De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 15 maart pagina 6

15 maart 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Np, ,2439 ?- i".-A S. VOL AU VENT XXXVII De même qu'une volontéparticuliere ne peut représenter la volontégénérale, la volontégénérale, a son tour, change de nature ayant un objet particulier, et|ne peut, comme générale prononcer ni sur un homme ni sur un fait. J. J. Rousseau: Principes du Droit folitique. De afgeloopen week heb ik van Colijn in mijn bed eene meer nauwgezette gelaatsstudie gemaakt en omdat deze eerste zin van mijn wekelijksch proza (ik bevond mij de vorige opnieuw in de lappenmand: als ik gezond ter been ben, schrijf ik mijn dagelijksch quantum) tot dubbelzinnigheden in een land van dikwerf bedenkelijken humor aanleiding zoude kunnen geven, haast ik mij hier aan toe te voegen, dat vorenstaande zinsbouw uiteraard geenerlei critischen toets kan doorstaan. Ik lag namelijk met Colijn te bed en met eene heete kruik aan mijne voeten 1). In zulk eenen toestand, wanneer men het l i c h a m e l ij k e in behagelijke verzadigdheid vergeet, en de geest hierdoor in dadelijke wisselwerking de behoefte gevoelt, om zich in mildheid te uiten, ziet men ae gebreken van eenen tegenstander minder scherp, minder gekleurd, minder tendentieus. Het wijze leven leert ons meestal de dingen en hun verhoudingen, een weinig te laat. Indien gij een driftigen brief hebt geschreven: post dien na twee maal vier en twintig uur en verscheurt hem alvorens. Neemt nooit een besluit met eene ledige hongerige maag. En zoo gij op het punt zijt uwen politieksten vijand, gelijk een nog bewuste kreeft, tusschen de scharen van uw vernuft en uw spotzucht te pijnigen, legt u te bed, terwijl het buiten hagelt en sneeuwt; arinkt een aantal koppen thee met citroen; koestert uw verkleumde voeten tegen de stralende lafenis der gloeiende kruik, en aanschouwt eerst dan en daarna het portret van dengeen, wien ge nog zot) kort J geleden, eene serie van kwetsende woorden wildet zeggen. Welnu, Colyn is mij meegevallen. Ik beken het. Ik had mij van hooren zeggen, en van het bekijken van een aantal onheusche karrikaturen, de voor stelling van eenen Alva, een lid van den Bloedraad, eenen Mussolini, kortom van iets legendarischsterks, half god, half mensch, en dat alles in over eenstemming met den harden tweeklank Co-lijn gemaakt, maar met uitzondering van den vermoe delijk vrij-stevigen neus en het meest van de harige wenkbrauwen, die het euvel hebben de voorhoofdlijn te versomberen, constateerde ik o p mijne sponde, dat het aangezicht van dezen door een aantal zwakkelingen als sterke man" gedoodverfde, goedig, eenigszins vrouwelijk en bejaard-burger lijk is. Ik weet het niet zeker, ik vermoed het, en wat een publicist vermoedt dient hij als waarheid uit te spreken, dat de slappe lendenen des tijds, de vele lieden die voor hun omgeving en voor zich zelf in het bijzonder eene teleurstelling werden, de rumoerige stuurlieden aan den wal en de geeste lijke baliekluivers en ivoren-torens-bewoners, behoefte hadden aan eenen vogelverschrikker, eenen Geweldige met eene klepperende jas, een dreigenden bezemsteel en een wentelend molentje als pluim op den breed-geranden hoed. Door, in de heggen verscholen, .rondom te betoogen: ziet daar een sterke man, leidden zij de aandacht van hun eigen zwakke ziele-behuizing, hun angsten en gebrek aan fut af. De journalisten met het donderendst woord, de kolossen, die achter hun schrijfbureau met het zwaard houwen en de meest-gevestigde reputaties durven aan te randen, doen in de verte aan als ge spierde, romaneske roofridders, doch van dichtebij zijn het meestal onaanzienlijke, lorgnet-dragende, neus-snuffelende, krombeenige en verlegen man netjes, die zich in de eigen verbeelding tot iets massaals, pootigs, heroïks opwinden, en eenmaal er oplos schrijvend, een leeuwenkooi binnendringen, eene barrikade beklimmen of eene opgewonden volksmenigte met de chambrière regeeren. Hoe aanmatigender geest, hoe keffender beest. Een krachtige kerel schettert zelden een putluttig ventje hangt zich een baard om en plakt een snor, om mede-putluttigheden te verschalken. De Natuur geeft het voorbeeld door de tamste dieren met eene uiterlijke verschrikking uit te dossen. En in desukkeligste maatschappelijke perioden ontwaakt de daad zegge de D a ad in fascistische praatonder-onsjes, en door het kunstmatig fokken van den zoogenaamden sterken boeman in den moes tuin der sappige middelmatigheid. Na Abraham Kuyper, die bang was voor niemand, en zoo uiterstbraaf een glas bier in CaféNational in Berlijn kon drinken, presenteert zich thans Co-lijn als figuur voor de spotbladen. Aan het Hollandsch volk wordt hij door Links en Rechts als een athleet voorgesteld, maar nu ik hem in mijne spon de bekeken heb, durf ik er mijne vingers voor op te steken, dat ons vlakke openbare leven zichzelf genoegelijk bedot door het optisch bedrog van eene aantaf Davidjes, zich ten strijde gordend tegenover eenen driesten, brallenden Goliath. Wij beminnen de P h r a s e. De P h r a s e is ons liever dan kunst, wetenschap, intellect. De P h r a s e deug delijk opgediend, in eene aangename phrase-saus, slikken wij met toewijding. Bij den dood van eene wormstekige phrase, roepen wij: leve de phrase ! Zij is een nationaal gewas bij uitnemendheid. De politieke partijen drijven er levendige negotie in, spelen C o l i n-m a i 11 a r d (blindemannetje), en het is Co-lin, den zachtzinnige, Co-lin, oen zoetelijk in het dogma verstarde, gegeven, soms eene gelukkige phrase uit te buiten, doch haar meestal als een te heeten aardappel uit den mond te verwijderen. Kuyper verzwolg zulk een gloeien den hap, kreunde zelfs niet als zijn slokdarm en maag om een kouden slok water schreeuwden Co-lijn, de man van nagebootst graniet, doet als het kind, dat zich de tong brandt, laat den aard appel weer op het bord terug glijden, moest hem in de saus, en probeert het blazende opnieuw. Het is verstandig, raaar niet sterk. Hij neemt met een grim mig gelaat zijn ontslag als minister de aardappel verschroeide zijn tong hij keert met een martelaarsglimlach terug, blaast, moest. Hij vaardigt een koninklijk onderwijs-besluit uit, draait den aardappel in de mondholte, legt hem achter het beschermend servet in de phrase-saus terug, moest, proeft, glimlacht. Deze man heeft geen wezens trekken om zich aan den onberaden stap der pijnlijk-gloeiende pataten te wagen. Maar liu de kwel lende Lilliputters hem het aureool van den ge wichten-heffer, krachtpatser, gigant bezorgd heb ben, nu hij geen toeren van Blondijn over den af grond der partij-verhoudingen aandurft, nu hij de menigte voor de tent in de onverwoestbaarheid van zijn biceps moet doen gelooven nu men saltomortales, kiepen, hoogstanden van hem verwacht, nu men met gesperde oogen de reuze-halters met gummi-ballen bwondert en van hem eischt dat hij het eten zoo kokend als het geserveerd wordt, de aardappels, den heeten bliksem, de dampspuwende brei, zal schransen, en elk oogenblik van rust .met geschreeuw en verwijten misduid wordt, nu moet de gladiator met het innerlijk-geduldig wezen des deemoedigen diakens, opnieuw zijn bovenmenschelijke kracht toonen, en met den opofferenden blik van den christen in den verscheurende-die ren-arena, houdt hij ten aanschouwe der hijgendangstige, op bloed beluste menigte, de massieve knots met de Voorzieningen tegen besmettelijke ziekten" omhoog. De aderen van zijn hals puilen als blauwe slangen. De borstspierem zwellen. De athleten-armen rekken zich langs het hoofd, en bij het licht van den schijnwerper nemen de tooneelkijkers bij de schoftige schoeren de gruwelijke 'wonden der V a c c a-klauwen en op iederen arm vijf abnormaal-ontwikkelde koepokken waar. Het is onthutsend, deerniswekkend. Het Monster, door Multatuli veracht, het Ge drocht Publiek, wordt opstandig. In alle eeuwen was het bloeddorstig. Het brult, gilt, fluit, gedraagt zich als redeloos vee. Reeds is eene V a c c a in de weide achter de zware tralies zichtbaar, reeds wordt eene jeugdige Va c c a aan voor- en achterpooten gebonden, door een aantal slaven op een draagbaar vehikel binnen getorscht, reeds bindt men een jeugdiger, edoch wilder en niet te temmeVi V a cc u l a, en slieren gierlanden met het opschrift Variola Vaccina door den met bloemen en zilverzand bestrooiden arena. De lucht is zwanger van onheilspellende geruchten. Achter de tralies weerklinkt het huiveringwekkend geloei van een zwarte Va cc a met witte vlekkeri en-V'ari'eene witte met gruwelijke zwarte'veegen: bij;ilétoe gangsdeuren staan intercommunale kunstbureau craten, die eene dergelijke onchristelijke worste ling van het goddelijk wezen mensch met de V a c c a als publieke vermakelijkheid beschouwen en het plebejerdom belasting laten betalen. De herauten steken de koperen klaroenen. Het rumoer doordavert de luchten. Op de eeretribune nemen Burgemeesteren en Wethouders naast Commissies van Bijstand plaats. De gebonden jeugdige Va c c a-welpen worstelen met de machtelooze pooten, de gereinigde uiers ontbloot, en het ver toornde geloei mengt zich met de begeerige kreten van het Plebs. Statig schrijdt nu de sterke man naar het midden van den arena. De menigte dreigt waanzinnig te worden. Edele vrouwen uit den Jordaan werpen lijfsieraden omlaag. Een jonge maagd vergeet zich zoozeer, dat zij den gladiator vurige kussen toeslingert, en daarna aanvallig bezwijmt. Dan alvorens het teeken tot het schaamteloos-onteerend gevecht wordt gegeven, knielt een slaaf voor den martelaar, om hem nog even te laven, gelijk de gebruiken dit medebrengen, vóór de strijd begint. Wat schenkt gij mij?" vraagt de gladiator fier, doch fluisterend: gij weet dat ik in beginsel tegen bedwelmende sappen ben !" ??Heer !", antwoordt de slaaf deemoedig: deze dronk is versch, koel, zoet, matig vervalscht en niet afgeroomd...." Ik dank u, broeder!", zegt de gespierde reus: doch zoude ik nog gaarne wenschen te weten of het vocht behoorlijk gekookt is...." ,,Heer", glimlacht de slaaf in bescheidenheid: het is ziektekiem-vrij, daarenboven gepasteuriseerd. Betere volle V a c c a -melk is nergens in de buurt te verkrijgen " Ik dank u", herhaalt de sterke man, en het beugeifleschje aan de lippen prangend, ledigt hij het in weinig teugen. De muziek zet in. En thans in wilden galop, met ongebreidelde hartstocht, stormt hij met de knots op de tribune der Burgemeesteren toe, de radelooze Va c c a-welpen voorbij, en instede een moord op de V a c c u l a te begaan, nu hij pas haar moe dermelk gedronken heeft, werpt hij de knots met de hieroglyphen Voorzieningen tegen besmette lijke ziekten" van zich af, ontbloot den schouder onder de leeuwenvacht, wijst op de litteekens der Vaccina, en met een stentor-stem roept hij: Ik wensch niet gerevaccineerd te worden! Ik heb gewetensbezwaren tegen inenting, volgens mijne godsdienstige overtuiging.... Ik verzoek U dit mondeling, gelijk het in mijn nieuw wetsontwerp vast is gelegd...." De menigte zit er roerloos bij. En nog terwijl de sterke man zich in zijn kleedkamer begeeft, om de V a c c a-wonden uit zijne jeugd, nog vóór hij tropisch krijgsman werd, te bedekken, kan men een speld in den arena hooren vallen, zoo zeer als het op brood en spelen verzotte volk onder den indruk is van de kloeke, grootsche daaa van den in majesteitelijk-breede lijnen strijdenden krachtmensch . Dan ontwaakt de aanvallig-bezwijmde maagd en haar eerste kreet is: Heil ! Heil ! Heil, Colinus Imperator !" En de verstarde menigte brult en schreeuwt geïmponeerd door ae nieuwste Daad van den Groote, die de melk der Koe slurpt, doch het serum des Kalfs uit heilige over tuiging verwerpt. Ik bekijk thans het portret in mijnen stoel, en gevoel mij gelukkig dat Holland eenen nieuwen zachtzinnigen, slechts nmaal-ingeê'nten kracht profeet heeft gebaard. HENDRIK SPUTTER i. IE F D zn Muntplein, 12 Maart. 1) Ook deze formuleering acht ik, bij het corrigeeren der proeven, minder verdedigbaar. De fezer gelieve het aldus te lezen: Ik lag met eene heete kruik te bed, en bekeek van Colijn het portret 2) 2) Dit is duidelijker, en heeft het littérair voor deel dat het rijmt. (Redactie). VERSCHENEN: De Stille Getuige DOOR TOP NAEFF ZESDE DRUK Ingenaaid ? 3.50 Gebonden / 4.50 Want dit boek is vol van bizondere en schoone gevoeligheid. W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland. Uitgave van Van Holkema en Warendorf, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl