De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 april pagina 11

26 april 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NO.-2445 Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen. MARIE VAN EYSDEN?VINK Dit ontijdig aftreden zou men het eerste niet ten volle gewaardeerd gebaar van mevrouw van Eysden kunnen noemen. Er is, artisti'k gesproken, geen aannemelijke reden voor aan te voeren. En de averechtsche opvatting: dat kunstenaars op den leeftijd des onderscheids plaats zouden moeten maken voor jongeren" wordt er, vrees ik, nog door versterkt. Het is mogelijk, dat niemand onmisbaar is, even waar schijnlijk blijft, dat er in het kunstleven plaat* is voor ieder, die deze plaats eenmaal waardig bleek, en niet meer verlangt dan er de beheerschte taak welke met ons ouder wordt te ver vullen naar den eisch van elk levensstadium. De ingénue kan ook innerlijk groeien tot moeder en grootmoeder, en een lief gezicht is niet minder ief onder een grijze dan onder een blonde pruik. 'in het burgerberoep laat zich de beste kracht vervangen, maar om bijv. Marie van Eysden Vink te vervangen zou er bij dit afscheid een tweede Marie van Eysden?Vink gereed moeten staan, die, behalve haar gaven, ook haar oogopslag en haar lach terugbracht, die heel de complicatie beminde persoonlijkheid", in een jeugdig vel ge stoken, deed herleven. Vreesde Mevrouw van Eysden het beste deel van haar gelukkige loopbaan te zullen overleven nu de tijd het aangeboren talent wel eens achter stelt bij het aangeleerde, en niet alleen minder eenvoudige, doch ook minder betrouwbare eischen aan de tooneelkunst stelt dan in de gemoedelijke jaren van haar Inkwartiering"? Het is de vraag waarvoor we ten opzichte der dramatische kunst telkens weer even twijfelen: geldt bovenal het hoe", of het wat"? Ik geloof, mevrouw van Eysden heeft die vraag zelve eenmaal treffend beantwoord toen zij in Emants' Domheidsmacht" een karakteruitbeelding, die een complete wedergave van 'schrijvers droombeeld was, hechtte aan een werk van hoog gehalte. Te dikwijls hebben wij sindsdien betreurd, dat haar directie" haar zoo bij uitstek geschikt voor het genre, waarvoor een bekoorlijke actrice de schablonen in haar garderobe heeft hangen niet meer rollen opdroeg, waarin haar huise lijke humor vanzelf zou zijn gestegen in de ruimte der ironische aanschouwing. Want daar toch ligt haar kracht, haar spontaneiteit, daarvoor bezit zij het gebaar, dat gul is, maar ook fijn kan zijn, (?De eischen der moraal") de pittige intonatie. Te zeldzaam mochten wij van dit fijnere genieten, te dikwijls ook bleek uiterlijke typeering voldoende voor wat de avond vroeg. Door de positie, die mevrouw van Eysden bij de Rotterdammers innam, heeft zich het repertoire vele jaren om haar gevormd, en de zaak kon in hachelijke oogenblikken op haar bouwen. Doch het had ook anders om gekund, en ook dan zou, bij veelzijdiger speelElan, gebleken zijn van hoeveel waarde dit gezond lent, aangepast aan een andere qualiteit too neelkunst, kon wezen, hoeveel het argeloos blijspel wellicht nog aan haar onontdekt liet. Zoo guitig als in den goeden ouden tijd haar Madame sans Gêne", zoo geestig vond ik bijv. dezen winter haar Hertogin" in Felix Salten's De sterkste band". Geen jongere", die de moderne dialoogjes van den Oostenrijker puntiger de zaal in wipte dan deze prompte", in de school van het blijspel gestaald. Wie dacht toen niet aan die andere vorstelijke Mama, van fijner hoedanigheid, in Molnar's Der Schwan", waar voor bij ons geen Bleibtreu" bleek te vinden,en aan nog tal van aardige, rijpere vrouwenfiguren, die aan ons tooneel te dikwijls sinds de em plooien" vervielen worden bezet door onzekere actrices, die toevallig voor geen andere taak in aanmerking kwamen. Wij zouden het gast rollen-systeem voor niets ter wereld willen aanbe velen, maar wenschelijk zal het toch misschien zijn bij de overheersching van het dilettantisme, de levende" krachten van ons tooneel nog bij een slipje vast te houden. En in dit verband hopen we dan maar, dat ook mevrouw van Eysden zich nu en dan beschikbaar zal blijven stellen. Aan den roem van de populaire" mevrouw van Eysden hebben wij bij dit voorbarig afscheid niets toe te voegen. Een van de weinigen, die een stuk draagt", een van de weinigen" wier naam op het speelplan werkte", heeft zij haar publiek niet teleurgesteld en al de vreugde der fleurige wisselwerking tusschen het tooneel en een volle zaal gekend. Of zij alle blijken van genegenheid sinds 1878, haar eerste optreden, bewaard heeft? In haar hart ligt ongetwijfeld genoeg lieve her innering opgestapeld om er haar rustdagen rijk mee te maken. ELEONORA DUSE f MARIE VAN EYSDEN?VINK] in Domheidsmacht La Duse op haar doodsbed het subliem geheim van haar wezen marmer-verstard, ondoorgrondelijker dan ooit.... Wat was het, dat, buiten het terrein der populariteit, deze Italiaansche vrouw verbond aan de beste gevoelens der menschen over de geheele wereld, zoodat vreemden elkander de hand reikten enkel bij het noemen van haar naam? Was zij een tooneelspeelster? Misschien minder, misschien meer.... Eene in zichzelf vervulde kunst, scheen ze ons toe, waarin ons droomend verlangen vorm kreeg: een ontroe ring, die tot in lengte van dagen onze diepste stilte verlicht. Als het is, zooals haarlandsman Pirandello het ons beleed: dat de liefdekracht het stervens uur overwint, dan beleeft in deze dagen Eleonora Duse in de harten van duizenden haar wederop standing, dan geleidde de Dood haar op dit Paaschfeest slechts naar het groote voetlicht, dat onver anderlijk brandt.... Bij dit verscheiden doet zich de macht der Tooneelkunst gevoelen boven elke andere kunst, die zij in zich opnam. Er is geen boek, geen beeld, zóó bloedwarm en compleet als zij, geen kunstwerk rijpt en stijgt met zijn maker" tot diens laatsten ademtocht, tot de hoogste grens van het menschzijn, tot op den drempel, waarde ziel zich bevrijdt. De muziek baart wonderkinderen, de dramatische kunst, soms, een wondermensch: schepper en schepsel inén. Zulk een mensch moet Kainz geweest zijn, zulk eene was voor ons Duse. Wat daarvan te benade ren, op te halen, met woorden te bewijzen? De kunst van Duse was er om te ondergaan. nmaal ELEONORA DUSE goed voor altijd. En wie de kans kregen, mogen zich gelukkig prijzen. Het is meer dan twintig jaar geleden, dat ik haar zag, maar het kon naar mijn herinnering even goed gisteren zijn geweest. En ik heb feitelijk nooit verlangd haar terug te zien, misschien zelfs de herhaling gevreesd. Driemaal zag ik haar. In La dame aux Camélia's", op een avond te Parijs toen er in de dubbel-uitverkochte zaal meer publiek was toegelaten dan er gevoegelijk in kon en ik tot de uitverkorenen behoorde, die op hun teenen in de orchestruimte stonden, met hun kin op het tooneel. Als met haar in de kamer waren wij, waar zij als een aangeschoten ree rondliep en om haar minnaar riep, bad, smeekte, dreigde, in alle toonaarden, enkel zijn naam, waarin het onuitsprekelijk-smartelijke der verloren liefde hartverscheurenden klank vond. In Magda", en in Rosmersholm". Arnphitheater van het Grand Theatre" in de Amstelstraat, waar het jong, kunstdriftig Amsterdam over de balie boog naar, ginds in de diepte, Rebekka West. Hoe wist Duse, terwijl de geheele geleerde wereld zich beijverde Ibsen psycholo gisch te ontleden en diepzinnig te vertolken, den dichter te vinden ! Met welk een intuïtieve zekerheid gaf zij: het vizioen, het onsterfelijk deel, en niets dan dat. Wij, die slechts kenden: de huishoudster met het wit-wollen doekje om de schouders, wier misdadige toeleg in het degelijk predikantshuis ons burgerlijk verontrustte, hoe klein voelden we ons worden tegenover deze fan tastische gestalte, een vreemde, donkere vogel, te kwader uur neergestreken op het rotte nest van leugen en conventie. Romantiek, waarachtiger dan onze realiteit, een louteringsproces zóó aan grijpend, dat het begrip schuld" van kleur ver schoot. Tot op dezen dag brandt ze in ons, Duse's bekentenis van dit lijden-in-moordende-liefde, zoo als ze met haar hand aan de keel en het doodvonnis in haar oogen, de woorden eruit wurgde. Hoe ze de vrouw, die haar in den weg stond, den weg naar de beek had opgedreven. En hoe zij dat, naar haar aard en aanleg, had moéten doen. Eén stap, en dan nog een, en dan nog een...." Was dit Rebekka West? Wie wist het? Voor ons leefde een bewuste, verantwoordelijke mensch, nog, in haar schamelsten nood, schoon, en, in oprechtheid, monumentaal. Zoo lang het geslacht leeft, dat van deze mo menten de heugenis in zich omdraagt, en ervan getuigen kan, zoo lang is Eleonora Duse niet ge storven. Haar palazzo" aan het Canal Grande in Venetiëhet was al lang het hare niet meer, maar geen gondelier zou er u langs varen of met vereering in zijn stem wees hij het u nochtans aan: La casa della Duse". En als in dit legendarisch paleis, zal zij herleven in elke Magda", in elke Gioconda", in Rosmersholm" en in De vrouw der Zee", wie ook deze rollen vervult. Het is haar jongen vriend d'Annunzio eenmaal scherp verweten, dat boek vol droeve en bittere en schoone werkelijkheid, waarin la Duse, buiten de omlijst ing van het tooneel, de hoof d rol s peel t.... Maar nu zij daar neerligt, met haar grijze haren en gevouwen handen, in het aureool van haar kunst, wat zou het haar kunnen schaden? en hoeveel blijft thans ook daarin bewaard van dit roerend vrouweleven, in het vuur" gedoopt.... TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl