Historisch Archief 1877-1940
No. 2441
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
TURKIJE ZONDER CHALIEF
Alsof de Jong-Turken, sedert zij den Sultan
Abdoel Hamid onttroonden, hun land niet reeds
genoeg kwaad hadden gedaan, het grondgebied
van het vroeger zoo uitgebreide Turksche Rijk
is gereduceerd tot een fractie van wat het
in Abdoel Hamid's dagen was zij zijn,
zooals alle zoogenaamde,,bevrijders", van buiten
sporigheid tot buitensporigheid gegaan. Hun laat
ste heldendaad, die de bladen hebben vermeld,
is de afschaffing van het chalifaat van Stamboel
en de verbanning van de laatste nakomelingen
van de dynastie, die Turkije eens tot ongekende
macht en grootheid had gebracht. De laatste
Chalief, een man van kennis en beschaving, die
zijn land en geloof zeker groote diensten had kun
nen bewijzen, is met pak en zak over de grenzen
gezet, met een karige toelage, die hem voor armoede
zal hebben te bewaren. Met een vertoon van
parvenu-achtigen wansmaak, dat een klaar inzicht
geeft in het karakter van het tegenwoordige
regime, is de Chalief gedwongen geworden, den
troon in het schöone paleis aan den Bosporus
te bestijgen, en vervolgens ervan af te dalen;
een geheel onnoodige en vernederende vertooning.
Met onwaardige overhaasting werd de gevallen
vorst vervolgens naar het naastbij gelegen spoor
wegstation gebracht en over de grens gezet.
En dat terwijl hij zich aan geen enkel vergrijp
tegen den staat had schuldig gemaakt en tegen
zijn persoon niets in te brengen was.
Tegenover de ruwheid van de Turksche leiders
heeft de afstammeling van Othman zich met
waardigheid gedragen. Zijne afscheidswoorden
waren woorden van liefde voor zijn land en zijn
geloof. Het eerste is in handen van avonturiers,
die van de verdeeldheid en oorlogs-moeheid der
Mogendheden misbruik hebben gemaakt en thans
aan een zelf-overschatting lijden die zich vroeg
of laat zal wreken. En het tweede hebben deze
lieden gelijk een versleten ouden handschoen
weggeworpen. Met het chajifaat hebben zij het
kostbaarste diadeem, dat den Turkschen tulband
sierde, in hun onkunde en eigenwaan als een waar
deloos prul weggeworpen.
Trouwens, voor den Islam als wereldgodsdienst
hebben de Turken gedurende de eeuwen sedert
den tijd hunner bekeering tot dat strenge en
plechtige geloof, weinig of niets gedaan. Zij
hebben het aangenomen juist zooals zij het
ontvingen, en de stellingen en voorschriften van
den grooten Wetgever van Mecca botweg aanvaard.
Geen enkele beweging tot verbetering of aanpassing
aan nieuwere toestanden is ooit van de Turken
uitgegaan, zooals men onder de Mohammedanen
van Egypte, Britsch-lndië, Perziëen elders heeft
kunnen waarnemen.
Er is iets tragisch in het vertrouwen der
nietTurksche Mohamedaansche wereld op Turkije,
zelfs na al hetgeen men reeds van de Jong-Turken
wist. De Mohamedaansche wereld, reeds dertig
jaren na het overlijden van den Profeet, toen
de laatste van de vertrouwden van Mohamed
stierf, leed aan innerlijke verdeeldheid en dat is
tot onzen tijd zoo gebleven. En daar verreweg
de groote meerderheid van de Mohamedanen
onderdanen zijn van Christelijke of althans
Westersche mogendheden Engeland, Nederland
en Frankrijk was Stamboel, waar toch nog
altijd de onafhankelijkste Islamitische vorst
zetelde, voor de in verstrooidheid levende volge
lingen van den Profeet na Mecca en Medina de
heiligste plaats op aarde, waar de Chalief van
den Islam iederen Vrijdag de geloovigen in het
gebed voorging. Het Chalifaat was wel niet meer
zooals vroeger de toeverlaat van de verdrukten,
de macht die hen vermocht te beschutten en te
helpen, wanneer zij in nood verkeerden. Immers
onder het verlichte en liberale bewind der Wester
lingen werd in het Oosten aan den Islam geen
stroobreed in den weg gelegd. Het geloof der
Mohamedanen was erkend, en genoot dezelfde
wettelijke vrijheid en bescherming als dat der
veroveraars. Onderdrukking en vervolging zouden
het misschien meer kracht hebben verleend. Hoe
dit ook wezen moge, het Chalifaat, als politieke
instelling, was geleidelijk overbodig geworden. Geen
enkele verdrukte Mohamedaan behoefde meer een
beroep te doen op den kerkvorst aan den Bos
porus. Des te meer leefde deze aloude instelling
in het gemoed van de honderden millioenen
volgelingen van den Profeet. In hunne zeer
menschelijke behoefte aan mystiek, aan iets
dat met het logische verstand niet te omvatten
is, bleef het Chalifaat als een lichtend baken
in de verwarring der wereld voor hen uitgaan.
En men kan er zeker van zijn dat eene andere
politiek dan die welke de Westersche Mohame
daansche mogendheden in het Oosten hebben
gevolgd, aan het chalifaat zijn oude politieke
beteekenis zou hebben ontnomen.
Thans was het chalifaat geworden tot een eer
waardig instituut waarvan een groote zedelijke
HAAGSCHE SCHOUWBURG-EXPLOITATIE
Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
(,,In den Haagschen schouwburg zullen nu voortaan alle stukken worden geweerd, welke'
naar het gevoelen van een der negen commissieleden, de heilige gevoelens van een
belangrijke groep zullen kwetsen. De heer Van der Meulen meent, dat het berusten van de
meerderheid in de bezwaren der minderheid niet is een censuur, maar eer het tegendeel-een
politesse de coeur". Dagbladbericht.)
Wnd. Burgemeester Van der Meulen tot Melpomene en Thalia: Het spijt mij wel, dames, maar
het is een politesse de coeur".
kracht had kunnen uitgaan, wanneer het geves
tigd was geweest in een milieu van opbouwende,
vernieuwende beschaving, zooals de Islam ge
kend heeft in den tijd der Abbassiden te Bagdad,
toen de verlichte Haroen al Raschid aan Karel
den Groote de sleutels van het Heilige graf te
Jerusalem deed toekomen, en toen Ma'amoen's
geleerden de klassieke wetenschap voor ondergang
wisten te behoeden. De eeuwenoude cultuur
van Bagdad is te gronde gegaan, bezweken onder
den inval der Mongolen in de 13e eeuw, de
voorloopers der Turken, die eveneens Mongolen waren.
En wat was nu het voornaamste kenmerk van
dezen heilloozen stam? De geschied boeken zoowel
als de gebeurtenissen van onzen tijd en de aller
laatste handeling der Turken geven ons
een nadrukkelijk antwoord. Zooals Djengisi
Chan genoemd werd de Groote Verdelger", zoo
zijn de Turken in niets grooter geweest dan in de
zucht tot vernielen. En hun laatste daad van ver
nieling toont hen in hun waren aard. Zij zijn
druk bezig, het Mohamedaansche geloof in hun
land te vernielen, en zij bezitten niets dat zij
daarvoor in de plaats kunnen stellen behalve
de holle phrasen en leuzen van de Fransche
revolutie, die hen eerst na 130 jaren bereikt
hebben. Zoo tooit zich de verdwaasde Turk met
de lang versleten plunje van het Westen, omdat
hij niet de kracht heeft, uit zichzelven eenige
groote zedelijke waarden te scheppen.
Er bestaan zeer zeker vele verlichte en be
schaafde Turken, die het goed met hun land
meenen en die de gebeurtenissen van den
laatsten tijd diep betreuren. Allen die de echte
Turken van Anatoliëen een deel van Europeesch
Turkije kennen en eeren wegens hunne waardige
manieren en hun eerlijk en eenvoudig karakter,
zullen hun een beter regime toewenschen dan het
tegenwoordige roekelooze bewind dat de nationale
erfenis heeft vergooid.
H. D u N L o P
De zesde, verbeterde en vermeerderde druk va»
Handelsrecht ten dienste van praktijk en onderwijs,
door Mr. J. G. SCIIÜRMANN, advocaat en procureur
te Rotterdam, is verschenen bij de X. V'. Uitge
vers Mij. v.h. Delwel te Wassenaar. In dezen
nieuwen druk van dit bekende werk op het ge
bied van het handelsrecht is thans ook jurispru
dentie opgenomen; de verschillende wetswijzi
gingen, die in den tijd, die tusschen het verschijnen
van den vijfden en den zesden druk ligt, zijn tot
stand gekomen zijn in deze uitgave verwerkt.
De oudste uitgaven van het pamflet aan het Volk
van Nederland, proeve van histories-bibliografies
onderzoek door Dr. M. DE JONG HZN. Uitgave van
J. B. Wolters, Groningen?Den Haag
NIEUWE UITGAVEN
Verzameling van wetboeken en wetten behandeld
in de werken van Mr. J. G. Schürmann over Handels
recht en Burgerlijk recht. Uitgegeven door de N. V.
Uitgevers Mij. v. h. G. Delwel te Wassenaar, fe
PAST STALEN RAM EN TOE
VAN DE
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN RAMEN.'