Historisch Archief 1877-1940
No. 2444
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IMMANUEL KANT,
en de gedachtenisviering te Amsterdam van
zijne geboorte op 22 April 1724, door
Prof. 'Dr. H. Y. O R o E N E w E G E N.
Overal in de beschaafde wereld wordt op
22 April herdacht, dat 200 jaar geleden de beroemd
ste wijsgeer van onzen tijd werd geboren.
Kant heeft er recht op, dat Nederland hem eert
en gedenkt, want zijn levensarbeid heeft ook op
het geestelijk leven van ons volk in meer dan een
opzicht grooten invloed geoefend. En Amsterdam
heeft er recht op, dat die gedachtenisviering in haar
Universiteit plaats heeft, want van haar eerste
hoogeschool, van haar Athenaeum lllustre uit
is de verbreiding van Kants wijsbegeerte begonnen.
De daardoor gewekte beweging en strijd is bij
zonder kenmerkend voor de geestelijke stroomin
gen in ons vaderland in het begin der!9e eeuw. Aan
den naam van Kant is dus een merkwaardig stuk
van de geschiedenis onzer Hoogeschool en van de
beschavingsgeschiedenis van Nederland verbonden.
Het kwam mij voor, dat de Amsterdammer het
aangewezen orgaan is om hierop eens de aandacht
te vestigen. De uitnoodiging van de Redactie gaf
mij dan ook de weikomen gelegenheid, terwijl ik
elders meer over Kant zelf en zijn werk schrijf,
voor een grooter publiek eens in het licht te stellen
wat Kant een tijdlang voor Amsterdam is geweest,
en wat Amsterdam vroeger voor Kant en zijn
filosofie heeft gedaan.
Over de aanstaande gedachtenisviering vooraf
nog een enkel woord. Zij gaat natuurlijk uit van de
Nederlandsche afdeeling der over de heele wereld
verbreide Kant-Oesellschaft. Dat is de grootste
internationale organisatie tot bevordering van
wetenschappelijke wijsbegeerte in al hare vakken en
onderdeelen. Zij draagt Kants naam niet omdat zij
een vereeniging is van Kantianen of wie zich ver
beelden dat te zijn, maar eenvoudig als symbool
van het wetenschappelijk karakter van haar stre
ven, en als openlijke erkenning, dat de groove
Koningsberger denker de grondlegger is der nieu
were wijsbegeerte en nog altijd een harer machtig
ste leidende geesten. Zij brengt openlijk haren
dank aan B. en W. voor de gunstige beschikking
op haar verzoek, om in het fraai herstelde Athe
naeum, waarin nu o.a. het seminarium voor wijs
begeerte is gevestigd, de gedachtenisviering te doen
plaats hebben. In dat gebouw is Kants wijsbegeerte
voor het eerst in Nederland onderwezen.
Dat oude Athenaeum, waaruit onze Universiteit
is gegroeid, die nu Amsterdam rechtmatige trots is,
was reeds in de 17de eeuw de veilige haven van
de elders vervolgde en verdreven vrije wetenschap.
De stad die Cartesius herbergde, verbond Vossius
en Barlaeus aan haar Hoogeschool en liet daar
naast Episcopius in zijn Remonstrantsche Semi
narium arbeiden. In de 19de eeuw waren de om
standigheden gelukkig anders, maar weder kwam
de vrije wetenschap, nu als kritische wijsbegeerte,
hier het eerst aan het woord, en werd hier de eerste
strijd voor de rechten van het aan alle dogmatisme
ontgroeide vrije denken gestreden. Een hoogleeraar
van diezelfde kweekschool was de eerste, die de
volle beteekenis van Kants filosofie erkende. Het
zelfde Athenaeum opende de poorten voor
zijn,onderwijs en was in het buitenland de eerste Hooge
school die het deed. Dezelfde stad werd weder het
middelpunt van een nieuwe beweging en van een
strijd voor nieuwe waarheden. Lang heeft het
niet geduurd, enjschijnbaar ging het nieuwe onder.
Maar Kants naam is er in ons land door gevestigd,
en zijn invloed op ieder gebied van hooger geestes
leven bij ons volk is er voorgoed door verzekerci.
De leidsman der beweging was de kerkelijke
hoogleeraar der Remonstranten Paulus van Hemert.
Ook onder Doopsgezinden, zelfs onder rechtzinni
ge Protestanten en Katholieken vond Kant spoe
dig bewonderaars en aanhangers, en dat waren
niet alleen theologen, maar ook literatoren, juristen
medici en ontwikkelden zonder wetenschappelijke
opleiding. Men voelde allerwege de behoefte aan
nieuwe gedachten, aan vaster bepaling van de
wederzijdsche grenzen en rechten van wetenschap
en geloof. Onder de juristen werd weldra de ge
leerde en scherpzinnige Mr. Joh. Kinker de krach
tigste medestrijder. Van Hemert en Kinker zijn d>:
baanbrekers geweest, en door hun arbeid werd
van Amsterdam uit een stroom van nieuwe ideeën
over wijsbegeerte en andere wetenschappen,
over godsdenst en moraal, over recht en staat,
over kunst en aesthetiek aan onze naar levensver
nieuwing dorstenden volksgeest toegevoerd.
Opmerkelijk is vooral, hoe vroeg Kants filosofie
hier ingang vond. Zijne hoofdwerken verschenen
tusschen 1781 en 1791, dus eerst in de laatste peri
ode zijns levens. Zijn Kritik des reine Vernunft in
1781, de omwerking in 1787, zijn Kritik der
praktischen Vernunft in 1788, zijn Kritik der
Urteilskraft in 1790, zijn ethiek in 1785 en 1797, zijn
godsdienstwijsbegeerte in 1795. Maar reeds in 1792
gaf Van Hemert zijn eerste studie over Kants
filosofie in het licht. Hij had toen nog allerlei be
denkingen, maar het was de zwakke tegenstand
van een, die op het punt staat zich over te geven.
In 1795 werd hij door Teylers Godget.-genootschap
zij het aarzelend bekroond voor een antwoord op
een prijsvraag, waarin hij zoo beslist mogelijk op
trad voor de rechten der wetenschap in het onder
zoek van den Bij
bel, en van het
denken tegen
over de
menschvormige Gods
voorstellingen in
de traditioneele
kerkleer, wat hij
deed met een
beroep op Kant.
Reeds had te
voren de Holl.
Maatsch. van
fraaie kunsten en
wetenschappen
op aandringen
van den Doops
gezinden
Hulshoff een andere
prijsvraag over
Kant uitgeschre
ven. In 1796 gar
van Hemert in
klaar Hollandsen
een zelfstandige
bewerking van
eenbreedDuitsch
boek, waarin de
duistere wijsbe
geerte van Kant
werd toegelicht. Weldra volgde weer een bekroonde
prijsvraag, die over Kants ethiek. En nadat zich
al een kring van geestverwanten om hem had
gevormd, stichti.-j hij een tijdschrift, Magazijn
voor de critische wijsbegeerte, dat tot 1803 bestond
en daarna door een meer populaire periodiek werd
vervangen. Dat alles geschiedde in Amsterdam,
terwijl in andere universiteiten nog niet veel anders
dan de filosofie der oude Grieken als een soort
literaire kunst, of rationalistische dogmatische
bespiegeling over eenige hoofdgedachten der Chris
telijke kerkleer werd gedoceerd. Voor Libniz's
beteekenis had men nauwelijks, voor die van
Spinoza nog hcelemaal geen oog.
Natuurlijk nam ook de bestrijding toe naarmate
Kants invloed zichtbaar werd. Zij kwam het eerst
van rechtzinnige theologische zijde, deels in
gemoedelijken,- zelfs dichterlijken vorm. Feith filo
sofeerde in verzen, van Alphen in stichtelijk be
toog, Bilderdijk in poëtischen smaad, soms ook,
waardiger, in brieven. Weldra begonnen de klas
sieke literatoren, vooral de beroemde Wijttenbach,
van Hemerts voorganger, nu de toongevende lati
nist en filosoof in Leiden, zich heftig tegen Kant
te keeren. Daarbij bleek weer dat het gemakkelijker
is een denker te parodieeren dan hem te verstaan.
Tot schade van de zaak zelve werd de strijd heftig
en persoonlijk. Maar de omvangrijke literatuur
uit die periode heeft toch als een voorjaarsstroom
gewerkt. Trots zijn regenvlagen en hagelbuien was
het de bode van een nieuwen tijd Toen de strijd
voorbij was en de vurigste verdedigers van Kant de
wapenen hadden neergelegd, bleek langzaam, maar
met toenemende duidelijkheid, dat zij niet ver
geefs gestreden hadden. Kant had zijn plaats in
ons wetenschappelijk denkleven voorgoed ver
overd. In allerlei wetenschappen, bij het ontstaan
van een nieuw, van dogmatische banden bevrijd
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER GERLIN8S, Haarlem
f. KANT
(naar een lithografie van Bilz)
Christendom, de vernieuwing van zuivere moreele
beginselen, het doordringen van nieuwe
rechtsen staatkundige beginselen zou het blijken
Dat ging in ons land zoo, en op andere wijze ook
elders. Vandaar dat men in alle landen waar de
Europeesche cultuur doordrong, tot in China en
Japan, thans Kant wil gedenken. Maar nergens in
het buitenland heeft Kant eerder, en nergens ter
stond zoo krachtige en talentvolle volgelingen ge
had als die eerste Hollandsche Kantianen zijn ge
weest. En wie hem nu ernstig, en zonder spoor van
strijdlust, eenvoudig de eere willen geven die hem
toekomt, door zich rekenschap te geven van zijn
invloed op allerlei gebied, doen dat niet omdat zij
zijne filosofie houden voor het laatste woord der
menschelijke wijsheid. Stelselfanatisme is de dood
der wetenschappelijke wijsbegeerte. Van Hemert
waarschuwde in zijn tijd al, toen Kant, evenals
later Hegel, Schopenhauer en anderen, in de mode
dreigde te komen, dat blinde onderwerping ook aan
den grootsten denker geen deugd is, omdat filo
sofie altijd moet zijn scheppingskracht van een
zelfstandig denkend mensch. Het geweldig rijke
levenswerk, dat Kant in een stil teruggetrokken
leven van enkel denken en werken tot stand bracht
heeft als alle menschenwerk zijn gebreken, zwak
heden, en niet meer bevredigende antwoorden op
eeuwige problemen.'De wijsbegeerte zou hebben
stilgestaan als zij daarvan 120 jaar na zijnen dood
nog niets had bemerkt. Maar de ontwikkeling in
het denken, die na hem heeft plaats gehad, is
eerst door hem mogelijk geworden. Toen in de zes
tiger jaren, nadat de filosofie zich in speculatieve
systemen had uitgeput, de oproep werd gehoord:
terug tot Kant, lag het betrekkelijk recht van die
leus zeker niet in den wensen om weer eens te
beginnen met wat veel vroeger bij ons Van Hemert
en Kinker al hadden gedaan, ook niet in het
streven om de noodzakelijke ontwikkeling van het
denken nog weer eens ten deele door te maken en
dan opeen zeker punt, bij Fichte, Schelling, Hegel
of Schopenhauer halt te roepen, maar wel inde
waarheid, dat zonder de school van Kant
doorloopen te hebben en van hem methode te hebben
geleerd wijsbegeerte geen wetenschap wordt. Door
Kants geest zelven geleid en verder gebracht te
worden, dat belooft iets voor de toekomst. Dat
geldt van het zuiver wijsgeerige denken, van het
religieuse, het ethische, het aesthetische denken,
kortom van ieder geestesgebied waarop methodische
en systematische dankbaarheid van invloed en
onmisbaar is.
Kants blijvende beteekenis ligt wel in het feit
dat hij ons de diepste en fijnste ontleding van den
menschelijken geest, zijn vermogens en functies
heeft gegeven die wij bezitten, en daarmede de
kenniskritiek niet voltooid, veeleer voor tallooze
allerbelangrijkste problemen heeft gesteld. Maar
daarmede is dan toch voorgoed bereikt, dat eene
grensbepaling tusschen weten en gelooven en de
verzekering van beider autonome rechten op eigen
gebied mogelijk is geworden Zoo alleen kan de
wetenschap beveiligd worden tegen wijsgeerig en
religieus dogmatisme, en omgekeerd de echte religie
en het zuiver plichtsbewustzijn beschermd tegen
quasi-wetenschappelijk scepticisme. De stroom
van geestelijk leven, die bij Kant ontspringt, 'al
thans'zijn grootste stuwkracht aan zijn denkwerk
ontleend, hoe ook na hem vertakt in allerlei neven
stroomen, heeft overal twee oevers, waarvan
beurtelings de eene en de andere de volle kracht
der bewegende golven ontvangt, de eene is de
wetenschappelijke en wijsgeerige, de andere is de
zedelijk-religieuse. Dat is de eigenschap van alle
hoogere denkleven, zal men zeggen. Zeker, maar
bij Kant overwint de stroom zijn dogmatisch afge
sloten bedding, breekt zich ruim baan, verovert
nieuwe gebieden van weten, denken en gelooven,
opent nieuwe vergezichten, en stelt met het begin
sel der autonomie van rede, geweten en gemoed
den menschelijken geest voor een oneindige taak,
die slechts in vrijheid kan worden erkend en vol
bracht.
1) Zij wordt gehouden in het Athenaeum
(O. Z. Voorburgwal 231) op 22 April a. s. te 2
en te 7 uur. Prof. Groenewegen zal er spreken
over Kant in Nederland, Prof. Ovink over Kant
en de kennisleer. Dr. Leo Polak over Kant en de
metafysica, Prof. Heymans over Kant en de ethiek,
Prof. de Sopper over Kant en de godsdienst
wijsbegeerte en Dr. Bierens de Haan over Kant
en de aesthetiek. De tijd laat niet toe ook over
Kant's beteekenis voor de natuurwetenschap,
voor de rechtswetenschap en voor de volken
bondsgedachte te spreken.
Niet-leden hebben toegang voor ? 1.?. Voor
studenten is de toegang vrij voor zoover er
plaats is.