Historisch Archief 1877-1940
No. 2439
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD 'VOOR NEDERLAND
AMERIKAANSCHE BRIEVEN
door Dr. HENDRIK WILLEM VAN LOON
(Met teekeningen voor de Amsterdammer"
door den schrijver)
Westport Conn. Februari. XXIV.
Gelijk wijlen Geheimrat Dr. von Faust (geadeld
bij gelegenheid van de 1000ste opvoering in het
Residenz Theater te Miinchen) zit ik te midden
van mijn boeken (bijbels nog wel) en kijk uit het
raam naar de besneeuwde bergen van Connecticut
en zeg tegen de kat (een akelig dier, maar gehuurd
met dit huis en wat doe je dan met zoo'n oee=t?)
ik heb nu van alles geprobeerd. Brieven over
Amerika uit Middelburg en brieven over Middel
burg uit Amerika en booze brieven en lieve brie
ven en de hemel mag weten wat en ik schiet niet op
en als ik dit laatste literaire draadje laat vallen, is
elke band met het van ouds bïkende vaderland
verbroken".
De kat kijkt mij aan uit schele oogen. Zij is een
hoogst zeldzaam dier met oogen als een kikvorsch
en het verstand van dien. Zij kijkt mij aan, geeuwt
een minuut of twee, rekt een minuut of drie en
gaat weer slapen.
Uit wanhoop kijk ik door de baal gedrukte
papierpap die hier een Zondags-editie heet. En ik
krijg een idee. Burton Rascoe, de literaire kriticus
van de Tribune, schrijft een dagboek. Dat is niets
nieuws. Adam schreef al een dagboek en den een
of anderen dag vindt men het origineel aan de
oevers van den Euphrates en geeft het uit met
plaatjes van Jantje. Ieder fatsoenlijk literair
mensch heeft wel eens een dagboek geschreven. Ik
nooit. Waarom het daarmee niet eens geprobeerd?
Heeft de naarstige lezer van het groene blad er
eenigidee van, hoe moeilijk het is uit Amerika naar
Holland te schrijven?
/ Ik heb dat liedje nu
al zoo dikwijls gezongen,
rï3*- ne* refrein vervelend
begint te worden, maar:
Hollan.1 bestaat hier
niet. Vantijd tot tijd als
Mengelberg eens iets
nieuws geeft (wat ook
niet alle dagen voor
komt) komt er een
woordje over Holland
in de krant.
Sinds den oorlog is
de Hollandsche kolonie
bedenkelijk geslonken.
Het meerendeel was
toch al niet bijzonder
geïnteresseerd in het soort werk dat (om
schoolmeesterstaal te gebruiken) ons levenslot was, is en
zijn zal. De eenige uitzonderingen waren de
korrespondenten van. onze groote bladen.
Ik kan bijv. de reis naar het verre verschiet onder
nemen waar Columbia (de universiteit en niet
's lands eerzame Maagd) haar torens ten hemel
verheft en een praatje gaan maken met Barnouw.
Maar zooals in de mathesis cirkels die mekaar
nu eenmaal niet snijden,mekaar, n'en déplaise aan
den heer Einstein, ook nooit zullen snijden, zoo
ziet de wereld van den schrijver buitengewoon
weinig van de wereld des geleerden. Het zijn twee
wei-afgebakende kosmosjes die mekaar voorbij
loopen, zooals goed-ingerichte en behoorlijk bestuur
de planeten-stelsels dat ook schijnen te doen, en
slechts uit de verte groeten met elkaar wisselen.
Nu ik er echter toch over spreek: wil men er in de
Republiek der Vereenigde Nederlanden toch nog
eens ernstig aan denken dat met dit eene en een
zame professoraat voor de Hollandsche taal in
Amerika de boel staat en valt. Dit befaamde Queen
Wilhelmina Lectureship in Columbia heeft weinig
geluk gehad. Eerst kreeg men den braven man die
Vondel vertaald had. Daarvan verwachtte men in
Holland veel. Esn vertaling van Vondel, dat was je
nog eens wat.
Niemand leest hier den ouden kousen-leurder in
het origineel. Waarom men verwachtte dat voor
zoo iets belangstelling bestond in Amerika, mag de
hemel weten.
Waarmee ik natuurlijk niet zeggen wil, dat dit
geen uitstekende vertaling van Vondel was.
Integendeel.
^fet was prachtig. Zöoals Cambronne terecht zei:
C'était magnifique, mais a quoi bon?"
Men kon evengoed de 148ste vertaling vanDante
ten beste geven en daar een groote toekomst aan
voorspellen.
Die oude dichters verheugen zich in een roem
die omgekeerd evenredig is met het aantal van hun
werken dat nog gelezen wordt.
En de leerstoel op
Joost gebouwd zakte in
arren moede bij gebrek
aan belangstelling weer
in het zand der ver
getelheid.
Dat veranderde toen
Barnouw de taak op
zich nam om daar iets
nieuws en frisch van te
maken.
Er is heusch een enkel
plaatsje in Amerika,
waar de Hollandsche
taal serieuzelijk bestu
deerd kan worden.
Maarde fundementen
zijn nog altijd niet se uur.
Columbia (het is reeds meer gebleken) heeft
weinig respekt voer eenmaal aangegane beloften.
Zoolang de tegenwoordige president het bedrijf
blijft voeren, verwacht ik er om de waarheid te
zeggen, niet heel veel anders van. Laat ik er bij
voegen dat er sinds vele jaren een hevige oorlog
bestaat tusschen de liberale Plooi en den president
van Columbia, cue een van de steunpilaren is van
de Reaktionaire Fraktie. Persoonlijk wensen ik
den man alles wat slecht is toe en bovenstaande
meening is waarschijnlijk niet vrij van dat voor
oordeel dat men gevoelt tegenover iemand die
dwars op den weg naar redelijke vrijheid en voor
uitgang staat. Het gehaspel echter over dezen
fraai-klinkenden leerstoel is al oud en de bevoegde
autoriteiten in Holland kunnen u de details
ge ven.
In Holland heeft men stiptelijk zijne verplich
tingen nagekomen.
Maar het fonds, zoo schijnt het, staat er niet te
best voor en er wordt kapitaal verbruikt, terwijl
er juist in dezen tijd kapitaal bij moest komen. Dat
loopt dan natuurlijk per slot van rekening ver
keerd uit en dan zijn we weer minus een
Hollandschen leerstoel en, wat veel erger is, minus een
van de zeer weinige menschen die alle gaven bezit,
noodig om er wat van terecht te brengen.
Maar, om tot mijn schaapjes terug te keeren:
van Hollanders of van Holland zie of hoor ik niets
en het is zoo buitengewoon moeilijk om ins Blaue
hineiu te schrijven.
Bijvoorbeeld, heeft men nu in Holland al een
ministerie of nog altijd niet?
En indien wel, is het dezelfde voortreffelijke
combinatie die met zulk schitterend sukses het
lieve vaderland reeds in slaap gezongen heeft en
ten bate van Rome en de Kanaalstraat verder in
slaap wenscht te houden?
Van,dit alles zou misschien wel eens iets in een
buitenlandsche krant staan, indien de
buitenlandsche journalist (geleerd dcor vele onaangename
ondervindingen) maar niet liever weg bleef dan
zijn tijd te verdoen met wachten op nieuws, dat
hem toegeworpen wordt zooals men een schooie
renden hond een been toewerpt om van hem|af te
komen?
Ik heb dit alles al zoo dikwijls gezegd in de hoop
dat eindelijk eens iemand heel erg boos zou worden
en zou zeggen dat is niet waar".
Dan konden we de feiten op de tafel brengen,
een klein expositietje organiseeren en het publiek
uitnoodigen eens te komen kijken.
Verloren moeite.
De zelfgenoegzaamheid waaraan het lage land
bij de zee langzamerhand bezwijkt is reeds te ver
gevorderd.
Hoogstens glimlacht men eens, haalt de schou
ders op en fluistert zoo wat over Motley en de
diepe belangstelling in Amerika voor alles wat
van Hollandsche afkomst is.
Die belang
stelling, dank
zij jaren van
verzuim, is
inderdaad zoo -^f- l' !?<
diep dat de
Belzen ons de
viering van
New York's
ariehondercisten geboorte
dag voor den
neus
vvegkonden stelen tot
groot ver
maak van de
toeschouwers.
9 Februari..
Mijn laatste lezing. Een vervelend werk le
zingen houden. Ik had mijzelf al lang beloofd het
niet meer te doen. Maar om mijn uitgever een ple
ziertje te ,doen ben ik nog eens het pad opgegaan.
En ik heb een nieuwe ontdekking gedaan of
liever een nieuwe ondervinding opgedaan, want de
daarbij behoorende ontdekking was al heel oud.
Ik ben voor het eerst van mijn leven uitgefloten of
liever uitgesist geworden.
Het was koud en ik had 's avonds al kiespijn. Zat
in den trein met een dik gezicht en toen ik in
Philadelphia aankwam was het spreken moeilijk. Wes
halve het Comitée van Ontvangst meteen een
tandarts opbelde en mij naar de plaats van de
terechtstelling voerde. En het viel mij weer op
hoe in dit land dergelijke dingen met een coulanten
spoed gebeuren die in Europa ten eenenmale
onbekend is.
De dokter met bekwamen spoed opende het offen
sief op de vaste burcht die eenmaal onze tand was,
de dikke wang verdween zienderoogen, de goede
man wilde geen eens een bedankje en voelde zich
gestreeld dat hij mee ha.d kunnen werken aan het
sukses van den middag. Automobielen en zelfs
verkeers-agenten stonden daarop bereid om de
reis naar het hotel te bespoedigen en we waren op
en bepaalden tijd
ter plaatse en het
treurige werk kon ?
beginnen.
Dit was een ver
gadering van een
duizend vroede bur
gers die geïnteres
seerd waren in den
Vrede.
ledereen was de
laatste maanden ge
nteresseerd in den
Vrede,want Rad niet
meneer Bok vijftig
duizend heele rijks
daalders uitgeloofd
voor het beste vredesplan? Meer dan 30.000 lief
hebbers waren in het strijdperk getreden. Eén
ervan won het pleidooi met een vrij poover
plannetje. Negenentwintigduzend andere mede
dingers zijn woedend.
Een paar dozijn hebben mij hun plannen gezon
den om mij te vragen of ik niet vond dat die veel
beter waren dan het bekroonde. Gelukkig is onze
prullenmand van gigantische afmetingen en in
deze koude dagen hebben wij papier noodig voor
den haard. Het eenige plan dat mij werkelijk goed
toescheen werd niet gepubliceerd. Het bestond uit
twee woorden en de kandidaat zond ze per tele
gram. Hij zei kort en bondig verdrink Lodge"
en wij zeggen Amen.Want als Lodge, gedreven door
een instinkt van het zuiverste puriteinsche
partikularisme, zich niet zoo hevig verzet had tegen het
idee vaneen Volkenbond, dan was Wilson nu nog
in het leven en waren wij een heel eind verder.
Speeches houden is altijd een raar ding. Daar
zitten een goede duizend menschen voor je en je
vertelt ze zoowat uit je eigen wijsheid en weet je
zelf veel en niemand doet een mond open.
Aangezien ik mijn leven aan de Muze, genaamd
Kleio gewijd heb, spreek ik meestal bij dergelijke
gelegenheden over de Geschiedenis met een groote
G. En zoo kwam het geval van de Duitsche legatie
in Washington ter sprake, dat hier zooveel kwaad
bloed gezet heeft, dat de inzamelingen voor Duit
sche kinderen er schade door lijden, wat natuurlijk
een ramp is. Aan den anderen kant is het toch ook
bijna onbegrijpelijk dat er in die Ambassade een
man gaat zitten met dergelijke duffe officieele her
senen dat hij in staat is een flater te begaan geba
seerd op niets anders dan
een paragrafen-vrees. We
tende hoe veel kwaad dit
gedaan heeft en in de hoop
er iets goeds van te maken
en een woordje te doen
voorde Berlijnschespruit
jes zei ik, dat men het den
gezant niet te kwalijk kon
nemen, want dat hij ge
dacht had eerlijk te moe
ten doen wat de paragra
fen voorschreven en zooals
Bismarck reeds gezegd
had wenn die
Deutschen erhrlich sind, wer
den sie grob". Waarop een hevig gesis van een
dikke Duitsche juffer onze nobele reue een oogen
blikje st.l deed staan. In dat oogenblikje zeiden wij
gauw een schietgebedje dat de Goede Goei de
Teutonen tegen hun eigenste eigenschappen zal wil
len beschermen. De arme menschen hebben het
wel noodig.
Tien jaar geienen hadden ze hier alles. Vandaag
hebben ze hier niets meer. En nu trachten ze de
resteerenrk nu! in een O om te zetten. En hoc
ongeloofelijk het ook mag schijnen, ze zijn er
bijna in geslaagd.