zoo hield Swart zijn bestuursambtenaren immer
voor ??moet de grootste aandacht worden ge
schonken. De rampen van den oorlog moeten
worden vergeten en daardoor zullen de minder
goede gevoelens ten onzen opzichte geleidelijk plaats
maken voor andere en betere".
Een door deze beginselen geleid bestuur maakte
het dan ook mogelijk dat in 1915 door den gouver
neur van Atjeh aan de Indische Regeering kon
worden voorgesteld het 3e Veldbataljon uit Atjeh
te doen terugkeeren naar Java, en datzelfde, door
gezond verstand toegepast bestuur is aan de eco
nomische ontwikkeling van het Gewest in vele
opzichten ten goede gekomen.
Het werk van gouverneur Swart werd gewaar
deerd zoowel door zijn directen opvolger, 'Van
Sluijs, als nog onlangs door den heer Hens, bij
djens optreden als gouverneur. Toen de assistent
resident te Koeta Radja, de heer Caron, uit naam
van gouverneur Van Sluijs tot den heer Hens het
woord richtte, kon hij gewagen van den grooten
steun door Van Sluijs ondervonden bij alle militaire
landsdienaren, in de zoo uiterst moeilijke taak der
eerste jaren van het burgerlijk gezag. Dien steun
heeft Van Sluijs te danken gehad aan de
uitnemenOnderneming Simaloer" der vereenigde Indische bosch-exploitatie maatschappij. Emplacement te Sinabang
da wijze waarop zijn voorganger het militaire en
civiele bestuur heeft uiteengerafeld. De nieuwe
gouverneur van Atjeh heeft in zijn officieele rede
voering gezegd dat de overname van de bestuurs
taak uit handen van het leger geslaagd mag heeten"
van het leger" zoo ging de heer Hens
voort, dat door zijn schitterende praestatie
die overname voorbereidde en mogelijk
gemaakt heeft en waarbij ik op een dag als
heden wel vooral in Uwe herinnering mag
terugroepen de namen van Van Heutsz,
Van Daalen en Swart "
Van Heutsz, Van Daalen, Swart.... helaas!
dat door de tijden heen men niet kon blijven
spreken van een drievoudig snoer"....
Vijf jaren achtereen heeft gouverneur Van Sluijs
het bewind over Atjeh gevoerd. Bij zijn optreden
heeft hij een bestuurscredo" ontvouwd, waarbij
de beginselen werden opgesomd die aan zijn be
stuursbeleid zouden ten grondslag liggen. Van
Sluijs wenschte aan de Atjehsche bevolking in
de eerste plaats te brengen: rust, om tijd en gele
genheid te hebben zich economisch krachtiger te
maken. Vermindering van verplichte heeren
diensten en een niet langer aan banden leggen van
de vrijheid der bevolking door onbegrepen
politievoorschriften"?zoo luidde zijn program. Voorts:
het euvel van onbetrouwbaarheid der Atjehsche
bevolking moet worden bestreden door ons voor
beeld ; de decentralisatie moet, waar mogelijk,
worden doorgevoerd; tot in het leven roepen van
autonome gebiedsdeelen moet worden besloten."
Is", zoo vroeg bij de bestuursoverdracht, de
waarnemend gouverneur, in het afgeloopen vijf
jarig tijdvak van het bestuur van Van Sluijs een
gedeelte van zijn wenschen werkelijkheid geworden?
Zonder twijfel!"
Ondanks het feit dat met het bestuur van Van
Sluys zijn samengevallen de dagen van November
1918, die een opleving van revolutionaire en
antiNederlandsche gevoelens ook aan de Noordkust van
Atjeh deden ontstaan .. en ondanks de toen ge
volgde malaise op het terrein van den handel.
Dank zij zijn onvermoeid pogen heeft Van Sluijs
mogen zien hoe nauwelijks twee jaren na zijn op
treden het aantal scholen in het Gewest was toe
genomen met 28 pCt.; het aantal leerlingen met
bijkans 30 pCt. en het aantal meisjes-leerlingen
uit de Atjehsche bevolking zelfs met ruim 121 pCt.
Veel, zeer veel heeft deze civiele gou
verneur gedaan in het belang van de
volksontwikkeling in Atjeh en waren
het droevige familieomstandigheden die
hem in 't begin van 1923 hebben ge
noopt zijn ambt neer te leggen, het is ons
van zeer nabij bekend hoe nog korten tijd
geleden de Nederlandsche regeering een
beroep heeft gedaan op den ijver en de
liefde voor Nederlandsen Indiëvan dezen
nog in de volle kracht van zijn leven
staanden bestuursambtenaar en het is
ons evenzeer bekend, hoe de heer Van
Sluijs heeft toegegeven aan den zachten
drang der Regeering om zijn krachten
nog verder in dienst te stellen van de
Nederlandsche Koloniën.
In een viertal artikelen hebben wij een
en ander medegedeeld Uit Atjeh's His
torie". Uit de historie van een veelbe
sproken en veel-beschreven en een nog
te weinig gewaardeerd Gewest. Want a
zal in de toekomst, zelfs in verre toekomstl