De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 april pagina 21

19 april 1924 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

No. 2444 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 BEZUINIGINGSTIJD Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck Dékip: Klein?! Ja, kind, 't zijn ernstige tijden". wiiiuuiwiaiiiiiiiiiuiuiiiniiiiiviiiiiiiiiinnii DE BETOOVERDE POEL. Twee en een half uur gaans buiten de groote stad langs het jaagpad lag het oude rietmoeras van de veenderij, waarvan de boeren en de jagers zeiden, dat er de Satan huisde Meer dan honderd waren de verhalen van vreemde ontmoetingen, die er de scheepsjagers en de stroopers in woeste nach ten beleefd hadden. Het was de plaats waar de hazennatuur den vuurdoop van zijn angst ont ving. Nu op een loom-warmen zomernamiddag hadden ze 't er weer over in de kroeg van 't Rechthuis van 't naastbijgelegen dorp. En niet alleen over de Poel spraken ze, maar ook over Tomes, den ondoorgrondelijken scheepsjager, die zoo minachtend braniede over het Satansgeheim en waarvan men geloofde toch dat hij als 'n wezel was voor 'n ontmoeting. Meen je ook niet, dat-ie d'r voor beeft? vroeg Witte Gijs langs Tomes heen aan Kon.nkie, het erkende hoofd van het Jageisgilde.... Ik meen van wel! zei Koninkie, maar Tomes viel hem als vanouds in de rede: Ik lach erom !.... Ik heb er nooit wat ge zien met geen najaarsstorm of met inbrekend ijs.... Nooit!.... Maar als je wat ziet? Dan nog niet weerde Tomes af.... Ik lach erom!.... Vannacht ga ik er langs met 'n turfbok en ik leg op m'n paard te slapen.... En hij ging verveeld heen om z'n paard te voeren. En de nacht kwam een wondere zomernacht in een wijding van vreemde droomen. Over het uitgestrekte land was een waas van damp, die verliep in verre scheidingen en zich tot witte plek ken boven de vlakte verhief. Uit de verte doemde donkerte, vloeide vooruit, langzaam aan uit de diepte van het land en vervaagde de vormen. Hoog in het luchtige schitterden witte vonken van vele sterren en ver heel ver stonden verwijderd en flauw, gele lichtpunten, die de scheiding maakten tusschen den hemel en de aarde. Het was zomer nacht ! Het was vreemdstil en toch bewegelijk. Alles was vol schemertrillingen, denkbeeldige lichtspiraaltjes op een zwart veld. Er uit teekenden zich vormen van oude wilgen en riet-eilanden. Er was een scheiding tusschen het water en den grond als een scheiding tusschen zwart en zilver. Langs den kant echter vanjjden grooten ronden vijver, die het midden van de omgeving was, hield de scheiding zich niet verdeelbaar. Het wit van het water eji het zwart van het land liep kruisend, puntend en strepend door elkaar on der de hoogen rietbedden, die te tieren stonden aan den moeraswal.... En als een sylbe ging er een adem over het schemerachtig land in den nacht. Het was als een zucht en deed de zilveren wilgenblaadjes trillen en klinken. Alles sliep in den nacht en de nacht waakte volop. Overal was geluid en er was geen geluid. Zoo was de Satans poel middelpunt van een wijden sluitenden cirkel van zigzaggen en punten en gaten in het nachtblauw van de ver te over- dekt door den geel gespikkelden hemel en zwoel onder den at mosfeer van den zomer nacht. ... Hier was het plaats van machtige en heerlijk aandoende bekoring en vreemde, beangstigende, klemmende vreeze?dat in vroeger tijd oude hek sen woest en wild door de ruim-ijlte reden en Idat oorlogen gevoerd waren door barre, gekol[derde krijgers.... Van heel ver klangde de klok van het dorp 'n slag: n uur ! En zacht rumoer leefde op. Over de stilte in wijding kwamen vreemde geluiden, als spotlachen van den Verborgene. Uit het hoog opgaande riet rezen spookachtige gedaanten als wulpsche faunen of als vreemde goden, die feest hielden in spot, dansten een wilden dans op de plek die gewijd was.. Ze waren naakt, de wezens. Ze stonden als leven de lijven van wonderblanke dieren in een wildernb waar geen menschen bekend waren. Soms dompte er een in plompen val van den rietkant in het water dat het spatte in zilveren bruising. Ande ren plonsden na en koelden de lenige leden, ter wijl scherpe gillen uit het zomerkoele meer omhoog kwamen. In de wazige verte kwam 'n stip, doemde als zonder beweging vooruit langs de zilverblauwe streep, die 't kanaal was.... Aanzwevend kreeg het vorm en regelmatigen gang. Het was een paard. Den kop in kromming gebogen, als een stoere werker bij zwaren arbeid kwam het, de pof fende pooten met moeielijke spanning in het knirpende weggrint. Het paard geleund in een hennepzeelen borsthaam, dat hing in een leeren rug singel, trok een zwaar-lange lijn waaraan achteruit een schip dreef. En op den rug van het paard voorover gezakt en weggedrukt in de manen, lag een man in slaap.... Totdat hij wakker schrok van een stuggen deins van 't paard. .... Brrwèk Brwèk wek wek kwam het klagelijk uit de poel.... Bbrrr!.... Brrwèk brèk.... en monsters doken uit op de rietschol, gulpend van nat.... Met de kracht van lange springpooten als van een kangeroe hupten de naaktlingen tegen de onmerkbare glooiing van den dijk.... ....Brrwèk?Brrwèk wek.... Het paard hief den mooien kop. Hallo vort, zwart bromde de slaper. Meteen stond hij als recht op de strengen van het tuig. De jaaglijn viel slap. Het diep liggend schip dreigde weg uit den koers en stak den boeg in den wal. Het paard legde opnieuw aan en trok de lijn strak. Maar schril ging het door de lucht van de vage bleekewezens... .Hoeiii... .Brwèk den nacht in. Samme !. ... vloekte de slaapdronken jager en het paard aan het korte leidsel woest krom getrokken, sloeg ongewoon achteruit Hoeiii !. . . . Brwèk brwèk wek.... Brrrrr Hoeiii.... ging het angstaanjagend en tegelijk wonderbaar uit het water en de naaktgele duivelin gen leefden onbegrijpelijk tusschen de wuivende CHARIVARIA VROEGRIJPE KINDERTJES De Rechtbank veroordeelde de drie daders, vader en twee zoons, resp. 60, 21 en 20 dagen oud, wegens ernstige mishandeling, tot ?20, ?30, en ? 10 boete." (U D.) Ondertrouwd Jan Nikkels en Tuup van Delft." (Adv.) Verloofd K'cky Taylor en F. S. de Boer." (Adv.) Ten slotte werd men nog onthaald op voor drachten van de Thierrys, welke duettisten, vooral wat den diseur a voir betreft, de lach spieren geducht op de proef stelden." (U. D.) Zijn titel alleen al was grappig. Het is de eerste stap op een weg, die alleen terugvoert," schrijft de Tel., maar zonder een duidelijke illustratie kunnen wij ons zulk een weg niet goed voorstellen. Te Notendaal," schrijft de N. R. C., is een penning gevonden met aan de voorzijde een geharnaste ridder en aan de achterzijde het op schrift: Escunt Concordia Respa." Wij hopen, dat de voorzijde beter geslaagd is. CORRESPONDENTIE F. te Bert. U is op de hoogte van den Hollandschen humor. Wat is het beste Hollandsche humoristische blad? Antw. Verreweg het beste is Pan." Het is zeer slecht. K. te L. Herhaaldelijk zag ik dat u in uw rubriek eerstens en ttveedens als germanismen signaleerde. Zijn deze termen nu ook al verboden? Antw. Ja, strengstens. halmen. Ze paarden zich samen in de mystieke halfdonkerheid van der, nacht en stoeiden tegen den dijk op. Ze waren niet te zien in hun juiste vormen omdat ze scholen in het riet juist op de plaats waai de poel dicht aan den dijk kwam.Het was nachten het was riet hoog en wiegend en het waren knoestige wilgen half in de zilveren oppervlakte met een ruigen kop, waarop de teenen als weer barstig jongenshaar groeide en er waren vage, gele, naakte duivelsgestalten, die schichtig spron gen en kwiek-krijschten in een overstemming van den zoeten suisel.... Twee op elkaar sprongen ze voort tusschen het rietgras naar de glooiing ! Vechtend waren ze op elkaar als wonderdieren.. Braaa ! Braaa !!!.... Als het paard aanlei gierde een joel van drei ging omhoog. Als het beest keerde, sprong-wipten de poelmonsters in een wijden boog. Terug!.... schreeuwde de jager, aangeroe pen door den schipper van het vastgeloopen schip. Terug.... alleeh!.... Hij sloeg met z'n korte zweep, maar de mo.,..te.r, <-,an ut-n rune van den afgrond weken terug in deverborgenheid van het hooge moerasriet.... Hoeiii.... Brrwèk.... Braa'. De jager sprong af, driftig besloten. Van den scheepsboeg kwam een stem: Hei Tomes- Wat is 't, Jong? Dat za'k je zeggen ! riep Tomes in een helderen schreeuw terug.... Twee duvels op me kaar, heb' 'k vaker an de Poel gezien, maar drie op mekaar nog nooit!!.... Spring an de dijk, schipper en breng je dubbelloops mee!.... 't is tijd om door te jagen.... En terugkeerend greep Tomes uit de handen van den schipper het dubbelloops wapen. Opsprin gend op het paard, voorover gebukt en het geweer in den aanleg, drukte hij woest de zware laarzen in het teer van de flanken.... Hoeiii!.... schreeuwde hij rek.... rek .... braaaa.... Als van een lawine voortgestoven, lieten de monsterdieren elkaar los en jachtten in wilden vlucht tusschen het riet. Er klonk een hagelschot.. Uitschei-en, Tomes,... Uitschei-en.... gilden angstige stemmen.... Tomes.. .. Tomes.. jompende plompen en watergespatter klonk "tegelijk met het tweede schot en Tomes onder scheidde de stemmen van Koninkie, Witte Oijs, en Juul en Nars en de Rooie.. . . Afspringend voor het riet sloeg hij minachtend opdenaakte lijven van de achterste vluchtelingen. Toen keerde hij hijgend op den dijk terug.... Steek de lijn vast. schipper riep hij en keek het tuig en de spoorstok na.... De eerste vier weken krijg ik m'n slokkies voor louw in 't rechthuis wat ik je zeg !.... C A R is i. A. BR E M SA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl