Historisch Archief 1877-1940
12
-DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2447
Teekening voor de Amsterdammer" door
V. E. van Uytvanck
?f-,
l
v
i'
*>?
L
?t
Iturbi.
Huberman.
Het is in de laatste jaren bijna altijd zoo: als
men over muziek schrijft schrijft, men over vir
tuozen.
Die Musik offenbart nur die Herren Musiker",
hoonde Nietzsche reeds.
Steeds komt eerst de uitvoerende, in de tweede
plaats de muziek zelf.
Er is een kentering, ongetwijfeld. Er wordt een
nieuwe generatie musici geboren. Niet alleen
de omstandigheden doen de openbare
concertmarkt meer en meer verdwijnen, ook de mu
sicus is veranderd, past zich aan bij andere eischen,
andere voorwaarden van musiceeren, bij de nieuw:
werken der componisten, waaronder steeds min
der stukken voor het repertoire van de openbare
concert-vituozen voorkomen, zoodat deze meer
en meer gedwongen worden het oude repertoire
op te teren. Enkele pogingen om sommige moderne
compasities tot kabinet-stukjes om te tooveren
zooals Huberman onlangs deed met drie deelen
uit Debussy's Petite Suite", oorspronkelijk voor
piano vierhandig en door hem gearrangeerd voor
viool, met eigengerechtigde verplaatsing hier en
daarvan het melodisch accent, bewijzen slechts
de ondoenlijkheid en behalen hoogstens een opper
vlakkig succes bij het publiek.
Paul Bekker, de bekende Frankforter muziek
criticus constateerde het verschijnsel reeds, dat
voor de muziek het gewone begrip der openbaar
heid", zooals, dat van het concert", gelijk men
het in de dagbladen geadverteerd ziet, voorbij is,
dat zich een nieuw soort improvisatorische kunst
beoefening doet gelden, die aan de muziek een
speciaal cachet van kamer"-muziek geeft, con
certen waarop men muziek uitvoert en waarbij
men alle karakters van publiciteitsdoeleinden in
den zin van het gewone concertgeven zooveel
mogelijk vermijdt.
Of het ten onzent al zoover is, weet ik niet.
Maar het zal er wel heengaan zoo langzamerhand
en het is noodig dat de musicus eindelijk eens
verdwijnt achter de muziek, die hij speelt. Hij
heeft ^ich al lang genoeg laten hooren."
(Misschien ligt hier een initiatief voor het nieuwe
Concertbureau, dat zich bij den kunstkring
Voor allen" aansloot?)
Onze vroegere manie en vereering der virtuosi
teit heeft heel wat offers gevraagd, heel wat ta
lentvolle musici bedorven, heel wat nuttelooze
wonderkinderen op het podium gebracht. Van al
deze vroegtijdige begaafdheid blijft meestal niet
veel over. Sommigen sterven jong, anderen worden
doodgewone, zij 't dan knappe technici. Een enkele
slechts, zooals Bronislaw Huberman ontwikkelde
zich uit zijn aanleg van wonderkind tot een waarlijk
groot en demonisch kunstenaar. Dit geheele virtuo
zen-ras zal aan zijn eigen kunstmatigheid van uit
putting sterven. De Grieken constateerden reeds
dat de virtuoos altijd aan de spits van de decadence
eener cultuur stond.
Verbazingwekkend blijft het kunnen van sommi
ge concert-virtuozen zeker.
Onlangs kon men een merkwaardige Spaansche
pianist hooren, JoséIturbi, ongetwijfeld een wón
der-kunstenaar op de toetsen, spelend met een
kracht, en een vlugheid, waarvan men om valt.
Toch, veel meer dan verbazen deed deze virtuoos
eigenlijk ook al niet en nadat men eenigen tijd als
met ingehouden adem heeft toegehoord verslapt
onze aandacht voor een kunnen, dat zich te veel
herhaalt en hoogstens gespitst maakt op een hoe
vlug en hoe zeker zal hij dat nu spelen". Helaas;
enkele mooie prestaties, zooals de breede polo
naise van Chopin en het virtuoselijk licht gespeelde
en zeker getroffen Campanella" van Liszt niet
te na gesproken. Maar zelfs zijn Spaansche muziek
viel tegen. Ik hoor de Tnana van Albinez feitelijk
liever zooals Andriessen hem speelt al leken de
moeilijkheden voor Iturbi slechts katjes-spel".
Bij Huberman vindt men de aandoening, die
men met demonisch van nerveuse kracht" zou kun
nen omschrijven. Huberman^s een violist, die ah
hij zich zelf uitspeelt op zijn viool een geheele
aanverwante wereld in zijn spel weet te betrek
ken. Hij speelt en zijn spel schijnt onmiddellijk
bezield door een kracht, die hem spelen doet als
onder een occulten dwang, die uit zijn instrument
klanken oproept, die kreten worden, vioolstreken,
die gieren en snerpen als een storm van geesten,
bewogen door een demonische fantasie. De figuur
Huberman zelf is fascineerend onder dit spel,
fascineerend omdat het echt is, geen pose: zijn
spel heeft de geaardheid van het, mediumieke, is
stroom" te houden,en dieondertusschenbezigis orn
met zijn beperkte middelen zijn orkestje zoo ver
zorgd mogelijk de partituur te laten spelen. Men
ga luisteren !
Er wordt weer op zijn Italiaansch gezongen
met een hartstocht en een virtuositeit, dat het u
duizelt!
CONSTANT VAN WESSEM
l ENTOONSTELLINGEN
HENRI PRUNIÈRES
de lezingen hield over het Russische ballet
schier geen vioolspel meer. Het voert terug in de
magische sferen van Hoffmann's kapelmeester
Kreisler, herinnert aan de legenden der betooverde
violen.
Ja, Hubermann is een zeer aparte figuur onder
zijns gelijken. Hij heeft het moeilijk in beweging
komen der bezield spelenden. Soms is zijn spel heel
achteloos. Doch dan barst hij uit, de viool hoog
onder de kin nemend en na een vaak
snijdendscherpen inzet de geheele ruimte volspannend
met een geluid van huiveringwekkende smartelijk
heid. Zóó kan Huberman ook spelen. Zóó hoort
men zijn sonate van Cesar Franck en zóó hoort men
ook een Spaansche dans van Sarasate van hem.
Huberman behoort voor mij tot de violisten, die
men altijd weer hooren kan, omdat hij zoo weinig
academisch, zoo weinig van te voren bepaald" is
en zoo werkelijk.
Huberman had op zijn concert Zondagavond
in de kl. z. van het Concertgebouw aan het klavier
een partner, die mede genoemd behoort te worden:
Siegfried Schultze. Een uitstekend begeleider,
die er zelfs in slaagde met Hubermann's spel tot
een eenheid te komen.
Italiaansche Opera
De Hondt heeft zijn Italiaansche Opera weer
opgeslagen" in het Paleis voor Volksvlijt.
Men weet 't: de Hondt laat zijn zangeressen en
zangers, die hij zelf uit Italiëgaat halen, zingen in
Lucia? di Lammermoor", in Bohème", in II
Barbiere" in Trovatore", in Carmen", in
Rigoletto", enz, kortom in die opera's waar de stem en
de gezangkunst het middelpunt vormt en de rest
kan doen vergeten. Hij geeft ons stemmen te
hooren en meestal ook stemmen, die gehoord mogen
worden. Is een enkele keer zijn keuze wat minder
goed uitgevallen, toch wint De Hondt steeds het
pleit met een Mercedes Capsir een signora Zinetti
en hoe het puik der zoete kelen" uit Italiëverder
heeten mag. De Hondt weet overigens zeer goed
hoever zijn succes gaan kan en dat hij moet blijven
bouwen op de glanzende zangtechniek en het mooie
geluid en die opera's geven, die voor deze glanzen
de techniek en het welluidend zingen zijn gecom
poneerd. Hij zal b.v. geen Wagner-opera's laten
zingen of de Salome" van Strauss hoewel het
interessant zou zijn juist deze zoo door en door
Duitsche werken eens met zijn Italianen in de
bezetting te hooren. Zulk een experiment is inder
daad ook interessant gebleken bij opvoeringen te
Parijs in het theatre des Champs Elyssées, toen
een Italiaansche opera de Wagner-o pera's zong
en de Italianen alle italianismen, die in de muziek
van dezen Duitscher toch werden meegesmokkela
er met veel pathos uithaalden. Men zou verwonderd
staan hoeveel Italiaansche Schwung" zelfs uit
de Tristan viel te halen.
De Hondt is, zooals ik zei, zijn Italiaansche
Opera-maand weer begonnen. Hij geeft ons zijn
opvoeringen weer in een veelal model-bezetting
der hoofdrollen in de zangpartijen, en hij heeft weer
zijn beproefden en zeer kundigen dirigent Fratini
aan het werk om met zijn bekende geestdrift het
geheel, ook waar het wat bedenkelijk gaat op
I. LANOEVELD?DueouRcq, Frans Langeveld en
David Schulman; ERNST LETJDEN, te Laren.
GERM DE JONG, bij Mak te Amsterdam.
Er is realisme en realisme. Een dat zich met naieve
goede trouw aan de werkelijkheid houdt, zijn hoog
ste opgave ziet in het zoo dicht mogelijk naderen
daarvan en zich van het persoonlijke in zijn ver
tolking, ternauwernood bewust schijnt. Zoo was
het bij de oude Hollanders. Een ander realisme is
minder naief. Het kan niet buiten de werkelijk
heid maar hoedt zich met duidelijken opzet voor
een getrouwe reproductie. Het is voor niets zoo
bevreesd als voor het verwijt van onpersoonlijk
heid; zoekt het persoonlijke in alles behalve in na
bootsing en volstaat gaarne met een indruk" of
een analogie.
Beide schakeeringen hebben hun goed recht van
bestaan; men kan zelfs de laatste om haar bedoe
ling hooger aanslaan en meenen dat de
verwerkteverdroomde en in elk geval herschapen werkelijk,
heid het van de andere moet winnen. Maar zij is
onafscheidelijk van een zeer ernstig gevaar. Wie
er met de nabootsing niet komt, hij wiens persoon
lijkheid niet sterk genoeg is om in de reproductie
een eigen ik te bewaren, vindt een al te verleidelijke
toevlucht in de impressie of de expressie. Als ge
niet kunt boeien, gelukt het u al licht te verbazen.
Onze tijd werkt die oplossing in de hand. Er
was er nooit een waarin de onbegrijpelijke zooveel
kans had begrepen te worden, nooit een ook waar
in de kunstzinnige zoo bang was niet te begrijpen.
Elke uiting vindt wel ergens waardeering. Terwijl
vroeger de clatantste kunstenaars vergeten
stierven, heeft nu de bescheidenste mits hij voor
een eigenste" nopt in zijn werk zorgde na zijn
dood kans op een in memoriam.
Een verdienste vind ik het daarom van den heer
en Mevrouw Langeveld en den heer David Schul
man, dat zij in hun kunst volkomen zich zelf zijn.
Hun pad mag plat getreden zijn, zij nemen niet
den schijn aan ongebaande wegen te openen. Zij
zijn realisten van een beproefde soort. Zij schilde
ren landschappen en bloemstukken, naar de na
tuur", volgen die niet angstvallig, veroorloven zich
vrijheden, maar staan er vooral niet boven en
houden er zich aan. Geen van drieën bezitten zij een
sterke persoonlijke visie, maar geen van drieën
ook trachten zij die kunstmatig te creeeren. Hun
geduld is niet onuitputtelijk en hun hartstocht
brandt niet. Zij blijven aan de oppervlakte en alleen
in hun beste oogenblikken hebben zij kans te
ontroeren: Langeveld in een landschap met
roggeschoven bij Haamstede of een poort bij Zierikzee;
Schulman in een heiwerk of een enkel winterland
schap. Zij behooren tot dien breeden groep van
respectabele schilders wier beteekenis misschien
niet het minst hierin ligt dat zij de traditie hunner
kunst bewaren en die, doordat zij zich af en toe
boven zich zelve verheffen, het geloof in zich zelve
behouden. Men zou wenschen dat zij zich meer
concentreerden en minder en zuiverder produceer
den. Het is echter de vraag of de constellatie hun
ner persoonlijkheid hen daartoe in staat stelt.
Ernst Leyden, die in den kunsthandel van Lier
te Laren, grootende,3ls bekende werken exposeert
is sterker. Ook hij is in den grondeen realist, maar
hij wint het in durf, in hartstocht en in phantaisie.
Telkens schildert hij den uitkijk door zijn
atelierraam over de Loosdrechtsche plassen en in zijn
dunne, ijle, doorschijnende kleur en driftige schil
dering legde hij de ontroering vast. Zonder twijfel
ontbreekt het hem aan bezonkenheid en
beheersching. Hij belooft nog altijd meer dan hij geeft.
Maar hij wekt genoeg belangstelling om nieuws
gierig te doen zijn naar de uitkomsten van een
Italiaansche studie-reis.
Genn de Jong verwijdert zich meermalen het
verst van de realiteit. Zoover, dat de realiteiten
zich in zijn expressie verwarren. Wie de duinen bij
Schoorl afbeeldt als een hooggebergte en een
bloeiende kastanje als een pijnboom, streeft zijn
doel voorbij. Het beste in zijn schilderijen lijkt
mij de kleur en juist in zijn Schoorlsch landschap
is die fijn, rijk geschakeerd en bloeiend. Zijn laatste
studies uit de Pyrenaeën zijn vooral niet
belangrijker, maar hebben hetzelfde voordeel
En in een grooter dorpsgezicht heeft hij den
strakkeren bouw, den zuiverder vorm, het evenwicht
tusschen vorm en kleur dat men hem in elke zijner
kleurige uitingen zou toewenschen.
H E N N u s