De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 22 maart pagina 7

22 maart 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

1^0,2440 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 ypin-Stino-Tilen Boetaleii MET OP3TAANDEN B -1 ., A*JI HERSTELT O.A o.z.vo DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 1O.?per jaar IN 'T BEUKENWOUD plakken die bladeren op elkander en dan kan het gebeuren, dat ze met elkander een haast ondoor dringbare laag vor men, waar de wor men geen raad mee weten en die ver dwijnen dan al heel spoedig. Bakteriën en zwammen blijven nog aan 't werk. In plooien van de ter reinen kunnen in den loop der jaren die bladermassa's wel een meter dik worden. De bovenste bladeren liggen nog los, maar daaronder vinden we een com pacte koek van grijze bladeren, doorspon nen met zwamdraden en zwamvlokken. Nog lager kom je dan op den eigen lijken grond, zand of grind en dat kan er dan soms al heel dor en doodsch uitzien. Die bladerenmassa gaat langzamerhand over in rauwe, zure korsthumus, het ergste, wat je in een bosch kunt hebben. Daar is geen plaats voor bonte bloemen. Wel verschijnen er in nazomer en herfst allerlei padde stoelen, de sporendragers van die zwamvlokken. Dat zijn dan dikke Boleten en wel meestal de kleurige soorten die als men ze doorbreekt ver kleuren van geel door blauw naar groen. Ook komt de stekelzwam Hypnum repandum vaak uit het bladerdek opduiken en velerlei fijn vertakte koraalzwammetjes. Voor veel beukenbosschen is het najaar de mooiste tijd, een ware vreugd van vormen en kleuren. We weten nog niet precies, welke van die zwammen het intiemst met de boomen verbonden zijn, welke hun wortels omspinnen met de fijne draden, die den boom helpen, om zijn voedsel uit den grond te halen. Die paddestoelen helpen niet alleen de beuken, maar ook nog een andere plant, die zich daardoor volkomen in zijn element gevoelt in de zure korst humus van het duistere beukenbosch. Hij leeft onderden grond,innig verbonden aan de zwammen, die hem v?n voedsel voorzien. Maar evenals die zwammen moet hij van tijd tot tijd boven den grond zijn voortplantingsmiddelen verspreiden en dat zijn de ongelooflijk kleine zaadjes, waaraan hij den naam van stofzaad ontleent. Van Mei af komen zijn bleeke stengels boven den grond, naar een zijde overgebogen, vandaar zijn weten schappelijke naam van Monotropa. Dan bloeit hij met bleekgele welriekende bloemen, die de bijtjes wel weten te vinden en als de zaden gerijpt zijn, dan gaat hij zoo hoog mogelijk rechtop staan, om te profiteeren van den wind, die in het geslo ten beukenbosch maar zelden blaast. Nog jaren kan de verdorde vrucht stengel blijven staan, dor en droog en donker en als de nieuwe sten gels komen, dan kunt ge zien, hoe weinig dat stofzaad zich verplaatst in den loop der jaren. Soms brengt het in langen tijd geen bloeistengels voort, maar, den ouden stengel volgende, vinden we de plant zelf toch wel, een onregelmatig koraalachtig knoedeltje, waar korte dikke, vleezige wortels uit komen, bruin en bedekt met zwamdraden. Ook vinden we opdie wortels wel klei ne aspergeachtige knop pen, daar komen 't vol gend jaar bij voldoende warmte en vochtigheid weer nieuwe bloeistengels van. Het bleeke, gebogen stofzaad, dat geen licht behoeft (Foto G. Bosch) Behalve de paddestoeEigenlijk zijn er zeer verschillende soorten van beukenbosschen; in ons kleine landje kunnen we al wel twee of drie typen onderscheiden. Echt, aan zichzelf overgelaten en spontaan gevormd beukenbosch hebben wij wellicht nergens of het moesten sommige strookjes zijn langs de beken in den Ach terhoek van Gelderland, in Twente of in Limburg. Die strooken zijn echter zoo smal, dat ze geen volledig beeld kunnen geven van de vegetatie, die mogelijk is in de duistere wouden. De rest is allemaal aanplant. Hieruit volgt meteen', dat dan haast alle boomen van het bosch even oud zijn, de woudbodem zelve overal sinds even langen tijd ongestoord. Daardoor wordt de plantengroei in den regel eentonig en armoedig en de duisternis veel intenser, dan wanneer boomen van ver schillenden leeftijd door elkaar stonden. Wanneer ge in deze dagen rondwandelt onder de bladerlooze beuken kunt ge gemakkelijk zien, hoe de zijtakken en zijtakjes met hun hoofdtak in eenzelfde vlak liggen en hoe de knoppen zoo staan. dat straks in Mei de nieuwe bladeren met elkander een samenhangend dek zullen vormen, mozaiekachtigsaamgevoegd. Zoo maakt de beuk bladerenvlak bij bladerenvlak. Aanvankelijk laten de jonge dunne bladeren nog heel wat licht doorschemeren, maar het beste hebben zij er uit gezeefd. Later in 't jaar worden de bladeren stijver en harder, ook donkerder, zoodat na 't begin van Juli slechts enkele percenten van het zonlicht den bodem bereiken. Alleen in een bosch van cypressen of van zilversparren is het nog donkerder. Het spreekt dus van zelf, dat alle plantjes, die veel licht noodig hebben voor hun groei en bloei, in 't beukenbosch alleen kunnen gedijen, wanneer ze hun voornaam ste levenswerk kunnen verrichten in de eerste helft van het. jaar. Gelukkig bestaan er dozijnen zeer fraaie en merkwaardige planten, die daartoe in staat zijn. Doch de meeste hunner kunnen alleen groeien in goeden lossen grond, in milde humus. Ongelukkrg genoeg is die bij ons in verre weg de meeste beukenbosschen niet te vinden, daar ze al van het begin af op niet al te besten grond zijn aangelegd. Het komt er in zoo'n bosch vooral op aan, of de afgevallen bladeren spoedig vergaan of in den grond worden verwerkt. Daarvoor zorgen de bakteriën, ook hoogere zwammen en de aardwormen. Die hebben nu aan de beukeblaren een zeer taaie kluif en maar al te dikwijls komt het voor, dat de oude bladeren nog lang niet verdwenen zijn, wannér er in October en November weer een nieuwe laag op neerdwarrelt. Sneeuw en regen Het witmos onder de beuken (Foto Aug. Oepkes) len en het stofzaad groeien in het zure beu kenbosch ook allerlei mossen, wel niet zoo dicht als onder de dennen, maar toch dikwijls genoeg in een samenhangend groen tapijt; dezer dagen juist heel mooi, nu de meeste van die mossen hun sporenkapseltjes voortbrengen. Ik mag niet verwachten, dat ge die mossen kent, waar is de school, waar men er tegenwoordig aan toe komt"? Gelukkig zijn er enkele soorten, met een zoo eigen habitus, dat ge ze zelfs zonder moeite van uw wandelingen kunt herinneren. Onze foto geeft er een heel duidelijk beeld van en meteen ook een goeden indruk van een tamelijk zuur stukje beukenwoud. De grijsgroene kussens zijn van het witmos", Leucobryum glaucum, een van onze merkwaardigste en belangrijkste mossen. Deze kussens groeien voortdurend aan zoowel in den omtrek als in de hoogte. Het is licht te begrijpen, dat binnen enkele jaren aan den voet van den dikken beuk n groot golvend witmosplakkaat zal ontstaan. Hoe grooter het is, des te beter kan het groeien, want het houdt dan met meer gemak het noodige water vast, regenwater en ook het nevelwater" dat op mistige dagen rijkelijk langs den stam komt neervloeien. Dit mos kan ook zelf de nevel tot watermassa verdichten, ongeveer zoo als de veenmossen en evengoed als deze maakt dit witmos dan ook ten slotte mosveen, hoogveen. Niet zelden ziet men, dat de echte veenmossen zich komen vestigen op en tusschen de witmoskussens en met elkander bouwen ze dan in den loop der jaren een dikke veenbult op, die alles behalve voordeelig is voor het bosch maar op zich zelf gerekend mag worden tot de zeer interessante plantkundige verschijnselen en dan ook groote vreugde verschaft aan den mensch, die graag weet, wat er alzoo op zijn wereldje kan gebeuren. De les is dikwijls wel een beukeboom waard. Ge ziet, dat we ons zelfs in het zure beukenbosch niet behoeven te vervelen. De volgende week wil ik u wat vertellen van het beukenbosch met de mil de humus. Daar is in den goeden tijd geen gebrek aan bloemen. JAC. P. T il i j s s i; MOERHEI1YT! DEDEMSVAART \ KWEEKT l ROTSPLANTENl IN VELE SOORTEN | Zending boven f 10 franco Stat. v. Best. l CATALOGI GRATIS OP AANVRAAG |

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl