Historisch Archief 1877-1940
No. 2442
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nieuwe Fransche Boeken
PAUL CLAUDEL
Ziehierde katholieke dichterbij uitnemendheid.
... .?Faites que je sois comme un semetir de
solitude et que celui qui entend ma parole, rentre
chez lui inquiet et lourd", heeft Paul Claudel
(geboren in 1868) aan zijn God gevraagd (Cinq
grandes Odes, 1910) en God heeft hem verhoord.
Htt valt niet gemakkelijk over Claudel te spreken
en eenige onrust" is het deel van wie zijn woord"
heeft te interpreteeren en er de waarde van te
schatten. Ongeloovig opgevoed, schijnt Claudel
als jongmensch bij de lectuur van Rimbaud's
verzen een aandoening te hebben ondergaan, die
hij aan gemeenschap met het bovennatuurlijke"
meende te moeten toeschrijven; en toen hij eerst
achttien jaar oud was, schonk een plotseling in
slaand licht der genade", terwijl hij een dienst in
de Notre-Dame bijwoonde, hem het geloof. Hij
weet nog bij welken pilaar het gebeurd Is. Drie jaar
worstelde hij vervolgens met theologische tegen
werpingen: il 1889 had het proces oer bekeering
zich voltrokken. Sedert dien tijd is Claudel, be
halve Frankrijk's diplomatiek vertegenwoordiger
in vele deelen van den aardbodem, God's verkon
diger door de kunst geweest. Pas na twintig jaren
schrijven» is zijn naam tot het groote publiek door
gedrongen; al eerder hadden jonge kunstenaars
hem ontzien, geëerd, liefgehad ,omdat hij geen succes
zocht, een hoog kunstideaal voorstond* oprecht
was; van hun gevoelens hadden ze des te nadruk
kelijker doen blijken daar de eer, een zoo duister
auteur te doorgronden, riiet gering scheen....
Claudel is een denkend dichter, of een dichterlijk
denker; noch het denken overweegt bij hem, noch
het dichten. Ze zijn n. Behoudens afwijkingen
tot welker aanwijzing ik niet zeer bevoegd ben,
is zijn leerdie der katholieke kerk; maar het schijnt
of hij deze leer onafhankelijk van de kerk zelf
terug heeft gevonden, zoozeer maken zijn uitingen,
ook die van meer philosophischen aard, den indruk
uit het diepst van zijn gemoed afkomstig te zijn.
Het heelal, volgens Claudel, is een harmonieus
samenstel van steeds bewegende, vloeiende ver
schijnselen. Deze verschijnselen worden zonder
ophouden tezamen geboren (,,co-naissance"),
vormen in hun voortgang den werkelijken",
qualitatieven" tijd (vgl. Bergson) en worden
door den mensch bewust gekend. Nous ne
naissons pas seuls. Naitre, pour tout, c'est co-nattre.
Toute naissance est une connaissance" 1) (Art
poétique, 1907). De dingen hebben een vaste plaats
en een voorbeschikten vorm; de dieren kunnen
reeds in zekere mate veranderen; de mensch ein
delijk kan dit het best. Toch heeft elke mensch
op aarde een functie, waaraan hij zich niet mag
onttrekken. Al het geborene" verlaat God, maar
heeft slechts n doel: tot Hem terug te koeren.
God is het middelpunt; de mensch behoort zich
zelf te vergeten. Door een verkeerd gebruik van
den vrijen wil wendt de zondige mensch zich van
God af; de mogelijkheid van verlossing blijft hem
evenwel geopend. Reeds op aarde kan hij God
kennen; hiernamaals zal de zalige eeuwig bij Hem
wonen. En des dichters taak is het dit alles onder
woorden te brengen; daardoor zelfs werkt hij voor
zijn nederig deel aan de schepping mee:
Ainsi quand tn parles, ó poëte, dans unc num
ration délectable,
Proférant de chaquc chose Ie nom,
Comme un père tu l'appelles mystérieusement
dans son principe, et selon que jadis,
Tu participas a sa création, tu coopères a son
existence.
(Cinq grandes Odes).
Voor Ciaudel is het bovenstaande de volstrekte
waarheid; ook wie niet katholiek is, zal moeten
beseffen dat het vermoedelijk een deel van de
veelzijdige, en in haar geheel misschien op aarde
niet kenbare waarheid is. Mocht de niet-geloovige
voor dit gede'e l lelijke aspect der waarheid een
andere terminologie wcnschen -?zoolang hij
Claudel's stem hoort, aanvaardt hij gereedelijk een
goed deel zijner schoone woorden. De onvoor
waardelijke adhaesie intusschen, welke Claudel
zoo gestreng, van zijn lezer eischt, zullen
nietkatholieken hem nooit kunnen betuigen. Zij doen
beter zich voor zijn aangezicht te verbergen en
niet te trachten, hem met de verzekering dat hij
dikwijls zoo mooi" schrijft, goedertieren te stem
men: dat kan Claudel niet bevredigen. Wij moeten
ons vergenoegen met een stil verheugen, als wij
algemeen-menschelijke gevoelens de vereering
voor een duurzame orde, het vertrouwen op een
hooger macht in zuivere en indrukwekkende
taal bij hem gezegd zien. (Processionnal ponr salner
Ie siècle nouveau, 1907).
Want schoon is Claudel's werk inderdaad dik
wijls, hoewel niet altijd.De in rythmisch proza ver
vatte landsctiapsbeschrijvingen van Connaissance
de l'Est (1900) zijn vaak van den hoogs ten rang.
Wat de verzen betreft, eerst een woord over den
vorm. Het volgend citaat geeft er een denkbeeld
van; tegelijk duidt liet de reden aan waarom de
dichter zich niet aan den gewonen schrijftrant
gehouden heeft :
O mon fils ! lorsque j'étais un poète entre les
hommes,
J'inventai ce vers qui n'avait ni rime ni mètre,
Et je Ie déiinissais dans Ie secret de mon crjeur
cette fonction doubléet réciproque,
Par laquelle Phomme absorbe la vie, et restitue,
dans I'actesuprême de l'expiration,
Une parole intelligible.
(La Ville).
Wel heeft Claudel ook alexandrijnen geschreven
( Vers d'exil, 1895) ,maar ze zijn houterig en hoekig,
al voelt men er een geweldige kracht in ; het
Clatidelsche" rythme behcerscht thans al zijn dichten.
Een enkele maal slechts doet er zich assonantie of
rijm bij voor. De meest geslaagde onder deze
eigenaardige, van hoogst ongewone maar inslaande
beelden verzadigde verzen doen mij denken aan
het langzaam ontrollen van stnnptueuze stoffen;
de helaas talrijke, die te lang, te duister, te wille
keurig zijn, brengen ons de vraag op de lippen, of
de dichter zijn zaak geen kwaad doet door des
lezers zwakheden zoo moedwillig te veronacht
zamen. En af en toe komt ook de gedachte op dat
C.'audel misschien zijn doel te hoog stelt, dat het
onzegbare ook door hem.... niet gezegd kan wor
den.
Het is trouwens opmerkelijk dat Claudel's
critici bijna altijd dezelfde keus doen:
Que mon vers ne soit rien d'esclave ! mais tel que
l'aiglemarin qttis&st jatésur un grand poisson,
Et l'on ne voit rien qu'un eclatant tourbillon
d'ailes et réclaboussement de l'écume !
Mais vons ne m'abandonnerez point, Miues
modératrice?.
(Cinq grandes odes)
Soyez béni, monDieii.qui m'avezdélivrédes idoles,
Et qui faites que je n'adore que Vous seul,
et non point Isis et Osiris,
Ou la Justice, ou Ie Progrès, o u la Vérité, ou
la Divinité, ou l'Hunianité. ou les Luisde
la Nature, ou PArt, ou la Beauté, etc.
(T. a. p.)
Le voici qui se passéde nous, nous passons hors
de sa connaissance.
(Bijden dood van Ch. L. Philippe, 1909:
Corona Benignitatis Anni Dei).
Ook mij heeft dit getroffen, al is het natuurlijk
niet het eenige.
Aan de drama's van Claudel kan veilig een lan
ger voortleven in de heugenis der menschheid
voorspeld worden dan aan zijn verzen. Wel mogen
ze alleen dan tooneel" heetcn, als men ze opge
voerd denkt voor een geletterd en hooggestemd
publiek, maar vaak hebben ze de groote verdienste,
levende personen ten tooneele, of voor des lezers
geest te voeren. Georges de Coüfontaine, de man
van het ancien régime", Sygne en Vioiaine, de
zich offerende vrouwen, de priester Badilon,
Baron Toussaint Turelure, de nieuwe, burgerlijke
machthebber uit den tijd van Napoleon (welk
een goedgekozen naam !), Mara.de natuurlijke",
de niet heilige vrouw, Anne Vercors, de vrome
pelgrim het zijn allen menschen, die, ja, een
denkbeeld, een geestelijke houding symboliseeren,
maar die daarom geen minder individueel leven
leiden. Dit wil niet zeggen dat wij zulke menschen
iederen dag zouden ontmoeten. Misschien zijn ze
meer dan levensgroot. Dat wij niettemin aan onze
kennismaking met hen een bijzonder soort van
weliswaar intellectueele maar toch onmiskenbare
emotie beleven, is het beste bewijs voor het schep
pend vermogen van den dichter, in dit opzicht niet
ongelijk aan dat van een Aeschylus trouwens
een der meest bewonderde meesters van den
geloovigen christen, doch tevens vurigen en kundigen
hellenist die Paul Claudel is. De drama's zijn vol
gens dezelfde prosodie geschreven als de eigen
lijke gedichten, met dien verstande dat toon en
rythme wisselen met den aard der dramatis per
sonae. Slechts ten deele echter: Claudel's eigen
geluid blijft altijd herkenbaar. In het eene
stuk is meer eenheid van toon dan in liet
andere, zoodat het eene schooner als gedicht,
het andere meer bevredigend als drama is.
Sommige drama's zijn van meer intellectueele
geaardheid; andere vereenigen dit karakter met
een eigenaardig, als van mystiek doortrokken rea
lisme. Alle bevatten gedeelten die als afzonderlijke
gedichten genoten kunnen worden. (De hymne
aan den slaap in La Ville).
Als Aeschylus nogmaals, maar natuurliJK in
katholieke en politick-traditionalistische richting,
gebruikt Claudel zijn drama's ter verdediging van
diepgaande denkbeelden; ik wil niet zeggen: van
intellectueele theorieën alleen, maar van denk
beelden die aan zijn eigen meest dwingende
gemoedshehoeften beantwoorden. Tête d'or (ge
schreven 1889, uitgegeven 1801) toont, behalve
veel wat te raadselachtig is om hier onder woorden
gebracht te worden, den wereldiijkcn held in zijn
maclUsroos en angst voorden dood, in zijn onder
gang tenslotte. Het is een nog buitenchristelijk,
hoewel niet onchristelijk werk. In La Vi/lc (twee
lezingen, een van 189,'-! en een van HK)1) treden als
hoofdpersonen op Isidore de Besme, vertegenwoor
diger van de aardsche machten rijkdom c n intel
lect, maar tevens de mensch die den zin van het
leven vergeten is, en tegenover hem de geloovige
dichter Ceeuvre, verkondiger eener van God inge
stelde, transcendentale oroe. L'Ecluinge (19(11) is
tegen het moderne Amerikanisme" gericht, dat
men ook het consequente kapitalisme kan noemen
en dat ce volkomen verwisselbaarheid van alle
waarden tot grondovertuiging heeft. Alles is te
koop en niemand is onmisbaar". Claudel stel}
hiertegenover dat iedere waarde uniek is, dat
alles slechts nmaal gebeurt, dat ieder in den
grond maar n plaats on n taak heeft. De fi
guren van den kapitalist Thomas Pollock Nageoire
en var Lechy Elbernon, de vrije" vrouw, zijn
ongewoon sprekend.
Het is in het zeer geslaagde, nergens geheel en
al duistere drama L'Ótage (1911) dat de bovenge
noemde gestalten van Sygne, van Georges de
Coüfontaine, van Turelure en Badilon voorkomen.
Uit geen drama is beter Claudel's politiek en moreel
evangelie kenbaar dan uit dit boeiend en dichter
lijk tooneelwerk. God regeert; cle koningen zijn
door Hem met het bestuur over de aarde belast;
onder hen behooren zich de volkeren lijdelijk te
schikken; binnen de grenzen van elk volk zijn de
familiën en de echtparen nieuwe eenheden, wier
verbreking misdadig is. En niets schoeners kan
de mensch verrichten dan zich Ier wille van deze
wereldorde op te offeren. Ziedaar de boodschap
die L'Otc.ge aan de thans zoo woelige rhenschheid
wil brengen. Een sterke weerzin, een heftige aan
klacht tegen de uit de Revolutie geboren moderne
wereld; een naar het schijnt onvoorwaardelijke
verheerlijking van het ancien régime zijn hier
verwerkt tot een levend geheel. Geen stuk uit
de wereldliteratuur zeker bevat dramatischer,
aangrijpender tafereel dan dat waarin Sygne de
Coüfontaine door Badilon tot een haast
bovenmenschelijk offer wordt overgehaald.
Alle drama's te bespreken is niet mogelijk, en
L'Annonce faite d Marie (1912) is gelukkig ook
ten onzent zoo bekend, dat een enkele herinnering
aan dit schoonste van al Claudcl's drama's hier
voldoende zal zijn. Het is het drama van de na
tuurlijke menschelijkheid en den drang naar heili
ging door het offer. De wereld is er gezegd en het
voorvoelen der vreugde hiernamaals: de
menschejke en de mystieke liefde; de vroomheid die den
Hemel wil beerven en de kunstenaarsaard die
reeds op aarde iets verhevens tracht te scheppena
Behalve de reeds genoemde Anne Vercors, Mara
en Vioiaine behoort zeker Pierre de Craon tot de
indrukwekkendste meiischfiguren uit het werk
van Claudel. Dit drama is plastisch en concreet
als geen van de andere en niettemin van
eeuwigheidsvermoeden doortrokken; het schijnt te spelen
op een plaats die alle trekken heeft van de aarde
en toch de aarde niet is.
Claudel is pas vijf en vijftig jaar. Zijn scheppen is
in vollen gang, zijn roem groeit. Wat van hem te
denken?
Zijn poëzie is tot dusver te dikwijls duister,
herhaaldelijk al te individueel van aard geweest.
Zijn philosophie is zeker bij uitstek vatbaar
voor bestrijding of nuttige aanvulling. Hij is
hooghartig en eigenzinnig; zijn drang naar recht
vaardigheid maakt hem wreed, zijn overtuigdheid
onbillijk. Om sommige
zijnerdogniaiisch-katholieke uitingen te kunnen waardeeren zal men,
naar ik vermoed, het geheimzinnig bezit deel
achtig moeten zijn, dat de eeneu kinderlijke
goedgeloovigheid", de anderen genade" plegen
te noemen en waarvan mij slechts bekend is, dat
het ook aan sommige van de grootste geesten
geschonken is.
Maar dat hij de offering van den mensch aan een
hoog doel bezingt en dat hij op onweerstaanbaar
verleidelijke wijze de schoonheid prijst eener
universeele orde: daardoor moet ieder zich tot res
pect bewogen en tot nadenken gestemd voelen.
Alleen mag men vragen, of geen nieuwe en
weldadiger orde dan die hij verheerlijkt en die
immers leelijke vlekken vertoont, denkbaar /ou
zijn, en of niet iedere toegewijde arbeid een offer
i? aan het hoogste.
J O II A N N E S T I E L R O O Y
1) Het is voor een vollediger kennis van
Claudel's geest niet nutteloos te weten, dat
naitre en connaitre, etymologisch gesproken, iu
geencrlei naspeurlijk verband met elkaar staan.
De assimilatie van "cu-naissance" en "connais
sance", die er diepzinnig uitziet en nogal eens
terugkomt in zijn verzen, is. ... een woordspeling.