De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 maart pagina 4

15 maart 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2439 UIT ATJEH'S HISTORIE (DE PACIFICATIE VOLTOOID!) Het optreden, in 1908, van den toenmaligen luitenant-kolonel Swart als gouverneur van Atjeh, heeft een begin van het einde gebracht voor het militaire bewind in dit Gewest. Bijkans een halve eeuw had het militarisme zijn scepter gezwaaid en dit niet steeds onder ge lukkige omstandigheden. Dat bijna vijftig jaren noodig geweest zijn om de Pacificatie in Atjeh tot een goed einde te brengen was niet in elk op zicht te wijten aan het verzet van de Atjehsche hoofden". De zwaarden zouden reeds veel eerder tot sikkelen zijn omgesmeed, indien slechts het Nederlandsche bestuur in die gewesten minder fouten had gemaakt. Daar was, in het begin van '80, de instelling van het eerste civiele bestuur in Atjeh, waarmede in 1885 weer moest worden gebroken, wilde men althans het gezag niet geheel en al prijs geven. Daar was de tijd van de Concentratielinie," waardoor elke schrede op den weg naar eene eco nomische, politieke en staatkundige ontwikkeling werd afgesneden. Daar was, in de derde plaats, het feit dat de macht in handen wa's van een militair bestuur, dat steeds meer het tijdstip zag naderen waarop het die macht uit handen zou moeten geven. Dit militaire bestuur moest medewerken aan het gra ven van eigen graf en het was te verstaan dat niet steeds en door alle bewindvoerders met het zelfde lan in die richting werd gewerkt. Tijdens zijn bezoek aan Atjeh, eenige jaren ge leden, moest de oud-opperbevelhebber van land en zeemacht, generaal Snijders er aan herinneren: In Atjeh mag het militaire nimmer doel worden; het moet steeds middel blijven", 't Is voor velen de vraag of diéwaarheid wel immer in Atjeh be grepen werd En tenslotte was daar nóg een factor we zouden willen schrijven: de groote factor, die de pacificatie van Atjeh vertraagd heeft. Er is werkelijk geen diepgaande studie van onze koloniale geschiedenis noodig, om tot de over tuiging te komen dat in niet n deel van onze be zittingen de animositeit tusschen de bestuurs ambtenaren onderling en de elkaar opvolgende gouverneurs zóó groot geweest is, als juist hier. Men heeft eens de vraag gesteld, wie in het gewest Atjeh en Onderhoorigheden wel de grootste vijand van de Keumpenie" geweest is en het antwoord moet toen geweest zijn: dat waren wij zelf ! Want de strijd die tusschen de bestuurderen onderling werd gevoerd moge misschien niet zóó naar buiten bekend zijn geworden als de werke lijke krijg in die gewesten, hij is daarom niet minder hevig geweest. De tijd zal leeren, of het verkeerde sentiment, dat in elk militaristisch stelsel naar voren treedt, in de geschiedenis van Atjeh te groote parten ge speeld heeft. Sinds 1918 heeftAtjeh een burgerlijk bestuur en uit de toekomst zal blijken of dit civiele bewind wellicht met wat meer eenheid-van-gedachten en wat minder-depreciatie voor wederzijdschen arbeid zal regeeren. Te dien opzichte stemt de redevoering waarmede onlangs de nieuwe gouverneur van Atjeh, de heer Hens, het bestuur overnam, inderdaad hoopvol. En men mag thans aannemen, dat met den werkelijken vijand in Atjeh, ook die andere groote tegenstander tot zwijgen is gebracht. In verband met hetgeen wij hierboven schreven, zal men begrijpen dat zoowel de in 1918 afgetreden militaire gouverneur Swart, als de in datzelfde Atjeh. Bedrijf van de Bataafsche Petroleum-Mij. Peureula. jaar opgetreden burgerlijke bestuurder Van Sluijs, elk voor zich een zware taak hadden te vervullen. Immers, de laatste jaren van het militaire bewind zouden worden gevolgd door de eerste jaren van een zoo stringent mogelijk doorgevoerd civiel be stuur. In een tijdstip van slechts enkele jaren zou een steeds grooter deel van de militaire macht uit handen moeten worden gegeven en er stond een zich steeds meer uitbreidend burgerlijk bestuur gereed die taak over te nemen. Een van de groote verdiensten van gouverneur Swart is geweest dat hij den weg gebaand heeft voor een ontmoeting tusschen de beide heterogene elementen. Het einde van zijn bestuur bracht het psychologisch moment" waarop de beide machten elkaar zouden vinden" In een van de hand van schrijver dezes onlangs verschenen werkje over de Economische Staatkun de in Atjeh gedurende de afgeloopen vijftig jaren 1) is een breede plaats ingeruimd voor hetgeen beide gouverneurs in het belang van de Pacificatie heb ben gedaan. Negentien jaren achtereen heeft gouverneur Swart onder de Atjehers gewoond en gewerkt; met bizonderen tact wist hij de verzets lieden, die in onderwerping kwamen, te gewennen aan de voorschriften van het Nederlandsche Be stuur. Aan de ontwikkeling van land en volk" zoo hield Swart zijn bestuursambtenaren immer voor ??moet de grootste aandacht worden ge schonken. De rampen van den oorlog moeten worden vergeten en daardoor zullen de minder goede gevoelens ten onzen opzichte geleidelijk plaats maken voor andere en betere". Een door deze beginselen geleid bestuur maakte het dan ook mogelijk dat in 1915 door den gouver neur van Atjeh aan de Indische Regeering kon worden voorgesteld het 3e Veldbataljon uit Atjeh te doen terugkeeren naar Java, en datzelfde, door gezond verstand toegepast bestuur is aan de eco nomische ontwikkeling van het Gewest in vele opzichten ten goede gekomen. Het werk van gouverneur Swart werd gewaar deerd zoowel door zijn directen opvolger, 'Van Sluijs, als nog onlangs door den heer Hens, bij djens optreden als gouverneur. Toen de assistent resident te Koeta Radja, de heer Caron, uit naam van gouverneur Van Sluijs tot den heer Hens het woord richtte, kon hij gewagen van den grooten steun door Van Sluijs ondervonden bij alle militaire landsdienaren, in de zoo uiterst moeilijke taak der eerste jaren van het burgerlijk gezag. Dien steun heeft Van Sluijs te danken gehad aan de uitnemenOnderneming Simaloer" der vereenigde Indische bosch-exploitatie maatschappij. Emplacement te Sinabang da wijze waarop zijn voorganger het militaire en civiele bestuur heeft uiteengerafeld. De nieuwe gouverneur van Atjeh heeft in zijn officieele rede voering gezegd dat de overname van de bestuurs taak uit handen van het leger geslaagd mag heeten" van het leger" zoo ging de heer Hens voort, dat door zijn schitterende praestatie die overname voorbereidde en mogelijk gemaakt heeft en waarbij ik op een dag als heden wel vooral in Uwe herinnering mag terugroepen de namen van Van Heutsz, Van Daalen en Swart " Van Heutsz, Van Daalen, Swart.... helaas! dat door de tijden heen men niet kon blijven spreken van een drievoudig snoer".... Vijf jaren achtereen heeft gouverneur Van Sluijs het bewind over Atjeh gevoerd. Bij zijn optreden heeft hij een bestuurscredo" ontvouwd, waarbij de beginselen werden opgesomd die aan zijn be stuursbeleid zouden ten grondslag liggen. Van Sluijs wenschte aan de Atjehsche bevolking in de eerste plaats te brengen: rust, om tijd en gele genheid te hebben zich economisch krachtiger te maken. Vermindering van verplichte heeren diensten en een niet langer aan banden leggen van de vrijheid der bevolking door onbegrepen politievoorschriften"?zoo luidde zijn program. Voorts: het euvel van onbetrouwbaarheid der Atjehsche bevolking moet worden bestreden door ons voor beeld ; de decentralisatie moet, waar mogelijk, worden doorgevoerd; tot in het leven roepen van autonome gebiedsdeelen moet worden besloten." Is", zoo vroeg bij de bestuursoverdracht, de waarnemend gouverneur, in het afgeloopen vijf jarig tijdvak van het bestuur van Van Sluijs een gedeelte van zijn wenschen werkelijkheid geworden? Zonder twijfel!" Ondanks het feit dat met het bestuur van Van Sluys zijn samengevallen de dagen van November 1918, die een opleving van revolutionaire en antiNederlandsche gevoelens ook aan de Noordkust van Atjeh deden ontstaan .. en ondanks de toen ge volgde malaise op het terrein van den handel. Dank zij zijn onvermoeid pogen heeft Van Sluijs mogen zien hoe nauwelijks twee jaren na zijn op treden het aantal scholen in het Gewest was toe genomen met 28 pCt.; het aantal leerlingen met bijkans 30 pCt. en het aantal meisjes-leerlingen uit de Atjehsche bevolking zelfs met ruim 121 pCt. Veel, zeer veel heeft deze civiele gou verneur gedaan in het belang van de volksontwikkeling in Atjeh en waren het droevige familieomstandigheden die hem in 't begin van 1923 hebben ge noopt zijn ambt neer te leggen, het is ons van zeer nabij bekend hoe nog korten tijd geleden de Nederlandsche regeering een beroep heeft gedaan op den ijver en de liefde voor Nederlandsen Indiëvan dezen nog in de volle kracht van zijn leven staanden bestuursambtenaar en het is ons evenzeer bekend, hoe de heer Van Sluijs heeft toegegeven aan den zachten drang der Regeering om zijn krachten nog verder in dienst te stellen van de Nederlandsche Koloniën. In een viertal artikelen hebben wij een en ander medegedeeld Uit Atjeh's His torie". Uit de historie van een veelbe sproken en veel-beschreven en een nog te weinig gewaardeerd Gewest. Want a zal in de toekomst, zelfs in verre toekomstl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl