De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 29 maart pagina 4

29 maart 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2441 DE HONDERDJARIGE NEDERL. HANDEL. MIJ MET TEEKENINGEN VOOR DE AMSTERDAMMER", DOOR BERNARD VAN VLIJMEN Het lukt mij maar heel zelden, in dit blad zoo actueele zaken te behandelen als heden moge lijk is. Want het geval ligt er toe, dat dit nummer der Groene verschijnt op 29 Maart, den verjaar dag" der Nederl. Handel-Maatschappij, haar honderdsten verjaardag. En er is dus alle aanlei ding, om ditmaal iets te zeggen over deze groote en grpotsche organisatie. Iets", want een eeuw geschiedenis laat zich niet dan sterk gecompri meerd in enkele kolommetjes navertellen en ik onthoud me dan ook daarvan, te eerder nog omdat van die geschiedenis in de dagbladpers en elders'juist nu wel het meest belangwekkende zal zijn medegedeeld 1). Zelf heb ik in het straks verschijnend Aprilnummer van Onze Eeuw de aandacht gevestigd op wat de eerste decenniën der N. H. M. te zien gaven; ik heb in dat artikeltje erop gewezen, dat dit lichaam destijds werd opgericht ten einde den deerlijk kwijnenden handel te verlevendigen, wat men hoopte te bereiken door een groote maatschappij in het leven te roepen. Kon door dit middel dat doel worden bereikt? De oorzaken der kwijning waren niet daarin gelegen, dat de par ticuliere handel" (gelijk deze later in tegenstelling tot dien der N. H. M. werd genoemd)op zichzelf niet krachtig genoeg was. Die oorzaken lagen elders en .werden niet verholpen, konden niet verholpen worden, alleen doordat naast de reeds bestaande, oude handelshuizen eene op breede basis gegrond veste, door het initiatief en met'den sterken steun van Willem I gestichte nieuwe vennootschap verrees. Wat dan pok reeds spoedig bleek: uit de zware, aanvankelijk geleden verliezen (zoodat na luttele jaren ontbinding zelfs voorgesteld werd), uit den gewijzigden koers daarna. Het eigenaardige in de geschiedenis der ont wikkeling van de N.H.M, schijnt mij dit: oor spronkelijk bedoelde men de organisatie te doen werken als elke andere handels-corporatie (maar op grooter voet); tegenover de teleurstellende uitkomsten van die werkwijze stelde men toen als remedie eene, steeds sterker doorgevoerde front-verandering, waarbij in strijd met den opzet der stichting een nauwe band tusschen het Gouver nement en de maatschappij werd gelegd; zoo werd allengs de N. H. M. agent" der Regeering. De vervulling van die taak behoedde haar voor verliezen (het risico van den aldus gedreven handel" kwam ten laste van 's-Rijks schatkist); dit werk bracht haar profijt en gaf geld in 't laadje", maar commissie-handel en agentuur, dat was toch waarlijk niet de verwezenlijking van het doel, waarvoor men naast den particu lieren handel eene Nederlandsche Handel-Maat schappij" had in 't leven geroepen. Nog veel minder was het doel van die stichting geweest, dat de nieuwe organisatie door hare bijzondere Het nieuwe gebouw van de Nederlandsche Handel Mij te Amsterdam in aanbouw Dr. C. J. K- VAN AALST President-Directeur der Ned. HandelMij verhouding tot de Regeering een feitelijk alle andere uitsluitende plaats zou gaan innemen, een monopolie zou uitoefenen en dus onderdruk ken, verdringen zou al wat naast haar toch ook een plekje in de zon begeerde. Niettemin is het aldus gegaan en in zekeren zin moest het zoo ook wel gaan. Want hier wreekte zich de fout in de gedachte, die tot de oprichting had geleid. Men heeft in 1824 niet ingezien (ofschoon men het zeer wel wist), dat onze koloniale handel tot verval was geraakt, doordat in verschillende op zichten de Engelschen als handelaren in onze eigen Koloniën ons verre de baas waren. Om dien toestand te verbeteren, daartoe ware noodig geweest een intensieve, stelselmatige arbeid, gericht op innerlijke versterking van onze nijverheid, die technisch verre achterstond bij de Britsche; op innerlijke versterking ook van onzen handel, die niet, gelijk de Engelsche, de behoeften der markt nauwkeurig kende. Maar deze arbeid zou het geduldig en moeitevol werk van vele jaren zijn geweest. En nu was de eigenaardige opvatting van de leiders in regeerings- en handelskringen dier dagen deze: dat men door forsch ingrijpende maatregelen vrijwel alles naar. zijn hand kon zetten, dadelijk goede uit komsten bereiken kon, indien men maar alles wat scheef ging, stevig aanpakte om het recht te buigen.... Zoo'n forsche maatregel was ook de stichting van deze grootsche handels-organisatie; die zou, zoo droomde men, vanzelf meer vermogen dan al die kleinere, particuliere huizen" bij elkaar. Toen die droom een droom bleek te zijn, zag men naar andere maatregelen om: bescherming van den kolonialen handel en van de vaderlandsche voortbrenging tegen de vreemde (vooral Engelsche) mededinging. Het remedie baatte niet; dus werd de dosis vergroot. Maar ook dat bracht niet de gehoopte uitkomst. Ziedaar, in groote trekken, de leidende gedachte der handels-politiek in het tweede kwart der vorige eeuw. Bij het voeren van die politiek be diende de Regeering zich van de N. H. M. als haar instrument, haar commissionnair", gelijk zij later, haar agent" zooals zij eerst heette. Dat dit alles zoo ging, lag in de lijn. Met haar eigen handel leed de N. H. M. in de eerste jaren zware verliezen. Dan moest men toch naar iets anders omzien? Maar wel ver was men daarmee afgeweken van wat aanvankelijk de bedoeling was geweest: eene corporatie voor eigen, rechtstreekschen handel, grooter en (alleen daardoor) sterker dan andere. Intusschen: de onvermijdelijke afwijking heeft de N. H. M. heengeholpen door de moeilijke tien tallen van jaren, die zij na hare oprichting voor den boeg had en heeft haar staande gehouden, totdat zij, toen de beginselen der handelspolitiek grondig werden herzien, de banden met het Gouvernement meer en meer kon losknoopen, eene in toenemende mate zelfstandige, onafhankelijke positie kon gaan innemen, vrij kwam te staan, zonder steun, zonder monopolie, en nu in vrijheid zich kon ontwikkelen.... De oude geschiedenis", die ik in het boven staande kort heb samengevat (en waarvan ik in .Onze Eeuw iets meer vertel) ligt nu wel al heel ver achter ons. De geheime lijnwaadcontracten" tusschen de Regeering en de N. H. M. gesloten, het cultuur-stelsel van Van den Bosch, de consig natie der Gouvernements-producten, de (door den Max Havelaar onsterfelijk geworden) koffieveilingen der N. H. M.", het agentuur-monopolie, de vloot" der N. H. M., haar consignatie provisie , dat alles is wel histoire ancienne". Maar daaraan te herinneren heeft, dunkt mij, wel zijn nut, omdat wij daardoor opnieuw beves tigd worden, door de feiten bevestigd zien de oude waarheid, dat eene zoo nauw aan de Regeering ver bondene, door haar gesteunde onderneming als in die jaren de N. H. M. was, door deze (gouden) banden belemmerd wordt in haar ontplooiing, reeds dadelijk daardoor: dat zij er niet op uit is andere wegen te zoeken dan den gemakkelijken, waarlangs zij, aan de hand der overheid, zoo genoegelijk gaat. Later keerden zich de tijden. Al dat oude ging voorbij, werd opgeruimd en afgeschaft. Een nieuwe tijd daagde. Het groote lichaam was voortaan op eigen kracht aangewezen, moest zelf zijn weg zoeken. En deed dat met stijgend succes. Langs andere lijnen, ten deele, dan in 1824 waren uitge stippeld. Want meer dan eigenlijke handel werd allengs het bankbedrijf hoofdzaak. En zij stuwde haar bank-zaken zoozeer op, dat haar naam op dat gebied over de beide halfronden bekend, en overal goed bekend is. Het verleden ligt achter haar als een merkwaardig, voorgoed afgesloten historisch tijdperk, waardoorheen zij is geraakt tot de vrije ontplooiing van haar kracht, die zij nu aanwendt op velerlei gebied, zonder monopolie, zonder steun, zonder knellende banden. De tijd is voorbij, waar in zij anderen geen plaatsje onder de zon gunnen dorst, omdat ze haar eigen zwakte kende, want de kracht school in de bevoorrechting. Het doel, dat men in 1824 beoogde, is niet be reikt, kon langs dien weg niet bereikt worden: niet door de stichting van een groot lichaam zijn de bezwaren, die den kolonialen handel drukten, ver dwenen. Maar, gelijk men wel meer ziet: de aan vankelijke opzet blijkt onhoudbaar; dan past de instelling zich aan de eischen des tijds aan, door loopt verschillende fasen, zich vervormend naar gelang een andere tijd andere eischen stellen gaat. Gelukkig de corporatie, die, als de N. H. M. na een eeuw terugziende op bonte lotswisselingen, in het huidige tijdperk eene eervolle plaats onder de zuster-instellingen heeft weten te bezetten en die weet te handhaven; gelukkig vooral, als zij niet door eenig privilege, maar uit eigen kracht, door de kunde harer leiders die plaats de hare mag noemen. SMISSAERT 1) De Directie der N. H. M. heeft het eerste deel van een uitvoerig geschiedverhaal en een gedenkboek uitgegeven. Boekbespreking G. N. CLARK. The Dutcti alliance and the war against French Irade. 1688?1697. Manchester, University Press, 1923. Het onderwerp, dat in deze studie van den Oxfordschen hoogleeraar is behandeld, verdient de aandacht in ons land om meer dan een reden. Vooreerst is het ook een stuk Nederlandsche geschiedenis, dat hier is behandeld, en vooral een gedeelte vaderlandsche historie, dat niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl