De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 29 maart pagina 11

29 maart 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2441 DE AMSf RDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND TT HOUTSNEDEN VAN EDITH PIJPERS VUURSLAG, SCHEVENINGEN. Zóó Holland ergens van bezeten is tegenwoordig, dan is het, bij de beeldende kunstenaars, van de bezetenheid voor zwart-en-wit. Het aantal menschen, dat houtsneden maakt, is ongelooflijk groot, en niets duidt erop, om in politieke woorden het te schrijven, dat wij aan den vooravond staan" van eene vermindering in dit opzicht. We gaan steeds crescendo. De vraag is dan te stellen: waarom, waardoor ontstond deze lust in hout te snijden, of ander graphisch werk te bestaan? Er zijn daarvoor vermoedelijk twee oorzaken, d'een: de lust tot het meer decoratieve, dien we overal vinden (hoe logisch siert een houtsnede het boek!) de andere meer gebaseerd op oekonomische basis: doordat een graphisch werk ver menigvuldigd kan worden, is de koopsom gering, ten minste in het begin, totdat werkelijke waarde of groote zeldzaamheid de prijzen opjagen tot een hoogte, die moeielijk geacht kan worden de juiste te zijn Maar welke ook verder nog de oorzaken mogen wezen van deze overgroote productie, een minnaar van zwar|-enswit, en ik ben een zawfcjnige, kan de feiten niet betreuren; zij toch kwam hem tegemoet in zijn zachten waanzin deze eenvoudige tegenstellingen te genieten. Het past echter, het zicht zuiver te houden; de voldoening moet den kritischen zin niet in een niet-verdienden slaap verkeerdelijk wiegen. Er is toch, 't zij ineens ge zegd, tusschen het vele zwart-en-wit, dat we zien, te veel wat zonder werkelijkheid is, zonder wezen, of alleen bizar. De eigenaardigste voortbrengselen krijgen namen, die grooter worden, naarmate het werk kleiner is. We leven in een tijd, die vol schep pende kracht, ook een bent lieden op de vlakten bracht, die, verlokt door het innerlijk eerbetoon jegens de werkellijke kunstenaars, zich zelf meent van deze te zijn, en spanseerend" te vinden is, waar ze geenszins hooren, en die een plank mis bruiken voor volkomen overbodige excentriciteit, bewezen door een totaal gebrek aan innerlijke stuwing, of vormende kracht. Hst werk van Mejuffrouw Edith Pijpers is onschuldiger en geeft geen aanleiding tot bitter verweer noch tot beter loven. Het is werk, dat het kenmerk van den tijd hier en daar vertoont, maar niet voldoende. Er is bijna overal de eigenaardige fout van een zig-zag in de lijn (zooals de bliksem zigzagt) en het heele werk wordt daardoor, bijna overal, onrustig. Het meest rustige is nog een land schap, waar achter 'n omrastering in de verte een EDITH PIJPERS Paardebloempluizen EDITH PIJPERS Pijnboom toren etc. is te zien. De voorstellingen zijn figuur, bloemen,beesten, landschap, een stuk architektuur. In de dieren vindt ge de fout, dat de stevige vorm van het skelet nooit geraden wordt achter de be dekkende pluimage. Er is weinig mogelijkheid tot beterschap, omdat geen groote drang noch ver fijnde kunde te vinden is achter wat d'oogen even bezien. PLASSCHAERT GEVEN OF NEMEN ? VI (Slot) Wij leven in een tijd, waarin herinneringen nau welijks worden geteld, waar zelfs het heden ver waarloosd wordt door het gestadig uitzien naar een toekomst, door het verlangen naar verande ring, naar voortgang. En toch weten wij wel, dat ons heden op niets anders dan op het verleden berust en wij ieder voor zich, maar óók als gemeenschap slechts zijn zooals wij zijn, door datgene wat achter ons ligt, wat als herkenbare herinnering, of wel onge weten, als achtergrond van ons leven, ons heden steunt en richt. Want ieder die gelukkige herinne ringen bezit, voelt hoe deze een licht breiden over zijn levenspad, terwijl sombere, liefdelooze stem mingen als een onafwendbare last blijven drukken op het gemoed van hun slachtoffers. De leer van Boeddha zegt, dat een mensch heerscher moet zijn over zijn herinneringen; dat hij zich rekenschap ervan dient te geven, wat hij zal toelaten tot hun ondoorgrondelijk rijk. Maar wanneer we de juistheid inzien van dezen eisch, dan begrijpen wij, dat dit korte gebod een onbe grensde waakzaamheid vergt over al onze gedach ten, al onze daden een beheersching van hél ons leven. Want wie kan zeggen,wat er zal worden opgenomen in zijn geheugen? De meeste dagen vallen geluidloos terug in den bodemloozcn afgrond der eeuwigheid; de herinnering kiest uit het volle bonte beeld van ons heden meestal niets, soms maar een enkel geluid, een woord of een glimlach, die op het oogenblik van zijn bestaan misschien zelfs niet is doorgedrongen tot ons bewustzijn, maar later, als wij allén zitten in den val.enden avond, ons geboeid houdt in zijn mysterieuse macht. Denken wij moeders er wel eens aan, dat wij het zijn, die dag-in-dag-uit een bepaalde stemming scheppen in ons huis, om onze kinderen? Een stemming die, hoe vaag ook en onbepaald, het herinneringsbeeld uit deze jaren zal doorgloren? En dat het zeker is, dat iets van onze woorden, van onze daden, van ons zwijgen zal worden op genomen door een onbekende macht, om later uit een diepen schuilhoek van het bestaan te voorschijn te treden en deel te hebben aan de toekomst onzer kinderen? Dat over lange jaren, op een onbekende plek der aarde, wanneer de morgenwind over de velden waait en den zoeten geur van ontluikende bloemen medebrengt, of het maanlicht peinzend over een ziekbed glijdt, in een verwonderd hart het beeld herleven zal van ons, zooals wij h e d e n zijn en onze oogopslag, de trilling onzer stem, de streeling onzer handen de macht bezit, dan een glimlach van ontroering te tooveren om een ge liefden mond?.... Het is een troostrijke gedachte dat kinderen, DEN HAAG Amsterdam Rotterdam Grootste Meubelfabriek van Nederland A.xminster Tapijten Nieuwe dessins wijs als Boeddha-zelve, zijn leer erkennen als voor waarde voor hun geluk. Dat zij onbewust ons beeld zuiveren van zijn vele fouten, alvorens het toe te laten tot hun schuldeloos hart.Dat zij het zullen polijsten en versieren en omgeven met hun onver woestbaar vertrouwen, alvorens het te plaatsen in dit kleine heiligdom, waar ze het zullen bewaken, hun leven lang. Want wij zijn er wel verre van verwijderd, ons te beheerschen, al wenschen we het nog zoo zeer. Een korzelig woord, een al te vluchtig oordeel komt op een onbewaakt oogenblik over onze lip pen, zelfs tegenover onze kinderen. Maar als dan de gedachte hen bedroefd te hebben, ons ertoe brengt, openlijk onze schuld te belijden, dan mer ken we dat deze bekentenis, vél meer dan onze onrechtvaardigheid, vat heeft op hun gemoed. Met onvwflfend verwijt kon hen niet deren, maat* ons verdriet heeft hen verschrikt en innigsmartelijk klinkt het overtuigde: maar dat meende je im mers niet". Wij vreesden toch niet, hun liefde te hebben ge krenkt? zij voelt zich sterker dan tevoren; zij zal ons troosten in ons berouw. En in argelooze zekerheid weet zij ons terug te voeren naar de eenige, ons door het leven aangewezen plaats, waar wij opnieuw zullen trachten ons te handhaven. En wij voelen het: iets van dit oogenblik zal voortduren in ons leven als de raadselachtige weerglans van een schaduwloos geluk. Maar wanneer de toekomst misschien eenmaal dit kostbare uur terug zal roepen, dan zullen onze kinderen, bevangen in den zoeten droom dezer herboren werkelijkheid, hun jeugd beschenen zien door een klaar en lieflijk licht. En aarzelend zullen zij zich zelven moeten bekennen, dat niet enkel z ij het waren, die keer op keer om zachten troost, om gulle liefde vroegen. Dat ook w ij ons altijd weer hebben opgericht aan hun vertrouwen; dat wij ons koesterden aan hun aanhankelijke teederheid, aan hun nimmer-versagende trouw. En dat hun hooggestemd verlangen het beste in ons wakker riep en iederen dag opnieuw in ons hart de heldre vlam ontstak eener liefde, die na zooveel jaren nog haar licht weerkaatst vindt in het beeld hunner eigen, toegewijde herinnering. M A R T A C A R 1. l N PARKSTRAAT 10 I'sGRAVENHAAGSCHEI ^MEUBELFABRIEK' sGRAVENHAGE [l ontwerp A. K RE S f 450.franco door geheel Nederland 1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl