Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NO.-2445
Teekening voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen.
MARIE VAN EYSDEN?VINK
Dit ontijdig aftreden zou men het eerste niet
ten volle gewaardeerd gebaar van mevrouw
van Eysden kunnen noemen. Er is, artisti'k
gesproken, geen aannemelijke reden voor aan
te voeren. En de averechtsche opvatting: dat
kunstenaars op den leeftijd des onderscheids
plaats zouden moeten maken voor jongeren"
wordt er, vrees ik, nog door versterkt. Het is
mogelijk, dat niemand onmisbaar is, even waar
schijnlijk blijft, dat er in het kunstleven plaat*
is voor ieder, die deze plaats eenmaal waardig
bleek, en niet meer verlangt dan er de beheerschte
taak welke met ons ouder wordt te ver
vullen naar den eisch van elk levensstadium.
De ingénue kan ook innerlijk groeien tot moeder
en grootmoeder, en een lief gezicht is niet minder
ief onder een grijze dan onder een blonde pruik.
'in het burgerberoep laat zich de beste kracht
vervangen, maar om bijv. Marie van Eysden
Vink te vervangen zou er bij dit afscheid een tweede
Marie van Eysden?Vink gereed moeten staan,
die, behalve haar gaven, ook haar oogopslag
en haar lach terugbracht, die heel de complicatie
beminde persoonlijkheid", in een jeugdig vel ge
stoken, deed herleven.
Vreesde Mevrouw van Eysden het beste deel
van haar gelukkige loopbaan te zullen overleven
nu de tijd het aangeboren talent wel eens achter
stelt bij het aangeleerde, en niet alleen minder
eenvoudige, doch ook minder betrouwbare eischen
aan de tooneelkunst stelt dan in de gemoedelijke
jaren van haar Inkwartiering"? Het is de vraag
waarvoor we ten opzichte der dramatische kunst
telkens weer even twijfelen: geldt bovenal het
hoe", of het wat"? Ik geloof, mevrouw van
Eysden heeft die vraag zelve eenmaal treffend
beantwoord toen zij in Emants' Domheidsmacht"
een karakteruitbeelding, die een complete
wedergave van 'schrijvers droombeeld was, hechtte
aan een werk van hoog gehalte. Te dikwijls
hebben wij sindsdien betreurd, dat haar
directie" haar zoo bij uitstek geschikt voor
het genre, waarvoor een bekoorlijke actrice de
schablonen in haar garderobe heeft hangen
niet meer rollen opdroeg, waarin haar huise
lijke humor vanzelf zou zijn gestegen in de ruimte
der ironische aanschouwing. Want daar toch
ligt haar kracht, haar spontaneiteit, daarvoor bezit
zij het gebaar, dat gul is, maar ook fijn kan zijn,
(?De eischen der moraal") de pittige intonatie.
Te zeldzaam mochten wij van dit fijnere genieten,
te dikwijls ook bleek uiterlijke typeering voldoende
voor wat de avond vroeg. Door de positie, die
mevrouw van Eysden bij de Rotterdammers
innam, heeft zich het repertoire vele jaren om haar
gevormd, en de zaak kon in hachelijke
oogenblikken op haar bouwen. Doch het had ook anders
om gekund, en ook dan zou, bij veelzijdiger
speelElan, gebleken zijn van hoeveel waarde dit gezond
lent, aangepast aan een andere qualiteit too
neelkunst, kon wezen, hoeveel het argeloos
blijspel wellicht nog aan haar onontdekt liet.
Zoo guitig als in den goeden ouden tijd haar
Madame sans Gêne", zoo geestig vond ik bijv.
dezen winter haar Hertogin" in Felix Salten's
De sterkste band". Geen jongere", die de
moderne dialoogjes van den Oostenrijker puntiger
de zaal in wipte dan deze prompte", in de
school van het blijspel gestaald. Wie dacht toen
niet aan die andere vorstelijke Mama, van fijner
hoedanigheid, in Molnar's Der Schwan", waar
voor bij ons geen Bleibtreu" bleek te vinden,en
aan nog tal van aardige, rijpere vrouwenfiguren,
die aan ons tooneel te dikwijls sinds de em
plooien" vervielen worden bezet door onzekere
actrices, die toevallig voor geen andere taak
in aanmerking kwamen. Wij zouden het gast
rollen-systeem voor niets ter wereld willen aanbe
velen, maar wenschelijk zal het toch misschien
zijn bij de overheersching van het dilettantisme,
de levende" krachten van ons tooneel nog bij
een slipje vast te houden. En in dit verband hopen
we dan maar, dat ook mevrouw van Eysden zich
nu en dan beschikbaar zal blijven stellen.
Aan den roem van de populaire" mevrouw van
Eysden hebben wij bij dit voorbarig afscheid
niets toe te voegen. Een van de weinigen, die een
stuk draagt", een van de weinigen" wier naam
op het speelplan werkte", heeft zij haar publiek
niet teleurgesteld en al de vreugde der fleurige
wisselwerking tusschen het tooneel en een volle
zaal gekend. Of zij alle blijken van genegenheid
sinds 1878, haar eerste optreden, bewaard heeft?
In haar hart ligt ongetwijfeld genoeg lieve her
innering opgestapeld om er haar rustdagen rijk
mee te maken.
ELEONORA DUSE f
MARIE VAN EYSDEN?VINK]
in Domheidsmacht
La Duse op haar doodsbed het subliem
geheim van haar wezen marmer-verstard,
ondoorgrondelijker dan ooit.... Wat was het, dat, buiten
het terrein der populariteit, deze Italiaansche
vrouw verbond aan de beste gevoelens der
menschen over de geheele wereld, zoodat vreemden
elkander de hand reikten enkel bij het noemen
van haar naam? Was zij een tooneelspeelster?
Misschien minder, misschien meer.... Eene in
zichzelf vervulde kunst, scheen ze ons toe, waarin
ons droomend verlangen vorm kreeg: een ontroe
ring, die tot in lengte van dagen onze diepste stilte
verlicht. Als het is, zooals haarlandsman Pirandello
het ons beleed: dat de liefdekracht het stervens
uur overwint, dan beleeft in deze dagen Eleonora
Duse in de harten van duizenden haar wederop
standing, dan geleidde de Dood haar op dit
Paaschfeest slechts naar het groote voetlicht, dat onver
anderlijk brandt....
Bij dit verscheiden doet zich de macht der
Tooneelkunst gevoelen boven elke andere kunst,
die zij in zich opnam. Er is geen boek, geen beeld,
zóó bloedwarm en compleet als zij, geen kunstwerk
rijpt en stijgt met zijn maker" tot diens laatsten
ademtocht, tot de hoogste grens van het
menschzijn, tot op den drempel, waarde ziel zich bevrijdt.
De muziek baart wonderkinderen, de dramatische
kunst, soms, een wondermensch: schepper en
schepsel inén.
Zulk een mensch moet Kainz geweest zijn, zulk
eene was voor ons Duse. Wat daarvan te benade
ren, op te halen, met woorden te bewijzen? De
kunst van Duse was er om te ondergaan. nmaal
ELEONORA DUSE
goed voor altijd. En wie de kans kregen, mogen
zich gelukkig prijzen. Het is meer dan twintig jaar
geleden, dat ik haar zag, maar het kon naar mijn
herinnering even goed gisteren zijn geweest. En ik
heb feitelijk nooit verlangd haar terug te zien,
misschien zelfs de herhaling gevreesd. Driemaal
zag ik haar.
In La dame aux Camélia's", op een avond te
Parijs toen er in de dubbel-uitverkochte zaal
meer publiek was toegelaten dan er gevoegelijk in
kon en ik tot de uitverkorenen behoorde, die op
hun teenen in de orchestruimte stonden, met hun
kin op het tooneel. Als met haar in de kamer waren
wij, waar zij als een aangeschoten ree rondliep en
om haar minnaar riep, bad, smeekte, dreigde, in
alle toonaarden, enkel zijn naam, waarin het
onuitsprekelijk-smartelijke der verloren liefde
hartverscheurenden klank vond.
In Magda", en in Rosmersholm".
Arnphitheater van het Grand Theatre" in de
Amstelstraat, waar het jong, kunstdriftig Amsterdam
over de balie boog naar, ginds in de diepte,
Rebekka West. Hoe wist Duse, terwijl de geheele
geleerde wereld zich beijverde Ibsen psycholo
gisch te ontleden en diepzinnig te vertolken,
den dichter te vinden ! Met welk een intuïtieve
zekerheid gaf zij: het vizioen, het onsterfelijk
deel, en niets dan dat. Wij, die slechts kenden: de
huishoudster met het wit-wollen doekje om de
schouders, wier misdadige toeleg in het degelijk
predikantshuis ons burgerlijk verontrustte, hoe
klein voelden we ons worden tegenover deze fan
tastische gestalte, een vreemde, donkere vogel, te
kwader uur neergestreken op het rotte nest van
leugen en conventie. Romantiek, waarachtiger
dan onze realiteit, een louteringsproces zóó aan
grijpend, dat het begrip schuld" van kleur ver
schoot. Tot op dezen dag brandt ze in ons, Duse's
bekentenis van dit lijden-in-moordende-liefde, zoo
als ze met haar hand aan de keel en het doodvonnis
in haar oogen, de woorden eruit wurgde. Hoe ze
de vrouw, die haar in den weg stond, den weg naar
de beek had opgedreven. En hoe zij dat, naar
haar aard en aanleg, had moéten doen. Eén
stap, en dan nog een, en dan nog een...."
Was dit Rebekka West? Wie wist het? Voor ons
leefde een bewuste, verantwoordelijke mensch,
nog, in haar schamelsten nood, schoon, en, in
oprechtheid, monumentaal.
Zoo lang het geslacht leeft, dat van deze mo
menten de heugenis in zich omdraagt, en ervan
getuigen kan, zoo lang is Eleonora Duse niet ge
storven. Haar palazzo" aan het Canal Grande in
Venetiëhet was al lang het hare niet meer,
maar geen gondelier zou er u langs varen of met
vereering in zijn stem wees hij het u nochtans aan:
La casa della Duse". En als in dit legendarisch
paleis, zal zij herleven in elke Magda", in elke
Gioconda", in Rosmersholm" en in De vrouw
der Zee", wie ook deze rollen vervult.
Het is haar jongen vriend d'Annunzio eenmaal
scherp verweten, dat boek vol droeve en bittere
en schoone werkelijkheid, waarin la Duse, buiten
de omlijst ing van het tooneel, de hoof d rol s peel t....
Maar nu zij daar neerligt, met haar grijze haren
en gevouwen handen, in het aureool van haar kunst,
wat zou het haar kunnen schaden? en hoeveel
blijft thans ook daarin bewaard van dit roerend
vrouweleven, in het vuur" gedoopt....
TOP NAEFF