Historisch Archief 1877-1940
F». 2444
Zaterdag 19 April
AM9S4
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prys per jaargang f 10.
bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie :
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
MODERNE TWEESTRIJD
Indien gij den vrede wilt, bereidt u ten oorlog. Indien gij den
vrede wilt, bereidt u tot den vrede ziedaar de twee tegenge
stelde overtuigingen, die in onzen tijd menigeen geen rust laten,
omdat hij, onder den invloed der wisselende gebeurtenissen,
nu eens zich gewonnen geeft aan de eene, dan weer aan de andere,
en toch de halfslachtigheid van zulk een houding verfoeit.
Het besef van dien tweestrijd kan worden verlevendigd door
de lectuur van de redevoering, welke Prof. Dr. J. A. van Hamel,
Directeur der rechtskundige afdeeling van het Secretariaat
van den Volkenbond, eenigen tijd geleden voor de Haagsche
afdeeling van de Vereeniging, voor Volkenbond en Vrede heeft
gehouden, en die dezer dagen in druk is verschenen.
In vorige jaren had de heer van Hamel, opzijn tournee door ons
land, den nadruk gelegd op het werk, dat de Volkenbond reeds.
heeft verricht. Maar hem was toen door een van onze meest
vooraanstaande landgenooten, wiens persoon en positie hem
gelijkelijk prestige verleenen", ongeveer het volgende opgemerkt:
alles goed en wel; de Volkenbond verricht ongetwijfeld nuttig;
werk; maar het blijft klein werk; den vrede zal hij nooit kunnen
verzekeren, omdat hij onmachtig staat tegenover de diepe, gewel
dige drijfkrachten in het leven der volken.
Het zal den heer van Hamel niet ontgaan zijn, dat deze meening:
van onzen vooraanstaanden landgenoot door velen uit de achter
hoede werd gedeeld. Hij heeft het dan ook gewenscht geacht,
dezen twijfel aan het vermogen van den Volkenbond om iets
groots te verrichten tot tekst te nemen voor een der redevoeringen,
die hij bij zijn jongste bezoek aan ons land hield.
De proef op de som heeft hij natuurlijk niet.kunnen leveren.
Wie eerst in den Volkenbond willen gelooven, als deze een drei
genden wereldoorlog heeft afgewend, zullen ook thans door hem
niet bekeerd zijn. Bovendien schijnt het geoorloofd te veronder
stellen, dat ook de heer van Hamel den Volkenbond tegen zulk
een krachtproef nog niet bestand acht. Maar hij denkt toch heel
wat optimistischer over het vermogen van deze instelling om in
groote moeilijkheden uitkomst te brengen, dan zijn zooeven be
doelden interpellant. En hij voert redenen aan om deze meening
ook bij twijfelaars ingang te doen vinden.
Zie ik wel, dan steunt zijne overtuiging hoofdzakelijk op deze
twee argumenten: de Volkenbond moge de diepere oorzaak van
een oorlog nog niet kunnen afschaffen", hij kan alvast het
incident", dat de aanleiding ertoe levert, van zijn uitwerking
berooven; ook de eigenlijke oorzaak zal hij echter op den duur
aantasten, omdat hij internationaal vertrouwen schept, en oor
logen in den diepsten grond juist voortkomen uit internationalen
achterdocht.
Ter rechtvaardiging van de eerste meening herinnert hij aan
het Korfoe-incident van verleden jaar September, toen er bijna
een oorlog was uitgebroken, die zeker niet tot Italiëen Griekenland
beperkt zou zijn gebleven. De Volkenbond, zoo verzekert hij stellig
geen insider zal het anders zeggen" heeft toen het middel
aan de hand gedaan om de aanleiding tot zulk een oorlog te
ondervangen. Ware er in 1914 ook zulk een organisme gereed
geweest om te beletten dat het incident" de moord op den
Oostenrijkschen troonopvolger werd omgezet tot een casus
belli!
Aan pogingen om dit te voorkomen heeft het ook in den zomer
van 1914 niet ontbroken; ik ben er niet zeker van, dat een organi
satie als die van den Volkenbond toen wél succes daarmede
zou hebben behaald; maar ook wie dezen twijfel deelt, zal den heer
van Hamel gereedelijk toegeven, dat het bestaan van den Volken
bond de kans op het behoud van vrede verhoogt.
Echter er zijn ook oorlogen geweest, waaraan geen incident"
voorafging; wil men een voorbeeld, ik noem dien tusschen Japan
en Rusland. Om zulke oorlogen te voorkomen, zal men de diepere
oorzaken moeten uitroeien: strijd van belangen, nationale eer
zucht.
Daartoe vestigt de heer van Hamel zijne hoop op de versterking
van het internationaal vertrouwen. Terecht legt hij er den nadruk
op, dat in al die conferenties en commissies, welke de Volkenbond
te voorschijn roept, de geesten gemengd worden; menschen van
allerlei nationaliteit leeren elkaar kennen, dikwijls waardeeren;
het zaad van internationale verstandhouding wordt daar gezaaid;
het beter begrip vormt zich daar, waaruit het vertrouwen moet
ontspruiten.
Maar niet minder terecht laat hij daarop volgen:
Alleen langzaam en geduldig zal de ommekeer der geesten
worden bereikt. Het hangt van de wijsheid der volken en van de
regeeringen af, wat zij ervan zullen maken. Er is in den Volken
bond niets buiten de volken en de regeeringen zelve. Die hebben hem
in de hand. Zij zijn er zelf en elk verantwoordelijk voor."
Op de door mij gecursiveerde woorden komt het m.i. aan.
De volken hebben den Volkenbond, dien zij verdienen. En ver
dienen zij er reeds een te hebben, die hunne onderlinge betrek
kingen baseert op internationaal vertrouwen?
Zeker, het besef dat aller belang geschaad wordt door
nationalen wedijver en ook de individueele belangen der volken baat
vinden bij samenwerking, neemt toe. Maar nog niet in die mate,
dat het zich kan doorzetten in daden. Het wordt geremd door
sterke krachten, uit het verre, ook uit het jongste verleden.
In het verre verleden wortelen de tegenstellingen van ras en
godsdienst, de begrippen ook van nationale eer; in het jongste
liggen de kiemen van haat tegen de overwinnaars, van vrees
voor de overwonnenen. De geschiedenis der volken is geen on
beschreven blad. Zij gewaagt van de heerschappij van den ster
kere over den zwakkere, zij leert, dat in laatste instantie mili
taire macht over de lotgevallen der volken beschikt, zij prent
den plicht in, tot zelfbehoud zich gereed te maken tot verweer.
Het vertrouwen, dat op wil bloeien naar een betere toekomst,
wordt omstrengeld en verstikt door het wantrouwen, dat uit
het verleden opstijgt.
Wij willen wel vertrouwen in de toenemende macht van betere
begrippen van internationale samenleving, maar kunnen ons niet
ontveinzen, dat die begrippen nog eerst in wording zijn en dat
wij niet kunnen handelen, alsof zij reeds gelding hadden ver
kregen.
Wij gevoelen wel, dat wij ons moeten voorbereiden tot vrede,
indien wij met hart en ziel den vrede wenschen, maar wij ik
bedoel niet: wij, Nederlanders, maar: wij, menschen van onzen tijd,
Franschen of Duitschers of Engelschen luisteren straks weer
naar de stem der practijk, die vermaant: leg de wapens niet neer,
zoolang niet allen dit doen; bereid u tot oorlog, ook al wilt gij
dien niet, omdat uw ongereedheid ertoe anderen zal verlokken, u
aan te vallen.
Maar dat zich bereiden ten oorlog houdt in zich: het aankweeken
van gevoelens, die de kans op het uitbreken van oorlog vergrooten.
Zooals in het tijdvak, dat aan den wereldoorlog voorafging, het
zoogenaamde tijdvak van den gewapenden vrede, toen alle groote
mogendheden den wereldvrede op de lippen hadden, de geestes
gesteldheid is gevormd, die den gruwel van den wereldoorlog
heeft mogelijk gemaakt.
Aan den tweestrijd tusschen de plichten, die toekomst en heden
van de samenleving der volken opleggen, ontkomt de moderne
mensen niet. Ook de redevoering van den heer van Hamel zal
hem geen uitweg wijzen. Maar zij kan dien tweestrijd intenser
doen gevoelen en hoe meer men zich ervan bewust wordt,
des te eerder zal hij tot oplossing komen.
KERNRAMP