De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 april pagina 5

12 april 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het oude Java en zijn kunst: Apsara van de fries van Boroboedoer's voetmuur hoorden een ander getuigenis van een ander geloof in een anderen God. Een getuigenis zoo zuiver, eenvoudig en oprecht, als wij het nog nooit hadden hooren uitspreken. Want het was getuigen, wat Boeke deed, niet meer en niet minder, en zóó getuigen is eigenlijk het beste, wat de eene mensch, met woorden al thans, voor den ander doen kan. Wie voor een partij optreedt, of voor een bond, moet, hoe hoog en zuiver zijn bedoelingen overigens ook mogen zijn, rekening houden met de belangen, met de machts-vorming en het machts-behoud van die partij of dien bond. Hij kan en mag niet met niets ontziende oprechtheid de waarheid zoeken en uit spreken, maar hij moet twee heeren dienen: de partij n de waarheid, en waar de laatste met het belang der eerste in conflict zou komen, moet hij de waarheid aan het partijbelang offeren. Dit is de tragiek van iedere kerk en van iedere partij. Of het altijd zoo blijven zal?Het is te hopen van niet. Maar zeker zal dit zoo blijven, zoolang de meerder heid der menschen gelooft in de noodzakelijkheid van uiterlijke machtsvorming en geweld. Zoolang zal ook de eerlijkste partijganger moeten schip peren tusschen zijn waarheidsliefde en zijn partij plicht. En daarom zijn ongeorganiseerde" men schen als Boeke in onzen tijd van felsten partij strijd, waarin de maatschappelijke worsteling zich ideologisch steeds meer schijnt toe te spitsen als de tegenstelling van twee orthodoxieën, die van Rome en die van Moskou, van zoo onschatbare waarde als dragers van het geweten der menschheid. Een schrijver heeft eens gezegd: Christus is het geweten der menschheid, en van dezen Christus 'is het dat Boeke getuigt. Men meene echter niet, dat hij een eigen Christologie, een nieuw, origineel standpunt inzake het Christusprobleem inneemt. Eigenlijk acht hij elk standpunt" uit den booze. ,Want een standpunt is iets vasts, het staat stil, is iets doods, terwijl het leven van een Christen altijd in beweging is, zooals stroomend water " Waar hij geen bepaald standpunt" heeft, wil hij ook anderen niet tot zijn ideeën overhalen". Er gaat geen veerpont tusschen Christus en de wereld. Maar hij wilde voldoen aan wat hem verzocht was: uitspreken zijn gedachten over de vraag: is het militarisme uit God? En zijn antwoord hierop was: ja en neen. Want het hangt alles ervan af: wat moeten wij onder het woord God verstaan? Van militaris me" gaf Boeke de omschrijving: alle georgani seerd geweld," zoodat hij onder militarisme" niet alleen de oorlogstoerusting maar ook het gansene straf- en politiewezen begrijpt. Maar wie zal een signifisch-juiste definitie van God geven? Boeke waagde zich dan ook niet aan een poging tot be reiking van het onbereikbare. Maar hij kon voor zijn doel volstaan met erop te wijzen, dat er, afge zien van ontelbare kleinere verschillen, twee fundamenteel-tegengestelde Gods-begrippen bestaan, als gevolg van een even fundamenteele tegenstel ling in de menschelijke natuur, de tegenstelling namelijk tusschen onze zucht naar zelfbehoud, die zich uitzet tot machtswil en heerschzucht, n het instinct, dat ons drijft om onszelf te geven, de offerwil, die geen macht zoekt over anderen maar deze wil dienen. Deze twee neigingen zijn, schoon in verschillende menging en verhouding, in ieder mensch. Men zou ze kunnen noemen den dier-mensch en den geest-mensch. Tusschen deze twee is strijd. En nu is de gansene beteekenis van het leven deze, dat wij, in onszelf en in de wereld, aan den geestmensch de overwinning over den dier-mensch moeten verschaffen, wat tevens de diepe kern is van het Christendom. Van het ware Christendom wel te verstaan. Want er is ook een valsch Christendom, dat een God" predikt, die slechts de hemelsche projec tie is van het dier-menschelijke, egoïstische machtstreven. Dit Christendom" zweert bij Vlootwetten en stikbommen, zegent vaandels en plaatst kanonnen op de treden van altaren (dit gebeurde gedurende den oorlog in de St. Paulskathedraal te Londen;) dit Christendom leest den tekst: heb uw vijanden lief, alsof er stond: vermoord een iegelijk, die tegen u is; dit ChristenE. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES dom interpreteert het aan duidelijkheid niets te wenschen overlatende vijfde gebod: gij zult niet dooden" aldus, dat kwaaddoen naar het lichaam'. ongeoorloofd is, als het geschiedt zonder wettige macht of reden. We mogen dus niet doodslaan, zegt de Heer. Maar als vader Staat het beveelt, mag het wél, moét het zelfs. Ja, uit dien God", van die Christenen", is het militarisme, zegt Boeke. En hij bedoelt dit niet figuurlijk maar letterlijk: als de kerken in de oorlogvoerende landen niet dag in dag uit den heiligen" oorlog hadden gepredikt, het slachten van menschen niet hadden voorgesteld als een Gode"-welgevallig werk, dan zou de oorlog geen drie weken geduurd hebben. Het is de God" der heirscharen, der stikgassen en machinegeweren geweest, die den volkerenmoord mogelijk heeft gemaakt en bestendigd. En deze God" is al te vinden in den Bijbel, omdat de bijbel geschreven is door menschen, in wie, als in ons allen, dier-mensch en geest-mensch leefden. In het Oude Testament is die God" de grimmige Heer der heirscharen, de God van Israël, die Israëls vijanden zal verdelgen. Maar ook in het Oude Testament vindt men al dien anderen God van Liefde, die barmhartigheid doet aan vele duizenden. En diezelfde dualiteit is in het Nieuwe Testament, echter in omgekeerde verhouding: de Godsgestalte is hier overwegend die van den God, die zachtmoedig is en nederig van hart, die in de wereld komt niet om te heersenen, ook niet om te tuchtigen, maar om te dienen en wiens rijk niet van deze wereld is. Hier en daar echter duikt ook in het N. T. de oude grimmige God" op, zoo de Heer der Heeren uit de Open baring van Johannes, wiens oogen zijn als een vlam vuurs, en uit wiens mond gaat een scherp zwaard, opdat hij daarmede de heidenen slaan zoude, en hij zal ze hoeden met een ijzeren roede.. Maar mijn God is zoo sterk, dat hij geen scherp zwaard, geen ijzeren roede en geen machinegewe ren behoeft om te overwinnen, zijn wapen is de zachte liefde. Mijn God is zoo groot, dat hij als een baby ge boren werd in een stal, tusschen een os en een ezel.." En deze God heeft ons geleerd, dat wij het kwade niet moeten trachten te overwinnen met het kwade, dat wij onze vijanden" niet moeten kapotschieten en doodsteken en wurgen, maar dat wij hen moeten liefhebben. Onpraktisch zou deze christelijke weerloosheid zijn? Maar zie dan eens naar de wereld om u heen en de gevolgen van den heiligen" oorlog. Dood en ziekte, honger, ellende .en werkeloosheid, dat zijn de vruchten van de praktijk" der wereld. Is het dan zoo dwaas, zoo onpraktisch", de tegen overgestelde praktijk eens te probeeren? Wel te verstaan: voor wie er rijp voor is. Want niemand moet zich forceeren tot het voeren van een geestelijken stand, die zijn krachten te boven gaat. Dit beteekent niet, dat wij niet ons best moeten doen beter te worden; het beteekent alleen, dat wij niet moeten doen, alsof wij beter zijn dan wij zijn. Een jonge man had, naar ik hoorde, onder den indruk van Boeke's woorden, ook geprobeerd geen geld meer aan te raken. Maar na een paar dagen had hij het al moeten opgeven. Natuurlijk. Onze daden moeten het vanzelfsprekend, organisch gevolg van ons wezen zijn, zooals bloemen van een plant. Wie zich opschroeft tot daden, waaraan hij innerlijk nog niet toe is, is als iemand die in den winter gekweekte rozen aan zijn rozeboompjes bindt, in het idee, dat de boompjes dan bloeien. De rozen zullen een paar dagen een alleronwaarschijnlijksten indruk maken en dan afvallen. En de boompjes zullen weer even doodsch en kaal staan als te voren. Tot het voorjaar komt en bloe sem drijft, die bloem gaat worden. Al is dus een man als Boeke geen voorbeeld, dat wij slaafs moeten trachten na te volgen, zijn waarde is er voor ons niet geringer om. Want hij ver sterkt ons geloof in het goede en onze zekerheid dat de mensch niets beters doen kan, dan het hoogste en beste in hem zoo goed mogelijk trach ten te verstaan en zijn daden daarnaar richten. En zich niet blindelings onderwerpen aan de auto riteit van eenige kerk, partij of secte. H. GILT A. v Nodorl. Munt Hollmndm bomt o 1O oant* m la» m f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl