De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 april pagina 15

19 april 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2444 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 BYRON r 19 April 1824 stierf aan malaria volgens sommigen, aan reumatiese koortsen naar 't zeggen van anderen, in elk geval niet op het slagveld, niet vóór Hellenen en tegen Turken, zooals hij gaarne had gewild de afgod der toenmalige romantici, de Euphorion van het tweede deel van Ooethe's Faust, de dichter wiens naam men nog lang met .die van Shakespeare in een adem zou noemen, George Oordon Noel, Lord Byron. Shakespeare en Byron ! Tot die samenkoppeling verstout geen letterkundige zich meer. Aan wat 'n medelijdend schouderophalen zou men zich blootstellen! Byron en Shakespeare, dat klinkt nu zo ongeveer als Meyerbeer (met 'n ferme dosis Offenbach daar doorheen, maar die Offenbach-Byron is bij 't publiek niet erg bekend), als Meyerbeer naast Beethoven. Is voor de huidige indignitéuitsluitend het exces d'honneur van voorheen aansprakelik? Dat littéraire grootheden in 't vergeetboek geraken is 'n gewoon verschijnsel. Minder gewoon is het, dat ze in de gedachtenis blijven als voorwerpen ter verguizing. Waarom bij Byron eerst het een en toen het ander, in tegenstelling met 'n Words worth, 'n Shelley, 'n Keats? Bij z'n leven tornde men wel aan z'n reputatie als mens, smulde men wél aan de chronique scandaleuse van z'n leven, maar z'n dichtersroem werd 'm gelaten. Door 'n Shelley werd ie hoger geschat dan door menig poëetje van tans. En 'n Walter Scott, die als verteller heus niet voor Byron hoefde te wijken getuige b.v. de psychologies zo echte" Introduction tot The Lay of the Last Minstrel, schonk grote bijval aan verhalende gedichten als Mazeppa. Hij werd op 'n goeie morgen wakker, en zag zich beroemd." En daar zit 'm de kneep. Hij maakte met de eerste twee canto's van Childe Harold" (1813) onmiddellik naam, omdat ie aan z'n lezers absoluut niets had te vertellen dan 't geen ze allang wisten; omdat ze aan z'n versvorm en diktie sedert lang waren gewend, dank zij achtliende-eeuwse voorgangers als Thomson en Shenstone; omdat z'n gevoel voor de natuur in wezen niet verschilde van dat waarmee Ossian" en Jean Jacques Rousseau het lezend publiek hadden vertrouwd gemaakt; omdat z'n schrijvers houding, z'n pose, volmaakt identiek was met het bewust-interessante optreden van de geheim zinnige helden van v'n Anne Radcliffe, helden wier blanke, welgevormde handen geschapen zijn om zwarte lokken weg te strijken van bleke, peinzensmoede voorhoofden, waaronder twee diepe donkere oogen branden met 'n raadselachtig vuur, of stom getuigen van 'n ongeneeslike smart, 'n folterend verleden. Zelfs het bezoeken van het Colosseum bij maneschijn is volgens de romantiese traditie, en Walter Scott had het al gezegd: If thou wouldst view fair Melrose aright, Go visit it by the pale moonlight, When buttress and buttress, alternately, Seem framed of ebon and ivory; Whendistant Tweed is heard to rave, And the owlet to hoot o'er the dead man's grave.... Ja, zo'n dichter die op slag beroemd is, daar zit meestal, om met de stuurman uit de Schip breuk" te spreken, ,,'n luchtjen aan." Ik heb het nu niet over z'n erfelik belast-zijn; erfelik belast zijn de meesten van ons. En evenmin heb ik het <npg daargelaten z'n sexuele escapades) over minder-prettige karaktertrekken, die hij had zoals ieder ander. Hij was ijdel, niet alleen op z'n zwemprestatie la Leander over de Hellespont. Hij was, bij het zeer kleine af, naijverig op z'n dichtersroem; hij kon de zon van letterkundige waardering tenminste waar het tijdgenoten betrof al biezonder slecht in 't water zien schijnen; maar in dit opzicht gaan weinig kunste naars vrij uit. En de escapades! Net zo goed als Mooi Heintje" zag ie geweldig gesnor van buien over z'n muts gaan". Maar dat wil aan andere stervelingen, far from the Madding Crowd, ook wel 'ns overkomen. En bezorgde dat gesnoi aan hem, Byron, als bij-produkt, reclame, enfin, dat bewijst dan voor de zoveelste keer, dat zich aan alle ongeluk nog 'n goeie kant bevindt. Voor romanschrijvers is het naam-maken nog iets anders dan voor dichters. De gemiddelde vertegenwoordiger van de eerste rubriek is, uit den aard der zaak, ouder dan de lyricus. Zijn slagen voor-onderstelt veel meer bekendheid met wat men de wereld" pleegt te noemen. Het voor-onderstelt al is hekel en haat lang niet buitengesloten meer begrijpen, waarderen, of zelfs maar verdragen, van medemensen. Eer 'n lyricus aan 't laatste toe is, zal de aandrift tot ritmies-melodiese uiting hem vaak hebben begeven. Z'n beste, eerlikste werk zal dikwijls min of meer de indruk maken van onvoldragenheid, onrijpheid, naïveteit. Persoonlik voel ik dat bij 't lezen van Jacques Perk, die ik twintig jaar geleden veel meer bewonderde dan tegen woordig. En verstandelike naturen zullen zich meer voelen aangetrokken tot het objektievere, enerzijds meer inlichtende of onderrichtende, anderzijds beter te kontroleren proza-geschrift, dan tot het gevoel, de verbeelding en de jeugdelike heldemoed soms overmoed van de dichter. Weinig dichters zullen zich van-meet-af be wust zijn van wat zgjvillen. In de weinige gevallen waar dat bewustzijn aanwezig is, moet taaie, overtuigende volharding het steunen, koesteren, beschermen, voeden of boven water houden, zal er van 's dichters vrome voornemens iets terecht komen. Maar wat ie wil, is natuurlik het leveren van iets anders dan het reeds-aanwezige. Hij geeft wat nieuws, naar vorm of inhoud, naar vorm n inhoud. En dat nieuwe stoot af. Wat de boer" niet kent, dat lust ie niet; daar zal ie zelfs geen mond aanzetten. Bovendien, het van ouds gangbare oog-ten-hemel-slaan zodra het,, schoonheid" en poëzie" betreft,doodt zowel krities waarderen als hartelik begroeten van 'n werkelik oorspronkelike verschijning. De lezer liefhebber", weet u, maar geen kenner" is bang zich in de vingers te snijden. Hij schroomt met 'n oordeel voor den dag te komen. Hij haalt dat liever, door keurmeesters gewaarmerkt, uit boekjes,?die z'n tijd steeds 'n halve eeuw ten achter zijn. En toch heeft 's dichters durf recht op 'n moedig begrijpen. Nemen we Wordsworth. Hij wist het: Every author, so far as hèis great and at the same time original, has had the task of creating the taste by which hèis to be enjoyed." Hij heeft het aangedurfd, nooit versagend. Hij heeft ook de prijs betaald. In 1845 verklaarde Thomas De Quincey, dat Wordsworth gedurende de eerste twintig jaar van z'n letterkundige loopbaan de spot was geweest van 't lezend publiek, en hij had daarbij kunnen voegen: van mededichters als Byron inbegrepen. Maar Since then, and more than once, senates have rung with acclamations to the echo of his name." De prijs die Byron anders dan Wordsworth en Shelley voor z'n gedichten heeft betaald, zelfs voor die waarin ie met z'n huiselike strub belingen te koop liep, was betrekkelik gering. Men kan er opaan, dat hij, aan wie de avontuurlikheid in 't bloed zat, ballingschap en zwerven verre verkoos boven miskenning of doodzwijgen als dichter. En z'n werk bracht 'm geld in 't laadje, geld dat hij, dank zij z'n doorbrenger van 'n vader, uitstekend, gebruiken kon. Als we lezen van de cheques die z'n uitgever Murray 'm zond, dan duizelt het ons. Er is geen modern dichter, zelfs geen Engels dichter, die dat geld krijgt. Wat 'n lezerskring moet die man hebben gehad ! Gehad! The very word is like a knell." Hier citeer ik Keats, die vaak wordt geciteerd, evenals Shelley; evenals Wordsworth. Aanhalingen uit Byron komt men hoogst zelden tegen. Toch heef tie genoeg memorable sayings" op z'n credit staan. Maar men genezrt zich die te pas te brengen. Ik heb meermalen tegenover Engelsen, in persoonlik gesprek, Byron verdedigd. Het ging dan niet over z'n moraliteit, maar over z'n betekenis als dichter, en het heette dan b.v. dat z'n Engels zo slecht was. Ungrammatical!" Hij bezondigde zich bv. aan split infinitives, o gruwel: To sit on rocks, to muse o'er flood and feil, To slowly tracéthe forest's shady scène Maar 'n keurig, akademies schrijver als Matthew Arnold deed hetzelfde in z'n KensingtonGardens". Byron verstout zich terwille van het rijm, iay te gebruiken voor lie. Foei toch! Maar Shelley deed het ook! Verder moet Byron's gebrek aan muzi kaliteit het ontgelden. Swinburne schimpt op 'n versregel in stanzas to Augusta": Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen. ESTHER DE BOER-VAN RIJK trad in de laatste weken weder op als de Meid" in het stuk van dezen naam van Herman Heijermans E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 In the wide waste there still is a tree.... Onritmies, meneer, oorverscheurend ! Horreur! Maar Shelley dan? Indien deze regel niet goed is, wat dan te zeggen van de vijfde regel van To a Skylark: In profuse strains of unpremeditated art....? En wat dan te zeggen over zo menige versregel in je virtuoos, in Swinburne zelf? Het is waar, 'n fijn gehoor had Byron niet. Het is waar, hij kon niet uit het Corsair-LaraManfred-Harold-vel,dat ie zichzelf had aangedaan. Het is waar, hij had geen begrip van versekonomie, evenmin als Swinburne. Het is waar, hij kon in z'n verhalende gedichten allerlei bij komstige rommel d'r bij halen. En zich schuldig maken aan menige anti-climax, evenals in onze dagen John Masefield. Maar 't is ook waar, dat ie, bij 't ouder worden, juist de laatste fouten.... artistiek leerde aan wenden, zodat het geen fouten meer waren. 't Is ook waar, dat hij, als dichter van Don Juan, 'n voorloper was van Heine, en dat zijn satirieke gedicht nog zo springlevend is als ooit, getuige het feit, dat het nog maar weinige jaren geleden navolging vond in One of Us: A Novel in Verse by Gilbert Frankau. Met Childe Ha rold echter heeft het lezend publiek afgedaan, voorgoed. WILLEM VAN DOORN Levensverzekering Maatschappij HAJLRLEUf" Wilsonsplein ff DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl