De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 maart pagina 12

22 maart 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2440 DE AUTOBUSSEN Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Georg van Raemdonck QASTSPIEL ALBERT BASSERMANN. Die Menschenfreunde, von Richard Dehmel. Het spelen voor de film laat toch het tooneeltalent niet onaangetast en wij mogen van geluk spreken dat in Nederland de besten zich van deze bijverdiensten nog ver houden. Wie het nobel talent van Bassermann ongetwijfeld den groot sten tooneelspeler, dien Duitschland bezit?vroe ger heeft gekend, kan niet zeggen, dat dit met de jaren niet de volkomenheid heeft bereikt, waartoe alle aanleg aanwezig was, en cesondanks missen wij thans iets, dat eenmaal onze hoogste voldoening en zijn geheim was: de suggestie van het onuitgesprokene. In geen der rollen, waarin ik hem terug zag, heeft Bassermann mij tot dusver gegeven wat hij in diezelfde rollen gaf toen hij.... nog wat te raden liet. De film heeft het uitbeelden tot grootbedrijf gemaakt en de virtuositeit ook de beste, die gevuld is en bezield over de grenzen ge voerd, tot waar het normaal menschelijk gemoed natuurlijk reageerde. Het is dan of wij opeens alle bedoelingen van dit spel doorzien, en het zijn soms de oogenblikken, waarop de berekening even faalde, die ons het diepst bijblijven. Wij be wonderen, doch onze bewondering weegt zwaar.. En hoe licht wist juist Bassermann de Duitsche ,,Anatole" eenmaal de lijnen uit te stippelen, .welk een wijde stilte hing er om den zucht, waarin hij het fragmentarische (een lebendige Stunde") oploste, hoe, als turkooizen, gloeiden die warme oogen in het masker van zijn gelaat, toen het ruste loos spel der trekken nog minder van onze aan dacht vergde. Onmiskenbaar, ook thans, is elke rol die Bassermann op het tooneel schept, een meester stuk; om het even schier in wiens huid hij kruipt, hij is die mensch onwrikbaar en ten voeten uit. En wij weten niet waardoor wij meer worden geboeid: door den rijkdom aan karakteristieke détails, of door de macht, die ze samenbond tot zulk een fel levende eenheid. Alleen: onze geboeidheid is een occupatie, welke ons de gelegenheid tot droomen en verdroomen belet, en ons hart vraagt zich ten slotte af, of het met minder, niet meer zou hebben ontvangen? Het overbieden, dat de bioscoop, en feitelijk onze geheele tijd verlangt, het monteeren der persoonlijkheid en het aanzetten der verschijn selen, levert juist voor de groote, in zichzelf reeds zoo volle, sterke talenten, het ergste gevaar op. Al wat groot is, gaat uit van de natuur in haar volkomenheid en overstelpend zijn voor de schep pende fantasie de, in eerste instantie realistische, détails. Op den langen duur van een kunstenaars leven zal de uitbeelder daarvan wat moeten limineeren. Le mieuxest Pennemi du bien,envan dit betere krijgt de ontvankelijke toeschouwer te veel. De kunst, die zich met een half woord doet verstaan, een wereld in ons oproept met.... nage noeg niets, onze verbeelding mobiel maakt, en ons hart opent voor wat met woord noch gebaar te benaderen is.... raakt in de verdrukking naast wat ons met de nadrukkelijkheid van aanschou welijk onderwijs wordt bijgebracht. Alsof hij van dezen nood een deugd wilde maken, koos Bassermann Richard Dehmel's Die Menschenfreunde" tot belangwekkend openingsstuk van zijn, voor het overige uit bekende werken be staand repertoire, waarmede hij ten tweeden male dezen winter naar ons land kwam. Bij de chao tische geladenheid van dit, moeilijk pp zijn juiste waarde te schatten drama, bleek zijn scherp intellectueele ontleding van het psychopathisch geval" het werk dfcjL ruggesteun te geven, dien het behoeft om niet geheel uit elkaar te vallen; visionnaire waarden van edel gehalte (zooals die bijv. bij Dostojewski achter de misdaad" opdoemen) dreigden daarbij niet verloren te gaan. Alleen aan den heftigen vorm herkent men in dit werk den lyricus, die uit Dehmel's bewogen verzen tot ons spreekt, herkent men ook den hartstochtelijken vrijwilliger, die in 1920 aan den oorlog bezweek. De vreemde conceptie van Die Menschenfreunde" (met Michael" en Der Mitmensch" zijn geheele dramatische na latenschap) alsof hij zich tot geen enkelen stijl kon bepalen, maakt dat wij dit drama, dat sterk is van houding, innerlijk misschien zwakker gelooven dan het is. Het heeft de contouren van een meesterwerk, doch blijft bij vergelijking stellig beneden het gemiddelde der erkende meesters. En wij moeten aannemen, dat we het door Basser mann, schoon het tegenspel nauwelijks voldoende mocht heeten, hebben zien vertoonen op een wijze, die wat de hoofdfiguur betreft, niet te overtreffen zou zijn. Christiaan Wach, een multimillionair" de Het gaat wennen! uiterlijke grime, waarin Basserman blijkbaar den prachtigen vurigen kop van Dehmel had willen na bootsen, gaf niet geheel de persoonlijkheid, die men zich in die rol denkt is op een manier aan zijn millioenen gekomen, welke, naar de schrijverons geeft te verstaan,in onze wereld?misdadig" moet worden genoemd. Of hij zijn oude erftante vergiftigd heeft of door bedreiging in den dood ge jaagd, blijft in het midden. Het uiterlijk proces daarover vormt het schema voor het detectivestuk, de buitenste schaal. Het innerlijk conflict extra scherp gesteld, wijl aan de gierige oude vrouw, naar de opvatting van den liberalen, de samenleving ironisch bezienden neef niets ver beurd was jaagt de fantasie van diens geweten in twee richtingen: hoe zal hij, die niet uit hebzucht tot zijn daad kwam, zich van den vuilen geldlast ontdoen? hoe zal hij zich als ongemotiveerd moordenaar,voorde kortzichtige wereld verbergen,waar biecht noch boete zouden worden begrepen op haar waarachtige waarden? Inrichtingen van liefdadig heid moeten hem redden uit den eenen nood, een volledig uitgewerkte karakter-simulatie, waarin zijn schrandere geest afleiding en allengs een ver lichtend behagen vindt, uit den anderen. Het wordt een sport: hoe hooger hij zich waagt, hoe gevaarlijker de helling, des te ruimer ademt hij. Al kleiner ziet hij de menschenwereld aan zijn voeten konkelen en krioelen, en als Raskolnikoff wil hij zich branden aan de zon der waarheid. De onverzoende schuld groeit daartegen in.... Als philanthroop wordt hij al onnoozeler bewierookt naarmate hij afdwaalt van het redelijk inzicht en het verzoenend vergelijk. Als verdachte" brengt een onterfd familielid, die als Kriminalkommissar" zijn brood verdient, hem voor den Rechter. Doch de weldaad der veroordeeling blijft hem onthouden. Vrijgesproken, verheft men den armen rijkaard?van wien men thans weer alle goede gaven te wachten heeft in den adel stand, ter compensatie van het doorleden onrecht Geen menschenziel vindt hij in zijn omgeving van de qualiteit, welke zijn hart behoeft om ter biecht te kunnen gaan; alleen de oude Anna, zijn huishoudster, die de barmhartigheid heeft, zou in hoogste beroep hem tot biecht-schoot kunnen dienen, doch ook hier geeft het menschelijk gehalte den intellectueel geen waarborgen genoeg, hij doorziet: Anna's goedheid is opgelegde christe lijkheid, geen mild begrip, geen goddelijke genade. Tot eindelijk de Dood, de eenig mogelijke plaats vervanger der verdrongen Waarheid, hem komt verlossen. Emants in zijn: Een nagelaten Bekentenis" heeft dit luguber gegeven uitgewerkt met al het psychologisch raffinement waarom het vraagt, willen wij in den moordenaar den diep-beklagenswaardigen mensch herkennen ,,qui nous regardait comme un f rere". In Richard Dehmel was niet deze deernis, die rusteloos te verklaren zoekt om te mogen vergeven; hem beheerschte de ironie der tegenstelling, welke deze arme wroeter in eigen ziel vormt ten opzichte zijner, aan hun al-vervlakkende conventies gebonden medemenschen. Doch ook in die richting steeg hij niet tot de satyre, noch kwam hij tot de groteske, dieden driesten, plompen greep van een Wedekind zou hebben vereischt. Daarvoorwas Richard Dehmel,verzeild in een grof onderwerp, van huis uit weder te fijn, te meegaan de ttisschen al deze halve kansen: melo-drama, caricatuur, Freudsche analyse en pseudo-realiteit, stond Bassermann en hakte de knoopen door. De geheele rol zagen we hem reconstrueeren, met ont zagwekkend beleid en zeldzaam vaste hand. Ont roering was uitgesloten. Wat hij in het laatste be drijf, waarin Christiaan Wach's recalcitrante kracht gebroken is en een beroerte hem treft, door psychologische verfijning aanbracht, wekte deernis in het algemeen, doch geen verteedering voor dezen lijder in het bijzonder. Een bewijs te meer hoe hij voor dit stijlloos werk een stijl had gevon den, die tot het laatst toe houdbaar bleef. En onverdeeld de aandacht gespannen hield ! TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl