De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 3 mei pagina 3

3 mei 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2446 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE ONDERWIJSPOLITIEK VAN MINISTER DE VISSER Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. .Braakensiek MINISTER DE VISSER: Broeders en zusters, ik zal heden tot u spreken naar aanleiding van den bekenden tekst . . ." STEM UIT DE GEMEENTE: Bezint eer gij begint!" IN BELGIËvan 1914, maar vooral op de vierjarige overheersching van land en volk. Mij werd door een eenvou dig man verzekerd, dat wat het Belgische volk van 1914 tot 1918 had ondervonden van de Boches", veel erger was te verdragen dan de oorlogsdaden van de eerste maanden van 1914. Dat moet men in het oog houden, wanneer men de houding van vele Belgen wil begrijpen tegenover de Vlamingen, waarvan enkelen de hulp van den overweldiger hebben aanvaard om zich voldoening voor hun vroeger geschonden rechten te verschaffen. Wan neer men in Belgiëeens rondhoort, begrijpt men eerst recht goed, welkeen kwaad de Vlaamsche acti visten aan de zaak van hun volk hebben gedaan. De universiteit van Gent, de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië, de raad van Vlaan deren dat alles heeft zeer veel kwaad gedaan aan de rechtvaardige zaak der Vlamingen. Stellig waren vele Vlamingen, die de hulp der Duitschers aanvaardden ten bate van hun land en hun zaak, volkomen ter goeder trouw. Maar niettemin hebben zij zich zwaar aan hun vaderland, aan Vlaanderen zelf, bezondigd; zij hebben er trouwens ook zwaar voor moeten boeten. Erger is, dat daar door de Vlaamsche zaak zoo sterk heeft geleden; nog steeds moeten de Vlamingen vechten tegen de beschuldiging van landverraad, die hun van de overzijde wordt toegeslingerd. Zoo is de oude strijd van Vlamingen en Walen in Belgiëscherper en heftiger geworden door en na den oorlog. Hoe hoog de golven van veront waardiging en woede gaan in dien strijd, blijkt wel uit het pistoolschot te Leuven, dat ten slotte gelukkig geen ernstige gevolgen blijkt te hebben gehad. Maar zoo iets stemt toch tot nadenken; het moet vooral voor ons, Nederlanders, een ernsti ge waarschuwing zijn bij het vaststellen van onze Wie tegenwoordig in Belgiëreist, krijgt den sterken indruk van een land in wederopbouw. En zelfs kan men opmerken, dat die wederopbouw reeds groote vorderingen heeft gemaakt. Zeker, men vindt nog wel bouwvallen en ingestorte hui zen om Antwerpen, in Mechelen, in Leuven, aan de Maas. Maar veel meer is opgebouwd en ver nieuwd; men heeft blijkbaar de hand geslagen aan het werk zonder af te wachten wat van de Duitsche schadevergoeding zou terechtkomen. Zoo maken vooral de steden weer den ouden indruk van hier rustige, daar snelle bedrijvigheid; alleen ziet alles er vernieuwd en zelfs vejjongd uit. Blijk baar heeft Belgiëden sterkenden en stalenden in vloed van de verdrukking en den nood ondergaan; zijn veerkracht is misschien niet ongerept gebleven, maar toch blijkbaar bezig zich te herstellen. Men merkt nog iets anders op, dat met het vorige nauw verband houdt. De strijd heeft het volk het bewustzijn van zijn kracht en beteekenis hergeven; de overwinning heeft den Belg de overtuiging ge schonken van zijn militaire waarde. Het Belgi sche volk wil zich blijkbaar beschermen tegen aan vallen als die van 1914. Het is sterk gewapend; tegen n soldaat in ons land ziet men er tien in België. Dat is op zich zelf al voor Nederland een reden om niet te spoedig over te gaan tot ontwape ning zooals welmeenende idealisten en politieke vernuftelingen ons niet nalaten aan te raden. In Belgiëvertrouwt men Duitschland blijkbaar nog weinig. Diep steekt nog in de volksziel de haat tegen al wat Duitsch is. En merkwaardig is daarbij, dat die haat niet gegrond is op de eigenlijke oorlogsgebeurtenissen, den gruwel der verwoesting JOS. HARTOG Nobelstr. 28 UTRECHT Telefoon 1063 HOOFDSTEEG 17, ROTTERDAM Telefoon 3343 houding tegenover de Vlamingen. Het vraagstuk is veel minder eenvoudig dan het velen blijkbaar schijnt. Dat er tusschen Noord- en Zuid-Neder landers historische banden van beschaving bestaan, kan niemand ontkennen. Zeer verheu gend is het ook, wanneer tusschen Nederlanders en Vlamingen cultuurbanden worden aangeknoopt; hoe meer contact er ontstaat tusschen Noord en Zuid, hoe beter het voor beide partijen is. Maar daarbij is de uiterste voorzichtigheid ge boden. Want de Vlaamsche zaak is stellig een cultuurbeweging en als zoodanig onze volle sympathie meer dan waard. Maar die Vlaamsche zaak is daar naast en bovendien een der meest brandende vraagstukken van de binnenlandsche politiek van België. Wie zich van Nederland uit wil be geven in de Vlaamsche beweging en deze met zijn volle hart wil steunen, loopt groot gevaar in den binnenlandschen politieken strijd van Belgiëte worden betrokken. Dat kwetst de Walen, maar stellig niet minder de verstandige Vlamingen. Be moeiing van vreemdelingen met de binnenland sche vraagstukken van een land wordt altijd als onwaardig en pijnlijk ondervonden. Wat zoudt gij er van zeggen, werd mij eens te Brussel gevraagd, als de Belgen zich eens gingen bemoeien met de inrichting der universiteit van Utrecht?" Dat zouden wij nooit verdragen," antwoordde ik on middellijk. De conclusie ligt voor de hand ten op zichte van de hoogeschool te Gent, waarover wel meenende Nederlanders niet nalieten hun meening onbewimpeld ten beste te geven. Men zij dus uiterst voorzichtig met onze betrek kingen met Vlaanderen. De Vlamingen leven nu eenmaal binnen het gebied van den Belgischen staat, dien zij ook goeddeels aanvaarden en ook als hun vaderland beschouwen. Zij hebben nog lang niet alle rechten veroverd, waarop zij naar redelijkheid aanspraak mogen maken. Maar zij beschikken in het zeer moderne en democratische Belgiëover alle middelen van den staatsburger om hun inzichten te Brussel in het Paleis der Natie tot uiting te brengen. Schieten zij daarin te kort, dan is het aan hen zelf te wijten. Maar de hulp der Neder landers hebben zij daarbij niet noodig en die wenschen de besten onder hen ook niet. Daarom is het ook niet zonder gevaar steeds en overal van GrootNederland te spreken. Wie dien naamaanmuntten, hebben zeker aan niets anders gedacht dan aan een cultuureenheid. Maar het woord wekt in Belgiëbij de vijanden der Vlamingen gedachten en gevoelens op van politieke expansie van Nederland, waar van zelfs de schijn door ons ernstig moet worden vermeden. Nu nemen wij nog een oogenblik aan, dat een politiek contact van Nederland en Vlaanderen gewenscht is. Maar zelfs dat schijnt ons noch voor Nederland noch voor Vlaanderen winst, geestelijk of stoffelijk. Op gevaar af voor klein-Nederlander te worden gehouden, moeten wij toch vasthouden aan onze overtuiging, dat de geschiedenis van meer dan drie eeuwen hier een lijn heeft getrokken, die men niet straffeloos kan overschrijden. Het ont kennen van die scheidingslijn is roekeloos en lang niet zonder gevaar, omdat het gedachten kan op wekken wederzijds, die tot ernstige conflicten kun nen leiden. De veihouding van Nederland en Belgi is een veel te teedere zaak om met ruwe hand te worden verstoord. Dat doet men, bewust of onbe wust, door steeds en overal de klaroen te steken ter eere van Groot-Nederland. H. BRUT, M A N s Rinders' *"^SSS9^^^t^ t f ^^"*/ )^ Butterfly Bonbons Overheerlijke pikante ^ smaak

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl