Historisch Archief 1877-1940
BV9H6
Zaterdag 96 April
AM984
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E RN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.
b« vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie:
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
LIEFDE VOOR DE NATUUR
Het was gisteravond een mijlpaal in de ontwikkeling van de
Nederlandsche radiotelefonie", zoo bericht van morgen de krant.
Voor het eerst is een opera draadloo. uitgezonden"; de Neder
landsche Seintoestellenfabriek was n.l. aangesloten op den
Stadsschouwburg te Amsterdam, waar de opera ,,Carmen" werd
uitgevoerd. Er haperde wat aan de uitzending", omdat er een
defect ontstond op de lijn, die den schouwburg met de Telefoon
centrale verbindt; maar toen dat verholpen was, ging alles van
een leien dakje en konden de toehoorders in andere steden genieten
van de muziek, die uitstekend overkwam, behoudens eenig
lijngeruisch." Dat moet je nog op den koop toenemen; op den
duur zullen ze daar ook wel wat op vinden.
Ook wie de ontwikkeling van de Nederlandsche radiotele
fonie" niet zoo nauwkeurig hebben gevolgd en dus niet wisten,
dat er gisteravond een mijlpaal" werd bereikt, zijn toch niet
zulke vreemdelingen in Jeruzalem, dat de vorderingen der radio
telefonie hun geheel verborgen bleven. We lezen eiken dag van
redevoeringen, die op verren afstand van de plaats, waar ze worden
gehouden, kunnen worden aangehoord; we vernemen van
draadlooze preeken," in andere beteekenis dan het woord draadloos
in deze combinatie tot nog toe had; we vinden in de kranten een
programma voor heden", dat aan de aangeslotenen de uren
bericht, waarop ze een concert van een Tziganeorkest te Parijs
kunnen hooren of de vertooning van Shake>peare's Othello te
B'rmingham kunnen volgen.
Radiotelegrafie en radiotelefonie het zijn de nieuwste snufjes
van de wonderen der techniek. Onze jongen^ verbazen ons door
de handigheid, waarmede zij toestellen maken om draadloos
berichten op te vangen. Wat zijn de natuurwetenschappen toch
populair geworden ! Hoe groeit er een geslacht op, dat met de
natuurverschijnselen veel beter bekend is dan de ouaeren van
dagen !
Ja is dat eigenlijk wel zoo?
Met allerlei mechanische en technische dingen zijn onze jongens
vroeg vertrouwd; ze kunnen een defect aan de electrische bel
repareeren; ze maken met weinig hulpmiddelen een ontvang
toestel; ze zijn in allerlei opzichten handig. Maar correspondeert
met die grootere technische vaardigheid ook een betere kennis
van de natuur, van de alledaagsche verschijnselen, van den loop
der hemellichamen, van het leven der dieren, van den groei
van boomen en planten? Zijn er tegenwoordig meer menschen
dan vroeger, die uit hun oogen kijken, die waarnemen? Heeft het
gros van de intellectueelen, die in hun schooljaren allemaal iets
van de natuurwetenschappen geleerd hebben, behalve meer kennis
van, ook meer liefde voor de natuur dan menschen uit vroeger
tijden?
"Die vragen zou ik niet zoo dadelijk bevestigend durven beant
woord en.
Het gaat met de wetenschappen als met de menschen: in hunne
jeugd zien zij er het aardigst uit en trekken het meest de aandacht.
De zeventiende eeuw was de tijd, waarin de natuurwetenschap
opkwam en den voorrang ging betwisten aan theologie en
philologie. Ons land heeft toen rijkelijk bijgedragen tot den opbloei der
nieuwe wetenschap: met Christiaan Huygens, metSwammerdam
en Leeuwenhoek. Maar eerst tegen het midden der achttiende
eeuw kreeg zij burgerrecht, werd zij populair.
Dat blijkt uit prachtwerken als Swammerdam's Bijbel der
Natuur, die toen konden worden uitgegeven; uit de oprichting
van allerlei genootschappen, die natuurwetenschappelijk onder
zoek bevorderden; uit het feit, dat het mode" werd, zich voor
de kennis der natuur te interesseeren.
In Amsterdam maar hetzelfde geldt voor tal van andere
steden waren er Maandag-avond-" en Donderdag-avond-"
gezelschappen, waar kooplieden, medici, predikanten kwamen
luisteren naar voordrachten over onderwerpen uit de natuur
wetenschap; de leden van die gezelschappen bezoldigden een
lector, die elke week voordrachten hield, en, vooral, proeven deed.
Onder de Amsterdamsche patriciërs waren er toen verscheidenen
die kabinetten van naturalia hadden en verzamelingen van
physische werktuigen. De koopman Jacob de Clercq heeft op het dak
van zijn huis een klein observatorium. De bankier Theodore de
Smeth heeft insgelijks een observatorium, is de auteur van een
werk over astronomie, maakt een ontwerp van een planetarium.
Een ander Amsterdamsen koopman, van de Wal, heeft buiten
de Leidsche poort een kleine sterrenwacht, dijpt de spiegels
voor zijne telescopen, gaat daarin een wedijver aan met James
Short, den knapsten instrumentmaker van Engeland. Op de
meeste buitens waren verrekijkers, en die werden ook gebruikt.
Er heerschte toen een groote liefde voor de natuurwetenschap,
omdat die nog niet ver van de leeken afstond en zich bezig hield
met onderwerpen, die ook voor menschen zonder speciale vak'
kenn's begrijpelijk waren.
Dat zou later veranderen. De vlucht dien de natuurwetenschap
pen in de negentiende eeuw namen, heeft ze ook buiten het bereik
van de gewone menschen gebracht De vaktermen werden voor
den leek onverstaanbaar; naarmate de wetenschap zich meer
specialiseerde, verloor zij de belangstelling die zij vroeger had
gewekt, toen zij zich nog bezig hield met de grondwaarheden,
met algemeene verschijnselen, die voor elk waarneembaar waren.
Kennis van de natuur werd, door het onderwijs, in wijderen kring
dan vroeger verbreid; maar dikwijls in zulk een schoolschen vorm,
dat de liefde voor de natuur werd gedoofd.
Dank zij het werk van Hijmans en Dr. Thijsse, is er ten onzent
weer belangstelling gewekt voor het leven der natuur, is de strijd
aangebonden tegen het dorre onderwijs in plant- en dierkunde,
waarbij alleen van buiten geleerd, maar het waarnemingsvermogen
niet werd ontwikkeld. Intusschen hoeveel leeraren zijn er, die
hun voetspoor kunnen volgen? En hoeveel andere terreinen van
natuurkennis blijven er niet over, waar gezondigd wordt tegen
hun geest?
Om een voorbeeld te noemen: de meesten van ons hebben
iets van cosmographie geleerd; hoevelen zijn er, die eenigszins
vertrouwd zijn met den sterrenhemel? die de verschijnselen
daaraan opmerken, welke met het bloote oog kunnen worden
gezien?
Neen, ik ben er niet zoo zeker van, dat het met de kenni,- van
voor ieder waar te nemen natuurverschijnselen in onzen tijd beter
gesteld is dan vroeger. Ik geloof, dat wij een miserabele figuur
zouden maken, als wij daarop aan den tand gevoeld werden.
Ondanks alles wat wij uit de kranten vernemen over
radiotelegrafie en radiotelefonie. Ondanks de grootere technische vaar
digheid van onze jongens. Die met liefde voor de natuur eigenlijk
niets te maken heeft.
Liefde voor de natuur kan alleen gewekt worden door: te leeren
zien, opmerken, \\aarnemen, onverschillig op welk onderdeel
van het uitgestrekte gebied.
Niet bij ieder zal daaruit die hartstochtelijke liefde voor het
waargenomene en die diepe eerbied voor de schepping en hare
schepselen worden geboren, waarvan Swammerdam getuigt als
hij in de inleiding van zijne zeer zeldzame historie van den
neushoornigen schalbijter, door curieuse afbeeldingen opgehelderd",
schrijft: De lijnen van Apelles zijn grove balken bij de subtiele
trekken van de Natuur; en alle glans van de kunstigste weefsels
der menschen verdooft voor het weefsel van een longader."
Of als hij zijne ontleding en ontwikkelingsgeschiedenis van de
gecouleurde dagkapel" aldus aanvangt: De historie, die ik ga
beschrijven, is in al haar omstandigheden zoo wonderbaarlijk,
dat men die voor een roman zou kunnen houden."
Maar wie ook dechts een sprankje van die liefde en een greintje
van dien eerbied voor de natuur heeft medegekregen, zal een
bezit voor zijn leven hebben verworven.
K E R X K A M P