De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 10 mei pagina 2

10 mei 1924 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2447 A K- ' r rr f . TjybGENQOf EN ' (i~^ i ' i . ,. i , , i , . ? i i , j BYRONIANA II DOMINUS DE BYRON" Snel en zeker werkend tegen Rheumattek Hoofd- en Zenuwpijn Verkoudheid Griep Influenza Ik heb hier niet te vertellen hce Mad Jack Byron, de wilde losbol met zijn onweerstaanbare pogen, toen hij eerst het hart had veroverd van de markiezin van Carmarthen, dochter van Lord Holdernesse, na haar dood uitging op een nieuwen bruidschat en wederom in Bath een bruid vond, bereid om haar lot met hem te deelen en haar for tuin aan zijn hoede te vertrouwen. Ook de afloop van dit Byroniaansche avontuur der Schotsche wees uit het trotsche geslacht der Gordons, ver want aan de oude koningsfamilie Sttiart, is te be kend om er lang bij stil te staan. De afloop! dat is de plompe weduwe met haar breed Schotsch accent en haar ongekuischte taal die met haar lamme zoontje, Oeordie Oordon Byron, zoo schriel mogelijk op kamers in Aberdeen samenwoont om uit te kunnen komen en haar hoofd als eerlijk mensen in het heelal op te houden. Een heldin misschien van aanleg, maar door het meedoogenlooze leven een ontembare feeks ge worden. Op een afstand, zei de wilde Jack, toen hij haar geheel kaal had geplukt, is zij nog zoo kwaad niet, maar om met haar samen te leven, dat zou geen apostel uithouden. Hij zelf had niets apostolisch meer overgehouden. Die kleine, verwaarloosde Oeordie met zijn verdraaiden rechtervoet, die maakte dat hij niet kon loopen als een ander mensch, en pijnlijk moest huppelen op gebogen teenen en hiel, zoolang als het was vol te houden ! De titel en de fami egoederen Newstead en Rochdale kwamen hem bij ?erfrecht toe, sinds zoon en zoonszoon van zijn ?oudoom, den vijfden Lord Byron, waren gestorven, maar de oudoom: de broeder van zijn grootvader, «de booze Lord gelijk hij werd genoemd, leefde in «onmin met de wereld en zijn gezin. Hij stond geen fiuït toe aan den kleine in Aberdeen. Deze was tien jaar (1798) toen het bericht in de stad kwam van den dood van den oudoom. Hij was nu Milord geworden. Zie ik er anders uit Moeder?" vroeg de jongen. Als den volgenden morgen in de stads grammarschool de namen van de leerlingen werden opgeroepen zij moesten dan: adsum antwoorden was het: Dominus de Byron ! De klasse hoorde het, er kwam een hoeratje los. Geordie stond op, maar hij kon zijn adsum niet spreken, hij barstte in tranen uit. Een gevoelig kind, niet echt Engelsen, met iets van een meisje in zijn aard en onberekenbare buien van woede, zooals ze ook bij zijn moeder voorkwa men. Hij scheurde zijn goed stuk als het niet paste; hij had Mrs. Byron zoo met haar japonnen zien doen. En trotsch, en op zijn eer als Lord gesteld! hij slingerde een zware schelp van den schoorsteen mantel naar het hoofd van een die hem in 't oor kneep, en toen men het wou vergoelijken als een ongeluk: neen, ik heb het bedoeld, zoo behandelt men geen pair. Die over het kind hadden te zeggen, spaarden zijn gevoeligheid niet, zij stelden haar, zooals 't gaat, graag op de proef. De stoere Schotsche meid, voor wie hij de psalmen moest opzeggen, pakte hem ruw aan en liet hem, met zijn schrikbeelden, expres in den donker slapen, hij zei geen woord en droeg zijn leed zonder vertrouwde; tegenover den kwakzalver die zijn voet martelde gaf hij geen kik, als een stoïcyn gedroeg zich het kind. Er was geen opvoeding, er bestond geen moeder, ook zij had er plezier in alle regelmaat in de war te sturen; Lord Carlisle, de toegewezen voogd van den jongen Lord kon niet tegen de bullebak op en trok voornaam zijn hand en zijn hart van den op groeienden jongeling af. Van zijn vroegste jaren af leefde deze in zijn gevoelswereld; er kon nog geen sprake zijn van iets wat in de verste verte op liefde geleek, toen een lief gezicht, een vriendelijke tegenwoordigheid hem reeds in verrukking bracht en droomen deed bou wen die jarenlang voor hem werkelijkheid bleven. Zi) volgden elkander op, zij gleden over elkander heen, zij weerkaatsten wat er met hem gebeurde ?en wat hij om zich zag, zij werden een deel van zijn persoonlijkheid. Die was grooter dan zijn eigen ik. Zijn moeder droeg met zich de erfenis van een Schotsch voorgeslacht dat de stormen van een leven had doorstaan, zoo tragisch rijk in weder waardigheden als nauwlijks een vorstenhuis kon evenaren; hij, Dominus de Byron, vertegenwoor diger van een ouden stam, had ook zijn erfenis te Togal-tabl. bij alle Apoth. en Drog. verkrijgb. dragen; neen meer, het verleden greep in het heden. Het stond nog voor hem als een levend beeld, hoe het Lot de Byrons in de wereld had afgezonderd, en hen tot iets aparts had gemaakt. Hij had het reeds gevoeld in de klasse van de grammarschool, toen, op het hooren van zijn titel, de kameraden een oogenblik waren teruggedeinsd en zich van hem hadden gescheiden, terwijl ze toch even hem toejuichten; hij had het niet kunnen uit drukken, wat bij hem opkwam, zijn gevoe! was overmachtig geworden.... De tijd van zijn derde groote passie was aange broken. Een brunette, zij van zeventien, vervuld van haar meerderheid boven een jongen van vijftien op den ondankbaren overgangsleeftijd waar grootschheid moet dienen om schuwheid te over winnen. Hij zocht en volgde Mary Chaworth ais haar schaduw, hij droomde haar zijn bruid; er was een betrekking tusschen hen, niet alleen om eenige verre verwantschap, niet alleen om de uit gestrekte bezittingen in de nabijheid van Newstead Abbey waarvan zij de erfdochter was, maar ook om de bloedveete die er heette te bestaan van Byron en Chaworth, sinds het tweegevecht tus schen den vijfden Lord en den Chaworth waarvan Mary een achternicht was. Moest men het een duel noemen, was het niet eer een moord? Het is een van de opzienbarende rechtszaken in het Engeland der achttiende eeuw geweest. De publieke opinie was tegen den boozen Lord. De coroner, toen hij zijn oordeel gaf over het geval, verklaarde hem schuldig aan wiljul murder, hij werd naar de Tower gevoerd en het nof der pairs in Westminster zou uitspraak doen. The trial of William Lord Byron. Baron Byron of Rochdale, for the murder of Williim Chairori/i, sq. be/ore the House ot Pcert, in Full Parliarnent, geeft volledig verslag van het geding. Men ziet daar de leden van het Hoogerhuis in volle statie uit hun vergaderzaal opkomen naar WestminsterHall en het binnen leiden van den beschuldigde door den cipier die naast hem blijft staan met de blanke bijl in de hand. Het onderzoek geeft een duidelijke voorstelling van het gebeurde. Op een der wekelijksche clubdiners in Londen van de groote landheeren in Nottinghamshirc Januari V/65 is de tijd loopt het gesprek over het geliefde onderwerp", het wild op het land. Lord Byron beweerde dat de beste manier om het wild te bewaren was om er geen oog op te houden. Chaworth kwam daartegen op; alleen door strikt de maatregelen tegen de stroopers te handhaven kon men van zijn wild op het land zeker zijn. Als bewijs verklaarde hij dat er alleen op zijn land en dat van een buurman wild was te vinden. Lord Byron verlangde daarover een weddenschap aan te gaan en vroeg wat dat voor land van den buur man was. Als ge het wilt weten, vraag het hem dan zelf, hij woont in Dean Street, en mij kunt ge vin den in Berkley Row. Men ziet de twist opkomen tusschen den Lord die zich graag wil laten gelden en den landcdelman die hem wi! neerzetten. De overige gasten brachten toen het gesprek in een andere richting. Men bleef nog een uur bijeen, en was niet verhit. Bij het heengaan ontmoetten Chaworth en By ron elkander op de trap. Ik wou u spreken, zeide Milord. Zij vroegen een kamer aaneen bedien de; die liet hpii binnen met een vetkaars in een donker vertrek en zette den blaker op tafel. Het zal goed zijn de deur te sluiten, zeide Cha worth, niemand hoeft ons hier te beluisteren: en hij ging op de deur af. Toen hij zich omdraaide zag hij Lord Byron die aan zijn degen trok. Hij vertrouwde hem in 't geheel niet en daar hij het wapen in volle meesterschap hanteerde, bracht hij zijn tegenstander op eens een stoot toe die doodelijk zou zijn geweest, wanneer hij den degen bij 't onzekere licht niet in zijn wambuis, in plaats van in zijn lichaam had gewoeld. Chaworth was overtuigd den ander voor goed te hebben getroffen. Maar Lord Byron verkortte zijn armpositie en bracht zijn vijand een diepe wond toe in den buik, waarvan het dadelijk bleek dat Chaworth haar niet kon overleven. Toen men op het geluid van de bel in de kamer kwam waren de tegenstanders nog in elkanders armen gekneld, alsof ze elkander wilden ophouden. Oe ziet dat ik moed genoeg had; is het niet alles naar den regel gegaan? zeide Lord Byron. De dokter verscheen, dien eigen nacht overleed William Chaworth. Hij had den tijd gehad, den eersten stoot toe te brengen. Eenstemmig bijna spraken de Pairs het oordeel: Mot guilty ot' murder, but guiltyof manslaughter, upon my Honour". Een paar zeiden enkel: ,,Not guilty". Om zulke nietige reden van een clubtwist en een clubbravade gingen twee menschenlevens te loor, want ook het leven van William, den vijfden Lord, was verbitterd; de bijzonderheden van zijn ver eenzaamd bestaan zijn te bekend om ze hier te her halen. En op den achtergrond van Georgej Byrons, zesder. Lord, gevoelsverbeelding waart ook" zulk een eenzame rond door den geweldigen greep van het Lot geslagen, die een gestalte zal krijgen, wan neer de menschen hem hebben verlaten en in de ijzige wereld zijn gedachten teruggaan tot Mary Chaworth. Maar nu hier in dezen tijd van z'n zestiende jaar en van zijn jongens passie is 't het romantische van de lamilievecte dat hem aantrekt, hij hult zich in wat mysterie omdat de portretten aan den muur hem bedreigen en moet zich laten overhalen om in Annesley Hall's nachts te blijven logeeren en laat zich door Mary's vriendelijkheid koesteren, de lamme jongen"'die op bals in een hoek moet blijven zitten wanneer de gevierde erfdochter van Annesley zich amuseert. .. . Totdat hij zich thuis begon te gevoelen opschoot in Harrovv en zijn vrienden en ^enooten om zich verzamelde en van Mary die haar hart aan een ander had gegeven een hoog afscheid nam. Hij moest een eerste kunnen zijn onder de menschen, zei hem zijn eerzucht, hij die van ,,de oude baron nen" afstamde. En hij ging naar de Hooge School van Cambridge en leidde een roezig studenten leven, en gaf zijn bundel gedichten uit en werd gepre/en.... Daar kwam in 1808 de kritiek van de Edinhur^h Review over de Ilours of Idlencss. hij was twintig jaar hij las het fel vernietigende, gemeengiftige schrijfsel van Brougham. Een vriend kwam zijn kamer binnen, toen hij het nummer der revue nog in handen had; toen hij opkeek vroeg deze ontsteld over het wilde wraakgierige gezicht dat hem aanstarde- Wat is er, hebt ge een uitdaging gekregen Byron?" Dominus de Byron zou op zijn tijd de uitdaging beantwoorden. Het volgend jaar was hij meerderjarig, hij zou zijn plaats innemen in het Huis der Pairs. Niemand begeleidde hem daarheen. Zijn voogd Lord Car lisle, een groot Heer, hield zich achterwege, hij zag neer op zijn onbeduidenden bloedverwant. In een teege zaal was het een kille ceremonie. Niemand begroette als een gelijke den jongen aankomeling, den Dominus Byron. Diep neergeslagen trok hij naar Newstead Abbey. W. G. C. BYVANCK ROOKT Sl-FA-KO'S El Gusto" SUMATRA 10 cent Jozef Israels" VORSTENLANDEN 8 cent AMSTERDAMSCH HANDWERK. Verkrijgbaar bQ illa voornam* Sigaranwlnkelitrs,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl