Historisch Archief 1877-1940
?. No. 2446
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EEN AANSLAG
VAN DE REGEERING OP ONZE
VOLKSGEZONDHEID
De koepokinenting, op groote schaal en systema
tisch uitgevoerd, heeft een eind gemaakt aan de
dood en verderf verspreidende pokkenepidemieën,
zooals wij die in West-Europa nog slechts bij over
levering kennen. Wel wist men vóór de invoering,
" middelen tot voorbehoeding toe te passen, midde
len die hoofdzakelijk hierin bestonden, dat men
zich natuurlijke pokken bezorgde door besmetting,
op een tijdstip dat men meende dat de aandoening
nog al goedaardig was, doch vergissingen en tegen
vallers kwamen te vaak voor, dan dat deze methode
algemeen kon worden. Eerst toen op het eind van
de achttiende eeuw Edward Jenner zijne opmerk
zaamheid had gewijd aan het feit, dat de melksters
die toevallig met koepokken waren besmet gewor
den, in tijden dat de natuurlijke pokken woedden,
van deze ziekte vrijbleven, kon men tot een
algemeene toepassing van de onschuldige kunstbe
werking, bekend als vaccinatie, overgaan.
Om de gunstige gevolgen hiervan te beoordeelen
moeten wij de oude pokkenstatistieken bezien.
In 1796 stierven in 18 Duitsche steden nog 655,220
personen aan de pokken; in 1896 bedroeg dit getal
voor het gansche rijk 10. Hoe beter de bevolking is
ingeënt, hoe minder ziekte en sterfte men aan de
pokken registreert. De Zweedsche pokkenstatistiek
is te dien opzichte leerrijk. In de jaren 1792?1801
was het sterftecijfer aan deze gevreesde ziekte per
jaar minimum 58, maximum 512. In 1802 begon er
de stelselmatige inenting, het minimum werd toen
teruggebracht op 12, het maximum op 100. Aan
gemoedigd door deze uitkomsten heeft men aldaar
in 1817 de gedwongen inenting ingevoerd, in de
daarop volgende jaren waren de sterftecijfers uiterst
gering en in geen jaar gingen zij boven de 12 uit.
Men wil van zekere zijde wel beweren, dat niet de
vaccinatie, doende verbeterde hygiënische omstan
digheden de ziekte en sterftecijfers voor de pokken
hebben verminderd. Ongetwijfeld hebben betere
hygiënische voorzorgen hun invloed laten gelden,
doch dat hieraan uitsluitend de verbetering
is toe te schrijven, daartegen pleiten de feiten.
Sedert de invoering van de vaccinatie is de
pokkensterfte in verschillende groepen van de
zelfde bevolking verschillend. Zij is het laagst bij
de goedgeënte Joden, dan volgen de katholieken,
daarna de hervormden, terwijl zij bij de gerefor
meerden het grootst is.
Het verschil, door den invloed der goede vacci
natie teweeg gebracht blijkt ook duidelijk b.v. in
Zwitserland. De bevolking leeft er onder gelijke
hygiënische omstandigheden en het is merkwaar
dig, dat de sterfte aan pokken in de cantons waar
verplichte inenting bestaat, bijna niet voorkomt,
terwijl die cijfers in de overige cantons altijd nog
belangrijk zijn.
Het zijn niet alleen de sterfgevallen, die hier
als maatstaf kunnen dienen. Een aantal poklijders
worden door de ziekte voor het leven verminkt.
Terwijl men nu in het goed geënte Duitschland,
in alle blindeninrichtingen in 1923 het aantal
pokkenblinden op 0.7 pCt. kon vaststellen, be
droeg het aantal in Oostenrijk?Hongarije 9 pCt.,
in Bohemen 7,06, in Portugal 21,5, in Rusland
zelfs 28 pCt.
Het kan geen verwondering baren dat men in de
gunstige uitkomsten van de vaccinatie ten opzichte
van de bescherming der bevolking tegen dezen
geesel der oude tijden, in verschillende landen aan
leiding heeft gevonden, bepalingen te maken waar
bij de gedwongen inenting werd voorgeschreven.
Bij ons te lande heeft men het tot verplichte
vaccinatie niet gebracht, men heeft zich met den
indirecten vaccinatiedwang tevredengesteld, doordat
men in 1872 de bepaling heeft gemaakt, dat geen
kind de school mocht bezoeken, tenzij voorzien van
het bewijs, dat het de vaccinatie had ondergaan.
De uitwerking van dit voorschrift werd
vruchtdragender toen later de leerplichtwet werd inge
voerd en men dus zeggen kon, dat bijna zonder
uitzondering de kinderen in den leerplichtigen
leeftijd hier te lande waren beschut.
Men heeft echter van zekere zijde steeds tegen
deze zegenbrengende kunstbewerking agitatie
gevoerd, en toen gebleken was dat voor een enkel
kind, met name lijdend aan huiduitslag, de vac
cinatie niet zonder bezwaar kon worden verdragen,
is onder het ministerie-Kuyper de eerste verslap
ping van de wet tot stand gekomen. Dat men voor
de kinderen hierbovenbedoeld eene uitzondering
heeft geschapen, is natuurlijk; de wijze echter waar
op men dit gedaan heeft, toonde de neiging der
toenmalige regeering, om de vaccinatie in
discrediet te brengen. Men is zelfs zoover gegaan, dat
men achter pp het door den geneesheer aftegeven
pokkenbrief je, ter inlichting van het publiek, straf
bepalingen heeft laten afdrukken tegen den dok
ter, die het wagen zou van een enkel voorschrift
naar eigen inzicht af te wijken. Dit teekende reeds
de mentaliteit der regeering te dezen opzichte.
Er werd bij deze wijziging bepaald, dat een kind,
voor wie de vaccinatie schade zou toebrengen aan
de gezondheid, de school zou kunnen bezoeken,
mits twee geneesheeren hadden verklaard, dat de
inenting om gezondheidsredenen niet kon geschie
den. Op zich zelve levert deze bepaling geen bezwa
ren op. Niet vele kinderen komen er voor in aan
merking.
Op welke wijze heeft echter een deel van ons
publiek deze bepalingen misbruikt? Onder aanvoe
ring van drijvers en met medewerking van enkele
zwakke broeders uit het doktersgilde, heeft men in
sommige streken van ons land een heel groot
aantal kinderen ongeënt in de school weten bin
nen te smokkelen.
Thans heeft de regeering een nieuw wets
voorstel tot bestrijding der besmettelijke ziek
ten ingediend. De wijzigingen welke ten opzichte
van de vaccinatie worden voorgesteld bedreigen
onze bevolking met groote gevaren. Gelijk boven
werd gemeld, had reeds de onder het Ministerie
Kuyper tot stand gekomen verandering, tot ern
stige verslapping geleid. Zoo schandelijk is het
misbruik dat van deze bepalingen is gemaakt, dat
b.v. in sommige dorpen van Zeeland 50 pCt. van
de schoolbevolking niet meer is ingeënt. Met
karrevrachten en per georganiseerden autobus
dienst, worden kinderen gevoerd naar genees
heeren, die bereid zijn voor ieder kind te ver
klaren, dat de inenting schadelijk is. Hoe groot
het aantal kinderen in andere streken van ons
land is, dat door de bewuste bepaling niet
gevaccineerd op school gaat, is niet bekend.
Het nieuwe ontwerp maakt den toestand nu nog
wat erger. Art. 14 luidt: Indien het verzoek be
doeld in het vorig artikel, is gegrond op
gezondheidsbezwaar, moet daarbij zijn overgelegd een
onderteekende en gedagteekende, niet langer dan
drie maanden te voren afgegeven, verklaring
van n geneeskundige, dat blijkens door hem
persoonlijk verricht onderzoek de inenting voor de
gezondheid van den persoon, te wiens behoeve de
verklaring .is ingezonden, bijzonder gevaar ople
vert. De burgemeester geeft onverwijld een
gedagteekend bewijs van bezwaar af, dat niet geldig is,
vóór dat de inspecteur het voor gezien" heeft
geteekend.
Aldus blijkt dat n geneesheer bevoegd wordt
de verklaring af te geven. De Burgemeester moet
zonder kritiek of redres eene verklaring afgeven en
deze laatste wordt den inspecteur voorgelegd, die
haar naar het imperatieve voorschrift voor ge
zien" heeft te teekenen. Natuurlijk is door deze
voorschriften de controle op de juistheid van het
afgegeven attest nog onmogelijker dan vroeger.
Het is merkwaardig, dat de Hoofdinspecteur van
de Volksgezondheid op het Gezondheidscongres
mededeelde, dat zijne opvattingen omtrent dit
artikel anders zijn: een bewijs hoe slordig de
regeering met deze voor onze volksgezondheid zoo
belangrijke zaak omspringt.
De bepaling dat het attest slechts voor n jaar
geldt, kan de verwarring slechts vermeerderen. Als
voor alle thans niet ingeente kinderen, vermeerderd
met die welke er jaarlijks bij zullen komen,
telkenjare het verlof opnieuw moet worden aangevraagd,
zal dit een berg papieren doen geboren worden en de
controle op al die gevallen, gesteld dat die na wij
ziging van het wetsontwerp door de inspectie der
volksgezondheid zou worden uitgeoefend, zou niet
anders kunnen worden dan een wassen neus. De
inspectie beschikt daartoe om te beginnen al niet
over voldoende personeel.
Behalve deze vrijgestelden, schept het wets
ontwerp nu nog een nieuwe groep, die der
gemoedsbezwaarden. Niet allen die gewetensbezwaren
tegen de vaccinatie hebben, worden echter met
dezelfde tegemoetkomendheid behandeld. Alleen
zij die godsdienstige gewetensbezwaren doen
gelden, zullen worden vrijgesteld. Met welk recht,
moet worden gevraagd, kan een regeering, die
gewetensbezwaren als geldig verklaart, deze slechts
voor n groep erkennen, met welk zedelijk recht
mag zij de andere even eerbare negeeren? Deze
bepaling kenmerkt het geheele wetsontwerp als
een, dat niet uitgaat van hygiënische overwegingen,
doch als een dat met voorbijgaan van
gezondheidsbelangen, politieke tendenzen nastreeft.
De gewetensbezwaarde moet ieder jaar met twee
geloofwaardige getuigen komen vertellen op welke
gronden hij bezwaar heeft; de Burgemeester zal de
zuiverheid van deze bezwaren moeten beoordeelen
en alsof het nog niet erg genoeg is, bepaalt de wet,
dat de Burgemeester deze taak ook kan overdragen
aan een wethouder. Wie de toestanden op het platte
land kent, weet wat dit beteekenen gaat.
De regeering is zich wel bewust van de gevaren
waaraan zij onze bevolking blootstelt. Immers in
de memorie van toelichting veitneldt zij dat in
Engeland, waar de vrijstellingen ook worden ge
geven, sindsdien pokken veelvuldig voorkomen;
zij had er bij kunnen voegen, dat vele sterfgevallen
aan pokken aldaar worden geconstateerd.
Daarom tracht zij nu een correctie aan te
brengen door de bepaling, dat niet meer dan
n ten honderd van het aantal kinderen,
DIRECTEUR
In een der grootste Automobielbranche
te 's-Gravenhage wordt wegens uit
breiding een DIRECTEUR gevraagd.
Alleen kapitaalkrachtige personen
komen in aanmerking.
Brieven lett. J. B., Bureau v/d Blad.
dat in dat jaar voor het eerst tot scholen in de
gemeente wordt toegelaten, mag worden vrij
gesteld. Indien het getal grooter wordt, moet dit
ter kennisse van den Minister worden gebracht, die,
indien blijkt dat ten onrechte bewijzen zijn afge
geven, deze intrekt.
Alweer eene zeer onbeholpen redactie, want op
het congres, boven reeds aangehaald, bleek, dat
niet voor ieder vaststond wat hier onder scholen
moet worden verstaan. Tellen bewaarscholen,
middelbare scholen en dergelijken mee, of bedoelt
men hier alleen de scholen voor lager onderwijs?
De beperkende bepaling moet overigens waar
deloos worden geacht. Op het platte land heeft zij
geen beteekenis, daar in de kleinere dorpen deze
l ten honderd gewoonlijk nul zal zijn en in de
grootere plaatsen is de kans heel groot dat men
bij allen rompslomp deze bepaling zal kunnen
vergeten.
Maar bovendien, wat zal de regeering kunnen
doen, wanneer de bevolking van sommige streken
van ons land, daartoe aangevuurd door het
stesellmatig verzwakken van het geloof aan de noodzake
lijkheid-van de vaccinatie door de regeering zelve,
de vrijstellingen in grooten getale gaat vragen?
Zal dan de minister of diens ambtenaar, de harten
en de nieren van de geloofsbezwaarden gaan proe
ven en zal hij hier wél, daar geen vrijstelling gaan
geven? En zal de wetgever deze zaak mogen over
laten aan de beoordeeling en de overtuiging van
den bewindsman of den ambtenaar die op een
bepaald tijdstip toevallig in functie is? Dit kan
en mag in zulk een belangrijke zaak niet gebeuren.
Deze heele bepaling zal bovendien onuitvoer
baar blijken, er zal sleur komen en wij zullen na
eenigen tijd zitten met scholen met een slecht of
niet geënte bevolking. En ter wille waarvan moet
nu ons volk aan dit gevaar worden blootgesteld?
Leest men wat dr. Rijk Kramer over deze zaak
schrijft, dan kan men constateeren dat het aanne
men van bezwaren uit godsdienstige overtuiging
niet bestaat. Bovendien is er een groot verschil
met gemoedsbezwaren in andere zaken. In den
regel spreekt de gemoedsbezwaarde voor zich
zelve, hier belet hij, dat zijn kind wordt ingeënt
en het is wel de vraag of dit hem, als het door later
de pokken wordt aangetast, met alle gevolgen van
dien, dankbaar zal wezen. Hem en de regeering
die door hare maatregelen de poort tot deze ge
varen heeft opengezet.
Het is merkwaardig dat het juist de lieden zijn,
die onder het motto dat men God niet mag ver
zoeken, de Vaccinatie verwerpen, in zake bewape
ning van ons land een geheel tegenovergesteld
standpunt innemen.
Te hopen blijft dat vele leden der TweedeKamer,
ook die van rechts, zullen begrijpen, dat het offer
dat thans gevraagd wordt, te groot is. Ons volk
moet tegen dit wetsvoorstel, dat met volle bewust
heid van de gevaren die het met zich brengt, door
de regeering wordt ingediend, in beweging worden
gebracht.
April 1924
ABRAHAMS
Na het schrijven van dit artikel, verneem
ik uit zeer betrouwbare bron, dat de]
Nederlandsche Vereeniging van Roomsch Katholieke
artsen tot de Roomsche leden van de Eerste
en Tweede Kamer een vertoog richten, waarin
op de ernstige gevolgen van de aanneming van
het wetsontwerp wordt gewezen.
A.
SSóLU/ó
GEHEELE WOON
INRICHTING
DEN HAAG
NQDRDEINDE