Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het oude Java en zijn kunst: Apsara van de fries van Boroboedoer's voetmuur
hoorden een ander getuigenis van een ander geloof
in een anderen God. Een getuigenis zoo zuiver,
eenvoudig en oprecht, als wij het nog nooit hadden
hooren uitspreken.
Want het was getuigen, wat Boeke deed, niet
meer en niet minder, en zóó getuigen is eigenlijk
het beste, wat de eene mensch, met woorden al
thans, voor den ander doen kan. Wie voor een
partij optreedt, of voor een bond, moet, hoe hoog
en zuiver zijn bedoelingen overigens ook mogen
zijn, rekening houden met de belangen, met de
machts-vorming en het machts-behoud van die
partij of dien bond. Hij kan en mag niet met niets
ontziende oprechtheid de waarheid zoeken en uit
spreken, maar hij moet twee heeren dienen: de
partij n de waarheid, en waar de laatste met het
belang der eerste in conflict zou komen, moet hij
de waarheid aan het partijbelang offeren. Dit is
de tragiek van iedere kerk en van iedere partij.
Of het altijd zoo blijven zal?Het is te hopen van niet.
Maar zeker zal dit zoo blijven, zoolang de meerder
heid der menschen gelooft in de noodzakelijkheid
van uiterlijke machtsvorming en geweld. Zoolang
zal ook de eerlijkste partijganger moeten schip
peren tusschen zijn waarheidsliefde en zijn partij
plicht. En daarom zijn ongeorganiseerde" men
schen als Boeke in onzen tijd van felsten partij
strijd, waarin de maatschappelijke worsteling zich
ideologisch steeds meer schijnt toe te spitsen
als de tegenstelling van twee orthodoxieën, die
van Rome en die van Moskou, van zoo onschatbare
waarde als dragers van het geweten der menschheid.
Een schrijver heeft eens gezegd: Christus is het
geweten der menschheid, en van dezen Christus
'is het dat Boeke getuigt. Men meene echter niet,
dat hij een eigen Christologie, een nieuw, origineel
standpunt inzake het Christusprobleem inneemt.
Eigenlijk acht hij elk standpunt" uit den booze.
,Want een standpunt is iets vasts, het staat stil,
is iets doods, terwijl het leven van een Christen
altijd in beweging is, zooals stroomend water "
Waar hij geen bepaald standpunt" heeft, wil
hij ook anderen niet tot zijn ideeën overhalen".
Er gaat geen veerpont tusschen Christus en de
wereld. Maar hij wilde voldoen aan wat hem
verzocht was: uitspreken zijn gedachten over de
vraag: is het militarisme uit God?
En zijn antwoord hierop was: ja en neen.
Want het hangt alles ervan af: wat moeten wij
onder het woord God verstaan? Van militaris
me" gaf Boeke de omschrijving: alle georgani
seerd geweld," zoodat hij onder militarisme" niet
alleen de oorlogstoerusting maar ook het gansene
straf- en politiewezen begrijpt. Maar wie zal een
signifisch-juiste definitie van God geven? Boeke
waagde zich dan ook niet aan een poging tot be
reiking van het onbereikbare. Maar hij kon voor
zijn doel volstaan met erop te wijzen, dat er, afge
zien van ontelbare kleinere verschillen, twee
fundamenteel-tegengestelde Gods-begrippen bestaan,
als gevolg van een even fundamenteele tegenstel
ling in de menschelijke natuur, de tegenstelling
namelijk tusschen onze zucht naar zelfbehoud, die
zich uitzet tot machtswil en heerschzucht, n
het instinct, dat ons drijft om onszelf te geven,
de offerwil, die geen macht zoekt over anderen
maar deze wil dienen. Deze twee neigingen zijn,
schoon in verschillende menging en verhouding,
in ieder mensch. Men zou ze kunnen noemen den
dier-mensch en den geest-mensch. Tusschen deze
twee is strijd. En nu is de gansene beteekenis van
het leven deze, dat wij, in onszelf en in de wereld,
aan den geestmensch de overwinning over den
dier-mensch moeten verschaffen, wat tevens de
diepe kern is van het Christendom.
Van het ware Christendom wel te verstaan.
Want er is ook een valsch Christendom, dat een
God" predikt, die slechts de hemelsche projec
tie is van het dier-menschelijke, egoïstische
machtstreven. Dit Christendom" zweert bij
Vlootwetten en stikbommen, zegent vaandels en
plaatst kanonnen op de treden van altaren (dit
gebeurde gedurende den oorlog in de St.
Paulskathedraal te Londen;) dit Christendom leest
den tekst: heb uw vijanden lief, alsof er stond:
vermoord een iegelijk, die tegen u is; dit
ChristenE. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
dom interpreteert het aan duidelijkheid niets te
wenschen overlatende vijfde gebod: gij zult niet
dooden" aldus, dat kwaaddoen naar het lichaam'.
ongeoorloofd is, als het geschiedt zonder wettige
macht of reden. We mogen dus niet doodslaan,
zegt de Heer. Maar als vader Staat het beveelt,
mag het wél, moét het zelfs.
Ja, uit dien God", van die Christenen", is
het militarisme, zegt Boeke. En hij bedoelt dit
niet figuurlijk maar letterlijk: als de kerken in de
oorlogvoerende landen niet dag in dag uit den
heiligen" oorlog hadden gepredikt, het slachten
van menschen niet hadden voorgesteld als een
Gode"-welgevallig werk, dan zou de oorlog geen
drie weken geduurd hebben. Het is de God" der
heirscharen, der stikgassen en machinegeweren
geweest, die den volkerenmoord mogelijk heeft
gemaakt en bestendigd. En deze God" is al te
vinden in den Bijbel, omdat de bijbel geschreven is
door menschen, in wie, als in ons allen, dier-mensch
en geest-mensch leefden. In het Oude Testament
is die God" de grimmige Heer der heirscharen, de
God van Israël, die Israëls vijanden zal verdelgen.
Maar ook in het Oude Testament vindt men al
dien anderen God van Liefde, die barmhartigheid
doet aan vele duizenden. En diezelfde dualiteit is
in het Nieuwe Testament, echter in omgekeerde
verhouding: de Godsgestalte is hier overwegend die
van den God, die zachtmoedig is en nederig van
hart, die in de wereld komt niet om te heersenen,
ook niet om te tuchtigen, maar om te dienen en
wiens rijk niet van deze wereld is. Hier en daar
echter duikt ook in het N. T. de oude grimmige
God" op, zoo de Heer der Heeren uit de Open
baring van Johannes, wiens oogen zijn als een
vlam vuurs, en uit wiens mond gaat een scherp
zwaard, opdat hij daarmede de heidenen slaan
zoude, en hij zal ze hoeden met een ijzeren roede..
Maar mijn God is zoo sterk, dat hij geen scherp
zwaard, geen ijzeren roede en geen machinegewe
ren behoeft om te overwinnen, zijn wapen is de
zachte liefde.
Mijn God is zoo groot, dat hij als een baby ge
boren werd in een stal, tusschen een os en een
ezel.."
En deze God heeft ons geleerd, dat wij het kwade
niet moeten trachten te overwinnen met het kwade,
dat wij onze vijanden" niet moeten
kapotschieten en doodsteken en wurgen, maar dat wij hen
moeten liefhebben.
Onpraktisch zou deze christelijke weerloosheid
zijn? Maar zie dan eens naar de wereld om u heen
en de gevolgen van den heiligen" oorlog. Dood
en ziekte, honger, ellende .en werkeloosheid, dat
zijn de vruchten van de praktijk" der wereld.
Is het dan zoo dwaas, zoo onpraktisch", de tegen
overgestelde praktijk eens te probeeren?
Wel te verstaan: voor wie er rijp voor is. Want
niemand moet zich forceeren tot het voeren van
een geestelijken stand, die zijn krachten te boven
gaat. Dit beteekent niet, dat wij niet ons best
moeten doen beter te worden; het beteekent alleen,
dat wij niet moeten doen, alsof wij beter zijn dan
wij zijn. Een jonge man had, naar ik hoorde, onder
den indruk van Boeke's woorden, ook geprobeerd
geen geld meer aan te raken. Maar na een paar
dagen had hij het al moeten opgeven. Natuurlijk.
Onze daden moeten het vanzelfsprekend, organisch
gevolg van ons wezen zijn, zooals bloemen van een
plant. Wie zich opschroeft tot daden, waaraan hij
innerlijk nog niet toe is, is als iemand die in den
winter gekweekte rozen aan zijn rozeboompjes
bindt, in het idee, dat de boompjes dan bloeien.
De rozen zullen een paar dagen een
alleronwaarschijnlijksten indruk maken en dan afvallen. En
de boompjes zullen weer even doodsch en kaal
staan als te voren. Tot het voorjaar komt en bloe
sem drijft, die bloem gaat worden.
Al is dus een man als Boeke geen voorbeeld, dat
wij slaafs moeten trachten na te volgen, zijn waarde
is er voor ons niet geringer om. Want hij ver
sterkt ons geloof in het goede en onze zekerheid
dat de mensch niets beters doen kan, dan het
hoogste en beste in hem zoo goed mogelijk trach
ten te verstaan en zijn daden daarnaar richten.
En zich niet blindelings onderwerpen aan de auto
riteit van eenige kerk, partij of secte.
H. GILT A. v
Nodorl. Munt
Hollmndm bomt o 1O oant* m la» m f