Historisch Archief 1877-1940
No. 2441
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Dr. JOHANNES MULLER
In de afgeloopen dagen heeft dr. Johannes Mul
ler in de groote plaatsen van ons land religieuse
voordrachten gehouden, zooals hij al jaren lang
in Duitschland en Scandinaviëpleegt te doen. En
natuurlijk vond hij hier zijn publiek. Welke
buitenlander vindt hier niet zijn publiek? Er
wordt een centraal cofhitégevormd, er worden
plaatselijke comité's opgericht, er wordt publiek
opgeroepen om den grooten man uit den vreemde
hulde te brengen. En het publiek komt, uit
nieuwsgierigheid, voor het geval, en vindt het
interessant en mooi. En het publiek is meestal
zeer bont, niet altijd begiftigd met even juiste
kennis des onderscheids en zuiver
waardeeringsvermogen.
Zoo was het ook bij de komst van dr. Johannes
Muller. In de onderscheiden comité's hadden
menschen van allerlei godsdienstige richting
zitting genomen. En het publiek was veelsoortig
en vond het mooi. Er waren toehoorders die sinds
jaren uit beginsel de kerk mijden en zij vonden het
mooi. Er waren rechtzinnigen en zij vonden het
mooi. Er waren vrijzinnigen en zij vonden het
mooi.
Zoo gaat het heel dikwijls bij voordrachten,
gehouden door mannen uit het buitenland.
Maar toch, in dit geval was er nog iets anders.
Dr. Johannes Muller is een bijzonder man. Ieder
die zijn voordrachten bezocht wist^daj: hij een
aparte mensen was. Hij heeft zich van deofficieele
kerk, van allen cultus afgewend en wil van geen
bepaalde godsdienstige richting weten. In zijn
slot Elmau in Zuid-Beyeren, vroeger op slot
Mainberg bij Mainz is hij koning en geestelijk middel
punt in een klein rijk dat telkens andere bewoners
heeft. Uit alle landen, maar vooral natuurlijk uit
Duitschland komen vele menschen tot hem en
leven een tijd in zijn gemeenschap. Er zijn onbe
langrijke, maar er zijn ook vele belangrijke
men- schen. Zij komen om rust te vinden, zij komen
geestelijke vernieuwing zoeken. En dr. Johannes
Muller weet deze te geven door zijn sfeer en zijn
persoonlijkheid. Dit wist ieder die zijn voordrach
ten in ons land bezocht. En ieder wist ook dat
hij belangrijke boeken geschreven had, waarvan
de bekendste wel zijn Hemmungen des Lebens",
DieBergpredigt"en?VondenQuellendes Lebens";
dat hij bovendien veel invloed oefent door zijn
bekende driemaandelijksch tijdschrift Orüne
Blatter". Daarom was het geen wonder, en was
het ook niet alleen een mode-zaak dat hij hier bij
zijn eerste optreden een hem sympathiek gehoor
vond. AI moest men wel even erover glimlachen,
dat deze ondogmatische geest, die in eigen land
nog al verketterd wordt, hier mede door min of
meer dogmatische menschen werd ingehaald. Als
het eens geen buitenlander was ?
Maar toen dr. Johannes Muller optrad, voelde
ieder op slag dat hier een man stond die niet in de
mode wilde zijn, die niet met zich liet sollen, die
zich niet wilde laten bewierooken. Hier stond een
mensch die zich van een zending bewust was. Hij
heeft maar n doel: levend geloof te wekken in
zijn mede-menschen. Daarom zeide hij niets
bui'tengewoons, wat hij zei had ieder wel eens meer
gehoord. Daarom had hij ook nréts buitenissigs in
zijn optreden. Doodgewoon stond hij te spreken, te
getuigen. En toch was het iets bijzonders. Hij was
iets bijzonders.Een mensch is altijd belangrijker dan
zijn ideeën. Dit was wel bij uitstek bij Johannes
Muller het geval.
Vooraf had deze en gene de vraag gesteld, hoe
hij zich wel voelen zou in een kerk, waar hij nooit
sprak, en wat hij voor een pak zou aan hebben, 't
Verhaal ging immers dat hij nooit een hoogen hoed
had bezeten en maar eenmaal een zwarte jas had
gedragen: toen hij bij den keizer op bezoek was.
Maar al zulke nieuwsgierige vragen vielen weg
toen hij opkwam, geheel zooals iedere andere spre
ker, en toen hij begon met zijn voordracht als een
van de beste sprekers. Hij is een Bolland-figuur,
maar gemoedelijker. Zonder eenige esthetische
bekoring, met zelfs wat plompe gebaren en met
Beyersch tongval sprak hij.
Maar er ging iets van hem uit geest en kracht.
Hij is een dynamische geest.Hij is een volle, levens
krachtige, oer-gezonde mensch. Sterk-bewogen
toch evenwichtig. Een warm temperament, door
den geest gedreven toch rustig. En door en door
waarachtig, belevende wat hij zeide. Daarom gaf
hij inhoud aan elk gesproken woord.
En wat zijn woord daarbij nog meer macht gaf
was dat hij een centrale gedachte in zijn leven
heeft: leven uit God, dat is het wat hij predikt,
over welk onderwerp hij ook handelt. Ons geheele
leven moet uitdrukking van ons geloof zijn, open
baring van God. Zeide hij in een zijner lezingen
zelfs niet: wie een Godsbegrip heeft, heeft geen God.
Zulke menschen heeft onze tijd noodig. Wij leven
midden tusschen decadente verschijnselen ?
daarom heeft een sterke gezonde verschijning als
dr. Muller iets te geven. Er is zooveel levenlooze
geestelijkheid daarom is het levend geloof van
een mensch als hij zoo van waarde.
De vraag rijst wel in ons of hij niet iets simplis
tisch heeft in zijn levenshouding. Staat hij niet wat
buiten de wereld, in zijn eenzaamheid op 't slot
Elmau? Rekent hij niet te weinig met de compli
caties en de conflicten van ons cultuur-leven?
Wijst hij ons levenswegen in den strijd en de span
ning tusschen christendom en cultuur, of laat hij
deze twee geheel naast elkander staan? Toen hij
zijn lezing hield over Heroïsche Lebensführung"
en daarin getuigde dat held is degene die dient,
dient den mensch, het leven, God wachtten wij
vergeefs op de nijpende bespreking van de vraag
hoe het heidendom van dit dienen is door te zetten
in deze wereld, en wat er voor consequenties uit
volgen. Toen hij sprak over ,,Bergpredigt und mo
derne Kultur" en de bergrede een
grondwetnoemde voor den mensch die uit God is, maar ontkende
dat zij een moraal voor deze wereld inhield in
haar boven-wereldlijke hoogheid, waren er weer
veel onbeantwoorde en toch dringende vragen.
Waarom zeide dr. Muller ongeveer niets over de
moderne kuituur? Is zij slechts een tegenstelling
tegen het koninkrijk Gods en moet zij daarom on
dergaan? Zijn Godsdienst en leven-in-de-wereld
elkander vreemd? Maar hoe dan te leven uit God
in deze wereld als een eerlijke mensch?
DEN HAAG
Dr. JOHANNES MULLER
De boodschap van dr. Muller laat vragen achter.
Maar het is waar: iedere grootere mensch is een
noodwendige nzijdigheid. En in zijn eenzijdigheid
is dr. Johannes Müllereen scheppende mensch.En
daartoe is de mensch geschapen: om op zijn beurt
scheppend werk te doen van uit den geest.
Utrecht
W. MACKENZIE
SCHILDERKUNST-KRONIEK
SCHILDERIJEN VAN EVERT PIETERS BIJ BÜFFA.
Als Hildebrand onder de inzenders-bezoekers
van .een schilderijententoonstelling een teeken
meester, tevens schilder, heeft opgemerkt, die zich
miskend waant, eindigt hij zijn schets van het
type met de wat pathetische en wat overmoedige
uitspraak: met een weinig meer talent zoudt
gij misschien, met een weinig minder zeer zeker
gelukkig zijn."
In deze woorden ligt de tekst voor een beschou
wing over meer dan n exposeerenden
hedendaagschen schilder. Een groot talent is een zegen
des hemels, een kleiner kan een bezoeking des
duivels zijn.
Niemand zal Evert Pieters talent ontzeggen.
Zonder aanleg vult ge geen doeken met het gemak
en het brio waarmee hij dat doet; zonder aanleg
lost ge geen moeilijkheden van dag- en avond
verlichting, heel en half naakt, beeld en spiegel
beeld", binnenhuis en buitenhuis met zoo weinig
Lunchroom do Bijonkorf", Wapslraat 45
Complete digschotels met Soap f 1.50 Dlnen a f 2.50
Dagelijks Concert Zondags Matinee
aarzeling op; zonder aanleg is Evert Pieters
ondenkbaar. En toch. Als ge deze expositie ziet
van den bijna zeventigjarige, vraagt ge u af of de
natuur die hem rijker dan de meesten bedeelde
hem een dienst bewees. Niet in de maat der
gaven alleen, ook in haar verhouding onderling,
ligt haar beteekenis. Ge kunt u iemand denken
(Karsen bijv.) met veel minder echte
schildersflair dan Pieters en die het verder brengt. Het
vlotte van zijn onder Belgischen invloed gegroeide,
joyeuse, opene, artistiek nonchalante schilderswijs
had eene bekoring te meer kunnen zijn, als ze onder
controle gestaan had van een fijneren kleurenzin
en een dieperen minder genoegelijk-luimigen geest.
En misschien zouden n b.lik n innerlijk zich
gunstiger hebben ontwikkeld als niet een vroeg
en te gemakkelijk succes dien groei in den weg had
gestaan. Zooals het nu is, moet de beschouwer
dezer in te veel wit gedrenkte en te salon-fahige
schildersontboezemingen, zich vergenoegen met
de vreugde van partieele verrassingen als een
bekoorlijk bloemstilleven op dit, en een goed ge
schilderd spiegelbeeld op dat schilderij. Aan n
belangrijk- stuk kan hij echter onvermengd ge
noegen beleven: de groote schets van een zonnig
landschap met een aanplant van kolen op den voor
grond en een in geboomte verscholen boeren
woning verder weg. Dat is een zuiver geschilderde,
blijmoedige impressie.
H EN N u s
BONNET, TEEKENINOEN EN SCHILDERWERK.
Bonnet is een jong teekenaar en schilder, die
naar Italiëtrok, en daar figuur maakte en dier.
Het is niet zonder reden, dat ik eerst den teekcnaar
noem, want deze alleen trof mij nu en dan; de
schilder is veel minder. En wat treft dan in die
enkele teekeningen van Bonnet, in een stuk of
vier der groote teekeningen, en vooral in die.met
de geit en met den gadétailleerden distel links op
den voorgrond?Bonnet heeft een gevoel voor groote
vulling; dat blijkt juist uit de genoemde teekening,
en uit den doedelzakspeler, den man, die als aan
een tepel, hangt aan het mondstuk van 't gecom
pliceerd instrument!
Daar is de vulling ongedwongen-groot, en het
werk heeft een innerlijker volledigheid dan Bonnet
bereikt in nog enkele andere der teekeningen, figu
ren, staand of gaand vóór een stadsgezicht. En op
deze teekeningen kan, bij een nog noodzakelijk
meer algemeen innerlijk worden, een verwachting
berusten voor wat komen gaat....
PLASSCIIAERT
J1PKIUÏEÜQE
VRAGENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
M. V. te S. Ik hoorde, dat molenaars liet geluid,
dat de malende molen maakt niet kreunen of piepen
of stampen noemen, maar gespen. Mijn van Date
noemt dit woord niet in die beteekenis. Ik vind het
een mooi woord omdat het duidt op het in elkaar
grijpen van de houten tanden in de houten raderen
net als een gesp. Kunt u ook ergens vinden of gespen
in die beteekenis meer gebruikt wordt en goed
Hollandsch is?
Wij hebben het woord gespen" in de boven
bedoelde beteekenis in geen enkel, vroeger of
hedendaagsch, woordenboek aangetroffen. In
enkele verklarende woordenboeken wordt verband
gezocht van gespen" met het engelsche to gasp:
snikken, snakken, hijgen; in andere wordt gezegd
dat de grondbeteekenis er van waarschijnlijk is:
aangrijpen, beetpakken. De benaming gespen"
kan dus in beide beteekenissen op een malende
molen worden toegepast. Het woord lijkt ons
overigens goed Hollandsch.