De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 29 maart pagina 5

29 maart 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

?f' No. 2441 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND algemeen bekend is. Bovendien zal men in de herinnering van den grooten oorlog een grond van belangstelling vinden voor de uiteenzetting van de wijze, waarop men oudtijds elkander tijdens een gfooten Europeeschen oorlog niet alleen politiek en militair, maar ook economisch trachtte te vernietigen. En eindelijk is het merk waardig op te merken, hos het Nederlandsehe beginsel van vrijen handel, ook in oorlogstijd, in den negenjarigen oorlog eerst werd onder drukt ten believe van de Engelsche belangen om ten slotte toch weer te zegevieren. De tocht van Willem III naar Engeland in November 1688, zijn landing bij Torbay, zijn aanvaarding van de regeering, zijn erkenning ten sjotte als koning van het vereenigd konink rijk dat alles is bekend genoeg. Misschien minder bekend is het, dat de beide, thans verbon den mogendheden, Engeland en de Republiek, in den loop van 1689 een viertal verdragen met elkander hebben gesloten, waardoor beider ge dragslijn werd bepaald en vastgelegd gedurende den reeds begonnen oorlog. Wij kennen de onder handelingen, die tot die verdragen hebben geleid, grootendeels uit hetgeen Witsen er in zijn brieven aan de Amsterdamsche regeering en in zijn autobiographie van mededeelt. Wagenaar en na hem anderen hebben voornamelijk uit die bron geput; men kent de verzekering van Witsen, dat hij de verdragen slechts noode, met bevende handt" had geteekend. Zoo is de traditie ontstaan, dat de Republiek in 1689 met handen en voeten gebonden aan Engeland is overgeleverd. Zoo ernstig was het geval niet, al heeft Neder land zich destijds ter wille van het Engelsche bondgenootschap wel allerlei opofferingen moeten getroosten. Dr. Clark toont aan, dat Witsen in zeer sterke mate de Amsterdamsche handels belangen vertegenwoordigde en verdedigde en 'V. , Mr. F. H. ABBING Directeur der Ned. Handel Mij dat dus zijn meening niet voorde algemeen Nederlandsche opinie mag doorgaan. Het was in dezen buitengewoon moeilijk zelfs de algemeen Neder landsehe belangen met die van de Engelschen in overeenstemming te brengen, vooral voor een man als Willem III, die de Engelsche wenschen en belangen moest ontzien en tegelijk die der Nederlanders niet mocht verwaarloozen. Dat het laatste er toch dikwijls van kwam, was een gevolg van de zwakke positie, die hij als nieuwe en toch min of meer geusurpeerde koning in Engeland althans in den eersten tijd innam. In de zeventiende eeuw was de economische politiek in oorlogstijden van Engeland geheel anders dan die van Nederland. Voor de Engelsche regeering en ook voor het Engelsche volk gold het als een axioma, dat men strijd had te voeren niet alleen met politieke en militaire wapenen, maar ook met economische middelen. Het was dus geheel in overeenstemming met de traditie en ook met het Britsche machtsbesef, dat men niet alleen allen handel en verkeer met het vijan delijke land afbrak, maar ook de commercie van dien vijand zoove?! mogeüjk afbreuk deed. In oorlogstijd werd dus in Engeland onmiddellijk alle handels- en scheepvaartverkeer met den vijand verboden. Bovendien werden dadelijk kaperschepen uitgerust, een door de regeering geoctroyeerd particulier bedrijf, waaraan de vijandelijke koopvaarders dikwijls ten prooi vielen. Maar deze kapers hadden nog iets anders te doen; zij hadden ook de neutrale scheepvaart Mr. J. BIERENS DE HAAN Directeur der Ned. Handel Mij op het vijandelijke land in het oog te houden en zooveel mogelijk te belemmeren. Dat kon, omdat het Engelsche zeerecht zeer strenge beginselen huldigde op het gebied van contra bande en alles, wat maar eenigszins met den oorlog verband hield, daaronder rekende. En evenmin nam Engeland het beginsel aan, dat de vlag de lading dekt; onvrij goed werd in een vrij schip geconfisqueerd en zelfs werd vrij goed in een vrij schip gewoonlijk ook verbeurd ver klaard. Het behoeft geen betoog, dat de Nederlandsehe theorie evenals de Nederlandsehe praktijk altijd geheel anders was geweest. Gedachtig aan den stelregel, dat de oorlog den oorlog moet voeden, hadden onze voorouders nimmer de vaart op een vijandelijk land gestaakt. Integendeel was den geheelen tachtigjarigen oorlog door een levendige handel gedreven op Spanje en de Spaansche Nederlanden. Leycester had gepoogd aan dien zeer voordeeligen handel een einde te maken door het beruchte decreet van April 1586; het had niet alleen niet gebaat, maar was ook een der oorzaken van Leycesters ondergang geworden. Sedert dien tijd had geen regeering het meer gewaagd den handel op 's vijands land te verbieden. Dichter naderden de Nederlanders aan de Engelsche opvatting, waar het gold het benadeelen van den vijandelijken handel; ook de Nederlanders kenden van oudsher het kapersbedrijf, dat altijd op de loer lag om de vijandelijke koopvaarders te veroveren. De West-Indische Compagnie was in haar groote dagen eigenlijk niet anders dan een kaperij op groote schaal; Piet Hein, de man van de Zilvervloot, was eigenlijk een formidabel kaperkapitein. Eindelijk, de contrabande werd door onze juristen en onze kapers zeer eng opgevat, zoodat eigenlijk alleen oorlogstuig in den striktsten zin daaronder viel. En dan was het de oude vaderlandsche regel, dat de vlag de lading dekte; den stelregel: vrij schip, vrij goed, hadden wij altijd voor ons zelf opgeëischt en ook toegepast. Het is dus duidelijk, dat in 1689 de Engelsche theorie en praktijk van den zeeoorlog wel moesten botsen op die van de Republiek. Het spreekt eigenlijk wel van zelf, dat de Republiek ten slotte wel moest toegeven; zij beschikte opdat oogenblik niet over de middelen om Engeland te dwingen; zij was bovendien veel meer blootgesteld aan het Fransche gevaar dan Engeland en moest dus wel noodgedwongen concessies doen. Ook zij moest dus den handel op Frankrijk en ook den Franschen handel op Nederland verbieden; zij rustte als Engeland kapers uit; zij moest de Engelsche opvatting van contrabande aanvaarden en ook den ouden regel: vrij schip, vrij goed, prijs geven. Intusschen bleek weldra de praktijk anders dan de geschreven wet. De oude traditiën zaten onzen kooplieden en schippers zoo zeer in het bloed, dat de Engelschen stellig terecht zich ernstig beklaagden over de houding der Nederlanders in den oorlog met Frankrijk. De Staten Generaal moesten de grieven der Engelsche regeering als gegrond erkennen, maar hun gezag was vooral in Zeeland te zwak om de gehoorzaam heid aan de plakkaten af te dwingen. Het gevolg is geweest, dat de Engelschen, ziende, welke groote voordeelen de Nederlanders uit den oorlog trokken, ook zelf hun eigen geboden gingen overtreden en zich gingen aanpassen aan de Mr. C. J. A. EVERWIJN Directeur der Ned. Handel Mij F. P. J. VERSTER Directeur der Ned. Handel Mij Hollandsche opvatting. Zoo is het gekomen, dat in strijd met het geschreven recht de Neder landsehe rechtsbeginselen meer en meer ook in Engeland werden toegepast en dat dus meer en meer een levendige zij het ook geheime handel op Frankrijk werd gedreven. Zoo zijn de verdragen van 1689 ten slotte niet zoo nadeelig geworden voor den handel en de welvaart der Republiek als Witsen aanvankelijk had gevreesd. En wat nog het merkwaardigste is geweest, is dit. Toen Engeland en de Republiek in 1702 opnieuw in oorlog geraakten met Frankrijk, dat thans nog met Spanje was verbonden, is er geen sprake geweest van een verbod van handel en verkeer op de vijandelijke landen. Wel trachtte men door kapers den vijandelijken handel te belemme ren en te fnuiken, maar om juist daardoor den eigen handel te bevoordeelen. Hoeveel belang men zelfs had bij den vijandelijken handel, bleek wel uit het feit, dat de ondergang van de Spaansche zilvergaljoenen in de haven van Vigo in 1704, die door Engelsche en Nederlandsehe oorlogsschepen in den grond werden geboord, nergens dieper werd betreurd dan op de Amster damsche beurs. Dr. Clark heeft deze economische oorlogsver houdingen, waarop tot dusverre nog weinig is gelet, duidelijk uiteengezet. Zijn boek moge ook in Nederland de aandacht trekken, die het ver dient. H. B R u c M A N s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl