De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 april pagina 8

19 april 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2444 1 r v r. BOUWT IN HET OOSTERPARK TE BILTHOVEH IILICUTIIGEJ IERSTIEKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar ?^/RAVENSWAAY ,1J-GORINCHEMDDIf' FRIESCHE ? DDlYHEERENBAAI 20 CTS PW hi;r:s3 FA* ir L EEN - Wl EU-EW-TOEKOMT xxxxxxxx Heel de straat kijkt Jan en Jansje Toch zoo welgevallig aan, Als ze in hun knusse pakjes 's Morgens naar de school toe gaan. Jantje's groene trui en broekje, Zijn zoo pas van vorm en snit, Ziet hoe keurig Jansje's mantej En hoe goed haar jumper zit. Moeder kijkt ze door het venster, Nog eens vroolijk knikkend na. Zeg jij bent een handig vrouwtje," Roept de zeer tevreden Pa. Moeder kocht gebreide stoffen Van de Fantasie-Fabriek, Wat ze zelf er al van maakte, Tart deskundige kritiek. J. H. SPEENHOFF. LEVERING UITSLUITEND AAN DEN HANDEL. Te Koop HEEMSTEDE NI f9OOO. LANDHUISJE met flinken tuin bij halte Electr. Gebr J. en H. v. d. POL, loedielslaan 35/37 - HEEMSTEDE STEUNZOLEN MET OP3TAANDEN HERSTELT "O «J.A. o.z: INSTITUUT OVERTOOM l Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 Typen-Stenir-Talen-Boekhouden Bezoekt met de Paischdagen Hotel DriebuizeD ZANDVOORT Restaurant gedurende den geheelen dag BIJKOMSTIGHEDEN CXXI Ik ben wel eens bang, dat het kleine meisje aanleg heeft voor het lyrisch dichterschap. Ik zie de symptomen hiervan met groote onge rustheid, rnaar het zal niet helpen er over te treuren, want ,,Niemand kann seinem Schicksal entgehn", en God schiep nu eenmaal bank directeuren en treinenpoetsers, vaders van wees huizen en dichters. Twee van haar meest typeerende dichterlijke eigenschappen zijn, dat ze aan een booze stemming, aan een slecht humeur of een digestiestoornis een gefingeerd zielsverdriet onderschuift, en dat ze zich nooit kan neerleggen bij het onherroepe lijke, het onbereikbare. Als ze slecht gemutst is, doordat ze te lang in den vochtigen tuin heeft gespeeld, en zich nu heel onbehaaglijk en triestig voelt, dan blijft ze eerst langen tijd stil met een trillende lip in een hoekje, alsof ze zich stond te bezinnen, op welke verre, treurige herinnering ze haar dwalende rampzaligheid vast kan zetten, en als ze het eindelijk heeft gevonden, loopt ze bijna opgelucht naar haar moeder. Moeder, ik heb zoo'n-verdriet." Haar gezichtje is heel bleek; haar groote, zielvolle oogen kunnen de zware tranen nauwelijks binnen hun randen houden; haar handen klemt ze grootmenschelijk in elkaar; alleen haar stem metje blijft hoog en ijl, zoodat het zware woord er als 't ware doorheenvalt. Wat is er dan?" zegt de andere stem, rustig en gewoon. Ik ik verlang zoo verschrikkelijk naar pop Amelioramma.... Pop Amelioramma" was een klein boerinnepoppetje geweest, veel minder groot dan haar naam, dat ze op haar eersten verjaardag present had gekregen, en dat, na een kort en bewogen leven, hevig bemind en gemaltraiteerd, na drie maanden al weer het tijdelijke had gezegend. Dat ze zich den moeilijken naam, bijna twee jaar later, nog herinnerde, was op zich zelf al iets wonderlijks; maar dat ze zich bovendien nog had weten te suggereeren, dat ze dit verlies nooit te boven was gekomen, en dat ze om haar die brandende tranen stortte, was een bewijs van zóó verregaande zelfverblinding en zelfbegoocheling, als we alleen bij dichters plegen te vinden, die zich er mee vleien, dat ze aan hun eerste liefde langzaam zijn weggekwijnd, wanneer ze na een leven van veel onbelangrijke avontuurtjes, egoist en kribbig, eindelijk na hun zestigste jaar aan een leverkwaal of een ont steking van de galblaas crepeeren. En dan haar hang naar het onbereikbare, het onmogelijke ! Ze was bezig een constructie te maken van een bal en een voetenbankje en wilde daar dan op gaan staan. Meidje, dat kan niet, daar val je af! Die bal is rond, daar kun je geen voetenbankje op zetten." Maar ik wou het juist zoo graag." Neem het deksel van de turfmand en zet daar het voetenbankje op; dan kun je er op klimmen." Herhaalde wanhopige pogingen. Neen, ik wou een bal hebben, die een bétje plat was, en waar ik het bankje dan toch op kon zetten " Dat kan niet, ballen zijn altijd rond." Opeens wordt de stellage neergeworpen en een klein hoopje van niets dan rampzaligheid en ellende zinkt op den grond. Waarom huil je nu, poesje?" Omdat.... ik huil, omdat.... omdat ballen altijd rond zijn, en je er nooit een voetenbankje op zult kunnen zetten.... nooit.... nooit." Opeens zie ik het voor me, dat we eigenlijk allemaal over hetzelfde schreien over tien jaar, over twintig jaar, dertig, veertig, 't is eigenlijk altijd om een nooit" of om een nooit meer". 't Is eigenlijk, altijd omdat ballen, altijd rond" zijn, en omdat een voetenbankje daarop niet kan blijven staan. En we worden zoo weinig wijzer. Het jongetje is ontegenzeggelijk een veel harmonischer natuur, vol bewondering voor zijn zusje om haar excessen en hevigheden, maar zelf vergenoegd en actief. Als een verlangen van hem niet dadelijk ingewilligd kan worden, zegt hij, snel getroost: Een ander keertje dan, hè?" en daar zijn wenschen inderdaad van zeer on schuldigen aard plegen te zijn, kan iedereen daarin met hem meegaan. Een van de grootste heerlijkheden van het oogenblik is: vertellen van toen Moeder en tante Ans nog klein waren." Dat gebeurt dan meestal onder het eten; ze zitten naast elkaar op hun hooge stoelen; de gezichtjes slinken weg in aandacht, er blijven niets dan vier groote ernstige oogen en twee gewillig happende monden. Vertel nog eens, van toen Opa dat vischje had gevangen." En dan komt de geschiedenis van de paling, die in de waschtobbe zwom en tante Ans, die er naar stond te kijken, en toen te veel vooroverboog; en toen Moeder, die in den tuin liep, omkeek, zag ze niets meer dan twee trappelende beentjes, die boven den rand van de bak uit staken.... Er wordt een moraal aan vast ge knoopt over het gevaar van je te ver over water heen te buigen, wat de jeugdige onverlaten met schijnheilige instemming beamen; maar dan zegt Jantje met een onzekere stem: Wij waren er, geloof ik, niet bij, hèmoeder?" Jullie.... jullie was er nog heeiemaal niet." Dit geval is nog wonderbaarlijker, dan het drama met de paling. Dat kan niet", zegt Jan resoluut, en iedereen lacht. Maar ik. die nu eenmaal met de bespiegelingsziekte behept ben, zie er lachende Opa en Oma eens naden kend op aan. Als Jantje zich al niet voorstellen kan, dat de wereld en dat wij al bestonden, vóórdat hij er was, kunnen oude menschen, of groote" menschen zich eigenlijk indenken, dat dat alles er nóg zal zijn, als wij weg zijn? Kunnen we er ons eigenlijk invoelen, dat wij precies zoo goed vergeten zullen worden, als zij, die ons voorgegaan zijn en dat de kleuters tegenover ons, gauw, gauw, o voordat wij het vermoeden, menschen zullen zijn geworden met hun eigen leven en hun eigen kracht? En opeens overvalt me een groote weemoed, niet in de eerste plaats om ons, die oud zijn geworden en voorbij zullen gaan, maar vooral om de twee droomende en blije gezichtjes boven de tafel, die, als ze groot zijn, ons niet meer zullen hebben, om hen te bewonderen, te beredderen en van hen vervuld te zijn. n wie zal ooit zooveel van hen kunnen houden, als wij, die hen met rare, vertrekkende gezichtjes en puntige hoofdjes in de wieg hebben zien liggen; als wij, die in den volgroeiden en allicht teleurstellenden mensen altijd nog het veelbelovende kind zouden zien? A N N I E S A L O M C' N S CADILLAC V. 63 leder is enthousiast over de schitterende kwaliteiten van de CADILLAC V. 63 K. LANDEWEER - UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl