De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 april pagina 12

12 april 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

.12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2443 LA COMÉDIE FRANC.AISE, Molière-avond: Les Femmes Savantes, Les Précieuses Ridicules. Voor dit klassiek geschenk hebben wij PAlliance Franchise" te Amsterdam slechts erkentelijk te zijn. Het haalde ons een volle zaal gelukkig de reis naar Parijs uit niet alleen, het bracht ons, waarschijnlijk meer dan wij dit op een door-deweekschen-dag als toerist zouden treffen, een extra verzorgd'voorbeeld dezer van Frankrijk's besten naam onafscheidelijke kunst. En hoe onmiddellijk en volkomen waren wij verplaatst in deze wereld van krachtig levende traditie, van zoo voortreffe lijke qualiteit", dat ook les défauts" dezer eeuwenoude gehechtheid aan vaststaande vormen en figuren, bekoren blijven, als de geur der rozenhouten secrétaire, die sinds onheugelijke jaren familiebezit was. Wij kunnen ons de monteering van een Moli rewerk, wat de kleurenmengeling betreft, schoener droomen hangt op dit oogenblik niet bij Buffa, van het palet van Molière's achterkleinkind Lizzy Ansingh, de ironie-als-harmonisch-vizioen, inspi reerend, aan den wand? dit te erkennen, bederft in geenen deele ons genot aan al de kostbare en kostelijke gewaden uit de schatkamers van het oude Molière-Huis, gelijk ze daar kranig ge dragen in levenden lijve defileerden langs onzen gretigen blik. En zooals met dit uiterlijke, is het ook met het innerlijke gesteld, voor zoover men namelijk een grens wil trekken tusschen de be zielde kleedij, die in haar lubben en plooien de karaktereigenschappen van den bewoner gaande weg onthult, en de gemoedsgesteldheid, welke meer onmiddellijk spreekt uit stem en gebaar. Het innerlijke bepaalt zich hier eigenlijk tot de taal, tot Molière's taal, die zijn hart is, en die wij wel nooit zuiverder en heerlijker kunnen hooren dan uit den mond zijner erven par droit de conquête, de sociétaires" van het Théatre Francais". Waren deze op zichzelf buitengewone kunste naars? Voor ons gevoelen: neen. Slechts ne (Madeleine Renaud, Henriëtte) trof door begaafd heid boven het gemiddelde, dat de geschoolde Fransche actrice op het tooneel meebrengt; en naast haar zou ik dan nog, uit onze jongste her innering zonder aarzelen Lily Bouwmeester durven stellen, als een Agnès",die voor deze Henriëtte" in haar genre niet onder deed. De overigen waren als karakterspelers in dit, uit vaste stoffen ge vormd, en aan vaste wetten onderworpen spel, niet veel meer dan voldoende. Chrysale (M. Siblot) Vadius (AndréBrunot) en Martine (Andrée de Chauveron) iets daarboven; Armande, te weinig karakteristiek, Bélise, te ver over de caricaturale schreef naast een Philaminte, die als blauwkous juist het tegenovergestelde betrachtte, en een te ongepolijste bel-esprit Trissotin, iets daar beneden. Doch als diseurs en diseuses waren al deze Fransche artiesten zonder uitzondering uitmuntend. En wat de kunst-van-zeggen voor een werk waard is, het kwam ons inderdaad van nationale beteekenis voor, zóó pittig, zóó fijn, zóó helder de dichtertaai van een land te doen leven voor vreemde ooren. Het woord" was in deze geheele vertooning als de zon, en waar de tegenstellingen zich niet scherp genoeg deden gelden, de spot uit de situatie niet duidelijk sprak, releveerde deze helderheid het al. Opmerkelijk was in Les femmes savantes" soms de gewaagde vulgariteit dezer bons bourgeois. Weliswaar moeten wij daarbij voor oogen houden, dat de geestelijke middelstand, welken Molière hekelt, op den keper beschouwd ordinairer personnageszal hebben bevat, dan wij, die hen zien op treden in zoo smaakvolle kleedij, en door fraaie taalvormen worden misleid, ons op dezen afstand voorstellen. Bij de beste voorstellingen in het Nederlandsch de Misantroop" in de eerste plaats wordt vooral deze afstand geëerbiedigd, iets als schroom" brengt daar onwillekeurig het geval op zoo voornaam mogelijk plan. Met be trekking tot den geest van Molière waarvan wij de ongenaakbaar hooge houding wellicht nog niet ten volle beseffen geloof ik, dat dit juist ge voeld is, dat n.l. in deze opvatting: niet bijhalen, het glazuur van den tijd er beschuttend over laten, een bescheiden gelijk ligt. Waar echter de Comédie Frangaise" de over levering bewaart, daar mag zij zich natuurlijk beroepen op de oudste referenties en blijft haar het laatste woord wanneer zij Molière doet her leven zooals hij te midden zijner tijdgenooten, eenvoudig, als burger onder de burgers, zijn 'rol en zijn... roeping heeft vervuld. Nemen wij dit aan, dan was de volbloedige, geenszins naar den klank van ons précieus" opgezette klucht uit 's dichters jongsten tijd, om haar uitbundigheid wellicht toch het belangwek kendst deel van den avond, al ligt ons het oudere spel, dat menschelijker, en dus vanzelf reeds naar verhouding ingetogener wordt vertolkt, het naast. Het voorbeeld van het Théatre Frangais" staat in zijn gebondenheid boven de critiek der tijden,doch waarelke tijd zijn eigen licht werptopde centrale figuur van een periode, in dit geval op de schier ondoorgrondelijk rijke, en ja, eigenlijk met den dag edeler figuur van Molière, daar vraagt het voorbeeld slechts in het concrete navolging, en blijft m. i. ieder vrij de ziel van dezen mensch te benaderen op zijn wijs. En vooral ook in dit verband boeide deze groote, vaste vertooning, waaraan een schoone piëteit overtuigend ten grond slag lag, de aandacht: Kent men Molière reeds lang? Of kent men hem nog lang niet? Ik dien, te Antwerpen. Het Vlaamsch tooneel, dat in dit tweetalig land overwegend het karakter van een volkstooneel behield, dankt aan zijn rederijkerskamers, prijskampen, en wellicht ook aan den taalstrijd, waarin kieskeurige verschillen opgaan, een gul ler, minder verdeelde belangstelling dan het too neel in Nederland, waar het eigenlijke volk zich voor zijn schouwburg niet warm maakt en de groep, die de ontwikkeling bezit om het groote werk op het tooneel naar waarde te genieten, weinig hoofden telt, zoodat de, door den oorlog naar boven gekeerde stand het repertoire beheerscht, en feitelijk aan den eenen kant een te hooge, aan den anderen een te lage maatstaf wordt aangelegd. In Vlaanderen ziet men thans Dr. J. O. de Oruyter is daar de man pogingen in het werk stellen om het volkstooneel op een meer intellec tueel plan te brengen, naar het voorbeeld van andere landen, doch of dit mee-willen-doen een voordeel zal blijken voor het tooneelleven in het land der poesjenellen, mogen wij betwijfelen. Het Vlaamsch temperament" komt ons in het algemeen eer een gevolg van vak-routine voor dan van innerlijk doorleven en de smaak neigt daar nu eenmaal naar het melodrama. Met het effect en de sensatie, dreigt er ook het meesteigene, kleurrijke en karakteristieke verloren te gaan. Het werk van Herman Teirlinck wijst zoowel in de richting van een fijner cultuur als naar het ge vaar boven den gemiddelden aanleg te willen te reiken, en bevat de qualiteiten voor een inter pretatie op zeer verschillend plan. Vandaar dat wij gaarne de gelegenheid hebben aangegrepen de opvoering van Ik dien", na de poëtische vertol king van het werk door Het Nederlandsch Too neel", nog eens bij te wonen in het land van den dichter. Niettegenstaande de hooggestemde, allesbe halve primitieve" taal, waarin dit bijzoncere werk is gevat, leek het mij mogelijk het te vertoonen als een eenvoudig marktspel, in den trant, waarin de Onderwijzerstooneelvereeniging inder tijd Marieken van Nieumeghe" heeft gemonteerd. Het eerste bedrijf scheen inderdaad op dien een voud gericht: een dorpelijk kloosterkapelletje, tusschen blanke wanden het hooge altaar, met in den top een kleine nis, waarin Onze lieve Vrouwe als een zoet glimlachend beeldje-van-was, ter wijl beneden de wit-gehuifde nonnen, rhythmisch, twee aan twee, kwamen, knielden, en gingen, in den stillen kaarsenschijn. Doch hoe grof werd daar al dadelijk Teirlinck's fantasie toen in dit echt" kapelletje, Tong", de vurige (straat) meid, en Blik", een slangenmensch in zilverig tricot, twee figuren waaraan niets zinnebeeldigs", van achter het altaar uitsprongen, en welk een melo drama werd bij de soberheid van den naleven achtergrond, de strijd van Beatrys, zooals zij zich tegen het altaar aanwierp en in heftige bochten wrong. De essentie van dit bedrijf: het beschroomd en kinderlijk ontwaken der jonge non in de lente rondom, ze zou bij dit stijlloos dooreenmengen van nagebootste werkelijkheid met capriolen van den snaakschen geest teloor zijn gegaan, ook al had men aan het voorschrift, gelijk het in den tekst staat, voldaan,en van den jongen,lokkenden levensbloei de kapel scheurt" hier in het geheel niet open het vizioen getoond. En ook het tweede bedrijf toonde ons Teirlinck's werk veeleer als experiment, dan als de dichterlijk theatrale herschepping, die uitgaat van het dichterwoord, zooals we het in Amsterdam hebben gezien, of wat eveneens karakteristiek had kunnen zijn als een greep fantastisch aangezet, primitief leven. Het binnenstroomen van het volk" door de zaal bleek daarbij een weinig loonende ReinhardtTentoonstelling van jongste werken van ERNST LEYDEN KUNSTZAAL VAN LIER naast bat Postkantoor te LAREN (N. H.) Dagelijks, ook des Zondags geopend. imitatie. Het is een vergissing, dat men door de geschminkte figuranten te midden der bezoekers het tooneel te doen opstrompelen, de eene wereld aan de andere nauwer zou verbinden; integendeel houdt een zekere gene-wederzijds daar ae ver beelding tegen; en rechtaf bedenkelijk wordt het wanneer men den afgang moet leiden door de proscenium-loges, als stapte Gratiaan hij droeg een lichte tunica en gedroeg zich als een heldentenor tusschen de dichtgeschoven gordijntjes de bedstee in. Effectvol was tegenover dit al te duidelijke voor het oog, het plotseling opklinken der kermismuziek, van hier, van daar, men wist niet van-waar, achter uit de wandelgangen. Van de kermis zelf was niet getracht eenig aesthetisch beeld op te stellen, hetgeen in het land van Brueghel verwonderen mocht, de kermisklan ten zoowel als de spelers in de tent, welke den geheelen achtergrond van het tooneel besloeg, traden op in moderne straatkleedij, de Duivel verscheen in rok. Boeiend was ook dit al wat Teirlinck uithaalt" op het tooneel boeit door het grillig wisselend aspect, dat de nieuwsgierigheid voor wat er komen gaat, gespannen houdt doch ook hier leed het oprijzen en zich weer tot luisteren schikken van het mee-levend volk, onder het groot aantal opeenvolgende staties. Aangrijpend waren ook hier de laatsten' dezer korte realistische tafereelen, die echter, op ruimer schaal opgezet, tegen een geschilderd perspectief, op levensgrootte," minder tegemoetkwamen aan de idee: dat dit voorbij-roetschend leven" in het groot heelal niets" is, een handvol lilliputters. Het naar-voren komen van Beatrijs, terwijl Tong en Blik, haar afstervende zinnen, zich aan haar klampen, maakte indruk, men zag haar als het ware den langen, laatsten aardschen gang met uitgeputte krachten volbrengen. Toen werd het volslagen donker en hoorden wij nog slechts de verdwaalde stem, roepend in de woestijn tusschen hemel en aarde. Een Ary Scheffer-vizioen van Christus aan het Kruis,dat uit deze duisternis opdoemde,maak te aan het simpel schoone oogenblik der bekeering een ontgoochelend einde. En toen kwamernogBengaalsch licht bij, keurig gemikt op de boetvaardige zondares.... De terugkeer van Beatrijs, in het tingeltangel-jtirkje van haar laatste lijdenstatie, in de kloosterkapel, vermocht ons daarna niet meer uit de opera-stemming te verlossen. Aanleiding deze Antwerpensche opvoering van Teirlinck's werk met de Amsterdamsche te ver gelijken, vind ik na dit vluchtig overzicht niet. Vergelijking zou alleen mogelijk zijn geweest in dien, naar verschillend beginsel verantwoord, de beide uitvoeringen een evenwaardigen indruk hadden nagelaten. Een werk mag hybridisch ge schreven zijn, de herschepping op het tooneel ver langt samenvatting, stijl. Dit begrip zal zich in Vlaanderen eerst moeten vestigen. De stemming" ze mocht hier en daar meesleepen, momenteel feller dan in de afgestemde, op het vizioen gerichte vertooning bij ons ze werd er doorloopend be dreigd en vaak ontnuchterend geschonden. Met. gevolg, dat wat van Teirlinck's werk de schoonheid is, de dichterlijke bloei, die zich overal door de actie heen rankt en door de scheppende fantasie op het tooneel tastbaar kan worden gemaakt, onder het bedenksel verdrukt geraakte, en wij niet veel meer overhielden dan de weinig diepgaande be lijdenis van den knappen dramaturg. TOP N A E K r LEONHARD FRANK DE OORZAAK VERTAALD DOOR ALICE VAN NAHUYS Prijs ing. f l .50 - Gebonden f l .90 ....ieder ernstig lezer zal het groote talent waardeeren, waarvan dit verschrikkelijke boek op elke bladzijde getuigt. ... De vertaalster, Alice van Nahuys, verdient een woord van lof voor haar welgeslaagden arbeid. FRITS LAPIDOTII in De Nieuwe Courant. Uitgave E M. QUER1DO Amsterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl