De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 april pagina 4

19 april 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2444 MEDEZEGGENSCHAP Teekening voor de Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen Dit schijnt, op den klank af, een aannemelijke, ja eene aantrekkelijke leuze. Geef den arbeider invloed op den gang van zaken in de onderneming en hij zal hart" krijgen voor haar welvaren. Doch zoo eenvoudig staat de quaestie niet. Medezeggen schap" heeft een anderen inhoud, bedoelt niet: raadpleging door den werkgever van arbeiders (of een vertegenwoordiging der arbeiders) omtrent punten, waarover nuttige wenken van arbeiders zijde kunnen verkregen worden; bedoelt niet: algemeene invoering van een kern", gelijk voor jaren door van Marken en door de Storken in het leven geroepen werd. Wie is nog zoo naïef, te gelooven dat zooiets bedoeld zou zijn? Medezeggen schap naar den wensch van S. D. A. P. en N. V. V. is: invoering van ondernemingsraden" naar Duitsch model. Dit beduidt, dat in elke onderne ming van eenigerïomvang de arbeiders, die 18 jaar of ouder zijn, uit die 21-jarige (of oudere) werknemers, die daartoe door de vakvereeniging gecandideerd zijn, een raad" van 15 of meer leden zullen aanwijzen, welk college uit eigen hoofde vergadert, als regel buiten tegenwoordigheid van den werkgever, die echter op schriftelijke uitnpodiging van den raad (persoonlijk of door een ver tegenwoordiger) verschijnen moet. Dit lichaam nu zal na overleg met den werkgever, zich met ver schillende aangelegenheden, de onderneming be treffende, bezighouden: toezien op de naleving van collectieve contracten; aan zijn prudentie overge laten punten uit zoodanige contracten vasttellen; ontbreken dergelijke overeenkomsten, dan maakt de raad de arbeidsregeling, hij ziet toe op de vei ligheid, beheert mee de fabrieksfondsen, zorgt voor den goeden gang van zaken in het bedrijf; is bevoegd de loonlijsten in te zien, ook de balans en de winst- en verlies-rekening; voorkomt onge rechtvaardigd ontslag; wijst een of twee vertegen woordigers aan in den Raad van Commissarissen; ontvangt van den werkgever alle gewenschte in lichtingen en (elk kwartaal) een schriftelijk verslag over den toestand der onderneming; advi seert hem in alle aangelegenheden, die de onder neming raken en steunt den werkgever in zijn streven de onderneming te doen bloeien Onder de bovengenoemde punten zijn er enkele van vrij onschuldigen aard. Maar de doorgaande strekking van het nieuwe instituut is men ziet het dat medezeggenschap" beduidt meeregeeren; dat de ondernemingsraad een zeer belang rijk aandeel zal nemen in de bedrijfsleiding, daarop rechtstreekschen invloed zal uitoefenen, naast of in de plaats van den werkgever. In weinige woor den: de O(ondernemings-) R(aad) zal zijn een mee-besturend college. Nu bezie ik voor mij deze zaak niet uit een po litiek" oogpunt, vraag dus niet of zij b.v. bevor derlijk is aan wat men noemt democratie" ook in het bedrijfsleven, of zij moet gelden als een rechtmatig te achten eisen in de lijn der ontvoogding van de massa enz.Ik stel mij (ook) in deze op zuiver economisch standpunt en toets het desideratum alleen aan wat ik beschouw als het algemeen belang: bevordering van de volkswel vaart, door dit aanbevolen middel dan te be reiken, doordat in elke onderneming afzonderlijk de instelling vanden O. R. een gunstige werking op de bedrijfsuitkomsten zal uitoefenen en dus door algemeene toepassing heel onze nijverheid zal worden geheven op een hooger plan dan waarop zij tot nu toe zonder dit instituut is beland. Welnu, laat ik dan maar dadelijk en duidelijk zeggen, dat ik van zoodanige gunstige werking niet alleen niets verwacht, maar integendeel van ongunstige werking vast overtuigd ben. Ziehier waarom: Wil men niet de medezeggenschap aanprijzen als instrument voor socialisatie, maar blijft men op de basis der geldende productie-ordening, dan staat men voor het nuchtere feit, dat de onderneming winst moet maken, omdat zij zonder winst on houdbaar, onbestaanbaar is. Dien primairen eisen stelt de zaak aan den man, die haar bestuurt. Zorgt die man niet, dat aan dezen eisen wordt voldaan, dan gaat de zaak te gronde. De man, de bestuur der, richt dus zijn streven, zijn beleid op die taak, voor de vervulling waarvan hij aansprakelijk is tegenover hen, die daarmee hem belastten. Hoe zal hij komen te staan bij die vervulling, als hij in den O. R. een mee-besturend college krijgt? Biedt dit college in zijn samenstelling waarborgen, dat het in kennen en kunnen de zedelijke bevoegd heid tot mee-besturen bezit? Mij dunkt, die vraag bevestigend beantwoorden is of het gewicht van de bestuurs-taak onderschatten of de capaciteit van den O. R. overschatten of het een n het ander. Denk ik mij het werk van den bedrijfsleider (di recteur) eener fabriek, dan zie ik hem belast met allerlei moeilijke besognes, welker juiste verrich ting grooten invloed op de bedrijfsuitkomsten oefent: inkoop van grondstoffen; zorg voor uit muntende outillage; -stelselmatige arbeidsverdeeling; den rechten kijk op efficiency"; de PROF. DR. J. VAN REES werd deze week zeventig jaar keus der te vervaardigen artikelen; kennis van de markt; het vinden van loonenden" afzet; de uitbreiding der relaties; gestadige aandacht voor de verhouding tusschen kost- en markt-prijs; vaardigheid in de mededinging binnen en buiten de grenzen; verandering van taktiek als het getij verloopt; overweging van noodige expansie of inkrimping; voortdurend rekening houden met vorderingen der techniek in zijn vak; desnoods ingrijpende wijziging van den ouden koers; vaak: snel ingrijpen, doortastend handelen, de snelle be slissing om de plotselinge, goede kans te gebruiken; altijd-door: het volgen van de conjunctuur, letten op de teekenen des tijds, vooruitzien en voorbereid zijn, verdeeling van het risico, een open oog voor al wat het belang der zaak kan raken.... Dat is, zoo ongeveer, wat het heet eene onderneming te besturen, d.i. letterlijk haar te sturen" langs al e klippen, door alle rroeilijkheden heen, haar te houden in het goede vaarwater. Maarnukanik niet inzien, hoe een O. R. de kennis en de kunde zou hebben, om die taak mee te volvoeren. Welke kans is er, dat dit college zal bezitten of verwerven de algemeene en de vak- en de handels- en de technische kennis, die voor dit werk onmisbaar zijn? Ik kan van zulk een college niet verwachten den veel-omvattenden blik, den breeden kijk, de gave tot associatie, de richtige waardeering van allerlei factoren, die den bestuurder eigen moeten zijn. Ik voorzie, dat de O. R. zal optreden als de geroepen behartiger van het belang der arbeiders en dat allermeest zal doen wegen. En waarheen gaat eene onderneming, wanneer dat belang niet slechts mee-weegt doch overwegend is? De aan sprakelijke bedrijfsleider zal óók op dit belang letten, maar zal er voor waken, dat niet deze factor de andere overheerscht en de exploitatie daaronder lijdt. Wat zal den O. R. ervan terughouden, dit belang als het zwaarste voorop te stellen? Dit college ver tegenwoordigt niet de bij de bedrijfsuitkomsten rechtstreeks belanghebbenden; dit college, hoewel met een bestuurs-taak belast, is niet tegenover die belanghebbenden aansprakelijk voor de wijze, waarop het bestuur is gevoerd. En hier raak ik aan wat ik zou willen noemen de denkfout", de logi sche fout in dit stelsel van medezeggenschap: het kent invloed toe aan lieden, die niet verantwoor delijk zijn voor de gevolgen die uit den door hen geoefenden invloed voortvloeien. Men kan, zullen ae zaken niet scheef gaan, geene scheiding maken tusschen bestuur en aansprakelijkheid, tusschen macht en verantwoordelijkheid voor het richtig gebruik van die macht, tusschen recht en plicht. Wie ten volle aansprakelijk is, eischt, met grond, dat de zaak ook geheel naar zijn inzicht zal worden gedreven. En hij, wiens inzicht uitsluitend den koers bepaalt, is ook noodwendig de eenig-verantwoordelijke. .Ontneem hem zijn volledig beslisJ. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAH-DEN H AA o DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND singsrecht, geef daarvan een groot deel aan een onverantwoordelijke groep medebestuurders, stel naast den schipper een matrozen-raad in en gij desorganiseert het bedrijf. Want de rem tegen lichtvaardig handelen, tegen gevaarlijke proef nemingen, tegen overschrijding van de grens, door het economisch-mogelijke gesteld, die rem is gelegen in het gevoel van aansprakelijkheid des bestuurders. Waar dat gevoel niet aanwezig is, dus die rem niet werkt, hoe kunt gij verwachten, dat niettemin het besturen naar den eisch zal geschieden? 1) Met te wijzen op dit punt moge ik, in hoofdzaak, volstaan. Natuurlijk is er veel meer over (en tegen) den O. R. te zeggen. Maar het aangevoerde schijnt mij, in beginsel, afdoende. Want is te voorzien, dat het nieuwe instituut desorganiseerend zal werken in elke onderneming, waarin het toe passing vindt, dan ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat die toepassing in hooge mate schadelijk zou zijn voor onze volkswelvaart, schadelijk dus ook voor de arbeiders. Van andere orde dan die, waarin de boven geuite denkbeelden z ch bewogen, is de vraag of (niet temin) den arbeiders niet zekere aanspraak op medezeggenschap toekomt. De commissie van S. D. A. P.- en N. V. V.-mannen, die in haar verslag de medezeggenschap propageert, merkt op dat (de thans politiek mondige arbeider in de fabriek machteloos als weleer" is gebleven. Maar hier is toch een vreemde verwarring van begrippen.Grondwet enKieswet kennen, op gronden aan het staatsbelang ontleend, iemand kiesbevoegdheid toe. En nu zoude daaruit volgen, dat dan dien kiezer ook niet ontzegd mag worden medezeggenschap in de leiding der (particuliere) onderneming, waarin hij werkzaam is! Doch haakt men de vraag omtrent aanspraak af van de regeling der kiesbevoegdheid, beschouwt men haar op zichzelf, dan komt m.i. ook hier het verband met de aansprakelijkheid naar voren: ik zie niet, hoe men zeker recht op medezeggenschap d.i. op mede-bestuur kan construeeren, terwijl de uitoefening van dat recht niet gepaard gaat met verantwoordelijkheid voor de gevolgen dier uitoefening. De zoogenaamde machte loosheid" van den arbeider-zonder-medezeggenschap beduidt eenvoudig, dat hij geen invloed heeft op beslissingen in zaken, die uitteraard buiten de sfeer van den arbeider liggen. Tot deze enkele opmerkingen wil ik mij bepalen. Wat ons aanbevolen wordt als medezeggenschap" is een Duitsch revolutie-bedenksel, waarvan de toepassing nergens ten goede is gekomen aan de nijverheid, bij welker vreedzame ontwikkeling de arbeiders een zeer groot belang hebben, omdat daarvan de werkgelegenheid afhankelijk is. Mede zeggenschap in eene onderneming, die daardoor den bestaansstrijd moet opgeven, zou voor de werknemers niet heel profijtelijk zijn. En men meene niet, dat dit schrikbeeld onwezenlijk is de Daimler Motoren; Fabrik is aan haar O. R. bezweken. Een instituut;als de O. R., vrij gemoede lijk op 't papier aanbevolen, wordt in de praktijk een fel machtswapen, waarvan de hanteering leidt tot verbitterden strijd. En niet dit is het, waaraan onze l nijverheid behoefte heeft! S M I S S A E R T (Wij hebben den heer Dr. van der Waerden c.i. bereid gevonden, een aan die van den heer Smissaert tegenovergestelde meening in ons week blad te verdedigen. De volgende week hopen wij zijn artikel op te nemen. Red.) 1) La base fondamentale de l'ordre conomique actuel est Ie sentiment que l'entrepreneur a de sa responsabilité. C'est a lui que revient la responsabilitéindivisée et indivisible de la directiorude l'exploitation et il doit, en cette matière, sans^intrusion de personnes irresponsables, pouvoir prendre ses décisions librement, de fac.on independante, selon sa conscience. Donc, tont pour une entente réciproque, tout pottr la paix sociale, mais aucune intrusion de l'ouvrier dans les questions d'exploitation qu'il ne connait pas, qu'il ne peut pas connaitre et dans lesquelles il ne peut assumer aucune part de responsabilité". Deze woorden komen voor in een memorandum van Luxemburgsche industrieelen (die korten tijd ervaring met fabrieksraden hebben moeten opdoen). Men vindt deze geschiedenis, ook die van het instituut in Duitschland, Italiëen Rusland vermeld in de zeer lezenswaardige brochure De praktijk van het medezeggenschap; adres van het Verbond van Nederlandsche Fabrikanten-vereenigingen aan Z. E. den Minister van Arbeid, Handel en Nijver heid, aangeboden 21 Februari 1924" (Nijgh en Van Ditmar's Uitg. Mij. Rotterdam, Februari 1924)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl