De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 maart pagina 22

22 maart 1924 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2440 im iiMHiunniiM DE DROEVE HISTORIE VAN PIROMENTO DEN SMID door H. O. CANNEGIETER Wie wil hooren een historie Al van eenen jongen smid, Die verbrand had zijn memorie Daeglijks bij het vuur verhit. (Ned. Volksliederenboek). Piromento, de dorpssmid, die na zijns vaders dood de welbeklante smederij had overgenomen, stond om zijn kalmte en deugd bij de buurschap als degelijk mensch te boek. Zijn eenige overdaad was dat hij des Zondagsmorgens op roode pantof fels liep, waarop zijn oude moeder een groenen paardekop had geborduurd. De meisjes van het dorp wierpen tevergeefs heur schalksche blikken den eenzamen wandelaar toe; Piromento bleef onbewogen en stelde louter belang in de asch van zijn Zondags-sigaar. Zoo werd de dorpssmid een oude vrijer, die hoefijzers smeedde en hoepels om de wagenraderen beukte, maar overigens een kop koffie dronk in gemeenschap met de krant en zijn breiende moeder. Doch in het vuur huist ongeweten kracht, en zoo gebeurde het, dat Piromento op een zoelen dag in het voorjaar een vreemde duizeling gewaar werd, die hem den,blik benevelde en denarm ver lamde. Piromento liet blaasbalg en voornamer in den steek en ging een luchtje scheppen in 't wei land. Terwijl hij daar aan een slootwal zich zat te vermeien in den geur van gras en klaver, kwam hem een boeredochter voorbij, die beminnelijk groette. Ze maakte een weerpraatje en zette zich nevens den smid. Het was Piromento, of hij de meid al eerder ontmoet had, doch hij kon niet nagaan, waar dit kon zijn geweest. Hij dacht er ook niet verder over na, en beantwoordde ver strooid haar vragen. Het scheen hem toe, dat tijdens het gesprek de dorpstoren steeds verder uit het gezicht week; vreemde daken doemden op, die trilden in de zon en opeens beving Piromento het verlangen, die vreemde nederzetting in de verte te gaan bezoeken. Hij vroeg de meid, of ze meeging, en met een kirrend lachje stemde ze toe. Samen begaven ze zich op weg, wadend door zuring en paardebloemen en begeleid door het gekwinkeleer van de leeuwe riken boven in het blauw. Toen ze voor een sloot kwamen, vatte Piromento de meid om haar middel en sprong met een krachtigen zet van den eenen wal op den anderen. Zoo liepen ze voort, totdat ze de huizen aan den overkant van de vlakte bereikten. De middag was heet en Piromento had een schroeienden dorst. Derhalve voelde hij zich ten zeerste verblijd, toen hij in de eerste huizenrij de beste een uitspanning ontdekte, waarvoor een lommerrijke tuin lafenis bood. Ook voor de meid bestelde hij een biertje en zonder spreken genoten ze gezamenlijk de koelte en de rust. Het was of ze levenslang met elkander hadden verkeerd. Toen de waard kwam om af te rekenen, wou Pi romento toch wel eens vragen, wat voor stad dit kon zijn, waarheen zij waren gewandeld. Maar de waard had het zoo druk met een wijdloopig verhaal, dat Piromento geen gelegenheid kreeg, zijn vraag te stellen. De waard was geheel in beslag genomen door hetgeen in den afgeloopen nacht in het stadje was geschied. Daar was een oude vrouw dood ge vonden achter in een slop en de omstandigheden waaronder de moord was gepleegd, waren afschu welijk. Met een zwaar voorwerp moest de moorde naar zijn slachtoffer hebben vermorzeld, maar dit was niet het ergste; het ergste was, dat hij om de een of andere onverklaarbare reden, haar de ooren had afgebeten alvorens zijn gruwelstuk te beorijven. Tot nog toe zocht men den moordenaar te vergeefs. Het was zulk lekker weer, dat Piromento nog een biertje bestelde en de meid wou nu wel een glaasje advocaat. Daarna gingen beiden de stad in en ai spoedig waren ze geheel verdiept in de aan schouwing van al de wonderbare zaken, die de uit stallingen van de stadswinkels ten toon boden. Piromento kocht voor de meid een prachtig ge kleurde doekspeld van edelsteen, in goud gevat, en dat kostte nog geen twee kwartjes. Voor zich zelf kccht hij een barnsteen sigarenpijpje en een zakje droge, knappende sigaren, Zoo gingen ze, na een biefstukje te hebben gegeten, te zamen naar de bioscoop, en het gemeen schappelijk griezelen in het duister bracht hen nog nader tot elkaar, zoodat ze 't niets vreemd vonden, na afloop tezamen een nachtverblijf op te zoeken. Ze sliepen, na de vermoeienissen van den dag, als rozen, maar toen Piromento den volgenden morgen het gelag wou betalen, miste hij zijn portemonnaie. Ook de doekspeld van de meid was verdwenen. Piromento wou opspelen tegen de waardin, maar deze bekeek hem met argwanende blikken en, plotselingangstig geworden, verliet zij de gelag kamer, na de deur op slot te hebben gedraaid, en riep de politie. Daar zat Piromento opgesloten ! De arme smid begreep niets van het geval en de meid deed niets dan huilen. Spoedig kwamen twee sterke dienders, maar toen ze Piromento de handboeien wilden omslaan, werd hij van verontwaardiging zoo woest, dat hij den eenen diender een trap voor den buik gaf en den andere met de vuist een oog inbeukte. Van ont steltenis rende hij de slaapstee uit en, niet wetende, wat er eigenlijk met hem gebeurde, schreeuwde hij: Moord ! Moord !" De meid holde, gierend en gillend, achter hem aan. Het stadje, nog geheel onder den indruk van de afgrijselijke gebeurtenis met de oude vrouw, meen de in den koolzwarten man met de verwilderde haren en de grove knuisten, den moordenaar te hebben ontdekt. Uit alle straten en stegen kwam het volk toegeloopen en binnen weinig minuten zag Piromento zich door een woedende menigte omsingeld. Wandelstokken en regenschermen wer den opgeheven, pistoolschoten knalden en in de verte kwam een brigadier op een paard met omhooggeheven sabel aangaloppeeren. Temidden van een brullenden drom ging het naar het stadhuis, waar men den ongelukkigen smid stevig geboeid onder den toren opsloot. In het pikkeduister alleen, begon hij van verbijstering te huilen als een kind. In den namiddag leidden zwaargewapende dien ders hem voor de heeren, die hem een scherp ver hoor afnamen. Piromento moest zijn naam op geven, maar tot zijn schrik wist hij zelf niet meer hoe hij heette. Ook moest hij vertellen, waar hij vandaan kwam, doch ook dat herinnerde hij zich niet. De rechters riepen maar niets dan: Leugens ! Leugens !" en vroegen hem wie de vrouw was, met wie hij in de slaapstee verblijf had gehouden. Piromento zei, dat hij noch van een vrouw, noch van een slaapstee heugenis had. Toen kwamen de getuigen voor; de waard uit denbuitentuinen de waardin uit de slaapstee zwoe ren met krachtdadige gebaren en in onwederlei;bare termen, dat Piromento de moordenaar was en ook de meid, als getuige gedagvaard, had thans eerst begrepen, met wien'ze te doen had gehad en huilde van aandoening, omdat ze er slechts met het verlies van haar doekspeld was afgekomen. De deskundigen toonüen aan, dat een afdruk van Piromento's gebit juist paste in den beet, die het oor van de oude vrouw van haar hoofd had gescheiden en dat het kolengruis, dat tusschen Piromento's verwilderde haren te vinden was, de zelfde chemische samenstelling bezat als het ko lengruis, dat aan het bloed kleefde van het ver morzelde lijk. Wijl de moordenaar bovendien zijn alibi niet kon bewijzen, had men voldoende reden hem te veroordeelen, en de rechter merkte ten overvloede in zijn requisitoir op, dat, zoo de naamlooze mis dadiger al, wat te betwijfelen stond, onschuldig was aan den moord op de oudevrouw, hij dan toch, althans wat betreft de ingetrapte buik en het inge slagen oog van de dienders, ruimschoots had be wezen, een gevaarlijk individu te zijn. Deswege veroordeelde men hem ter dood. Nu geschiedde het, dat, den nacht voordat de moordenaar zou worden gehangen, de meid, met wie hij naar de stad was gewandeld, een droom kreeg, waarin haar boos geweten haar aanklaagde. Zij begreep, zoo mogelijk den onschuldig veroordee'de nog te moeten redden, en haastte zich naar het dorp, waar men van Piromento's geheimzin nige verdwijning nog steeds niets begreep. Geschokt door haar afschuwelijk verhaal, maak te Piromento's vriend, de kleermaker, in de wande'ing as Flip den Eerzamen bekend, zich op om den burgemeester te spreken te krijgen. Deze schreef dadelijk een goed getuigenis aangaande den ongelukkigen smid en verzocht de heeren in de stad, den onschuldige veroordeelde onmiddellijk vrij te laten en voorloopig te willen volstaan met een onderzoek naar zijn geestvermogens. Gewapend met dit gewichtig papier, ijlde de snijder naar huis. De meid spoorde hem aar, spoed te maken, want de terechtstelling zou in den och tend geschieden. Maar Flip den Eerzamen vond het gepast, alvorens naar stad te gaan, eerst zijn Zondagsche jas aan te trekken want hij was van schrik zoo maar in zijn werkpakje naar den bur gemeester geloopen. E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES De snijder schoot dus zijn Zondagsche kleeren aan en besloot, inplaats van de kronkelwegen te volgen, die, om het particulier bezit in den polder te sparen, "rondom de landerijen der boeren heen waren gelegd, recht-uit recht-aan zich te richten naar de roode daken van de stad in de verte. Zoo kon hij den tijd terugw/nnen, die het verkleeden hem had gekost. Met saamgenepen vuisten en waperende jas panden holde nu de kleermaker door de weiden; hij liet zich niet afleiden door de grutto's en kie viten, die den morgenstond met hun kreten ver welkomden noch door de leeuwerik die hoog in de lucht den lof van den voorjaarsochtend bezong. Hij holde en holde maar; nam zijn loop over greppels en sloten, sprong over hekken en dammen en zag de daken en torens der stad zich met elke seconde vergrooten. Het ging om het leven van zijn vriend Piromento. Reeds was hij dicht bij de stad, toen hij zijn weg zag versperd door de spoorbaan. De afsluitboomen waren toe, want de eerste tre.n zou voorbijkomen. De eerste tre.n was een goederentrein waar geen eind aan kwam en tot overmaat van ramp nader de van den anderen kant de locaaltrein, die de buitenlieden in een onafzienbare rij waggelende waggonnetjes naarde vroegmarkt voerde. De kleer maker hield zijn schreden in; trappelend van onge duld stond hij, totdat deze onverwachte belemme ring opgeheven zou worden. Dit geschiedde eerder dan hij vermoedde. Door verkeerden wisselstand liepen de beide treinen op elkaar. Een oorverdoovende knal en een hartver scheurend gegil verontrustte de weiden, maar voor den ongeauldigen kleermaker gaf dit ongeval uitkomst. Want de twee locomotieven, als stoeien de paarden tegen elkaar opgesteigerd, vormden een brug, waarondcrdoor Flip den Eerzamen zijn onderbroken jacht kon voortzetten. De kleermaker liet de gewonden kermen, want hoe medelijdend hij ook van aard was, het leven van zijn vriend Piro mento was voor hem gewichtiger dan de dood van een paar dozijn vreemdelingen. Aan de overzij van de spoorbaan stond in de wei een paard stomverbaasd het ongewone schouwspel aan te staren. Flip den Eerzamen kreeg een idee : hij wierp zich op den rug van het beest en dreef dit voort in de richting van de stad. Zoo'n vaart had het paard, dat, toen het plotseling moest stilstaan voor een kanaal, door den schok de kleermaker vooruit werd geworpen tot over het water. Flip den Eerzamen zegende het lot, dat hem dezen morgen zoo gunstig wou zijn. Helaas, de brug over de stadsgracht was opge haald. Er moest een tjalk door de brug en de turfschipper had allen tijd; rustig haalde hij tusschen het boomen zijn beurs te voorschijn om het tolgeld te tellen, waarvoor de brugwachter hem zijn klomp aan een hengel toereikte. Flip den Eerzamen bedacht zich niet; hij nam zijn sprong, struikelde over het lijntje van de klomp, maar krabbelde overeind op het dek; hij greep het balkwerk van de opstaande brug en heesch zich hierbij op naar boven. Tot ontsteltenis van de wachtende menigte sprong hij boven van de brug in haar midden neer, baande zich met zijn ellebogen een weg en bereikte juist het galgenveld, toen de provoost-geweldige het sein gaf om den moordenaar op te hangen. De provoost-ge weldige schortte de terechtstelling op om zijn aandacht te schenken aan des kleermakers relaas. Maar toen de snijder met zijn mededeeling ge komen was aan den brief van den burgemeester en hij het document zocht, dat zijn vriend Piro mento van de galg zou verlossen, tastte hij tever geefs in zijn borstzak en onder zijn jaspanden. Flip den Eerzamen gaf een schreeuw van schrik: inderhaast had hij bij het aantrekken van zijn Zondagsche jas den brief in zijn werkpakje laten zitten ! En zoo waren, zonder bewijsstuk, zijn pleitredenen tevergcefsch en de historievan Piromento den smid kreeg door de vergeetachtigheid van zijn vriend toch nog een droef besluit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl