Historisch Archief 1877-1940
No. 2448
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
Dramatische Kroniek
Adama van Scfieltema.
Naast het afscheidswoord van prof. Prinsen
aan den oorspronkelijken dichter en essayist,
vraagt de tooneelrubriek dankbaar den vertaler te
mogen herdenken van Goethe's Faust" en van
Ibsen's Peer Gynt", arbeid van hooge waarde
voor ons tooneel, waarvoor Adama van Scheltema
de gaven bezat en dat had hij met de klassieken
gemeen de liefdevolle, geduldige werkkracht.
In zijn veelzijdig en fantastisch
kunstenaarsléven 'heeft het tooneel hem telkens getrokken,
zonder dat daarbij altijd zijn beste vermogens
bleken. Van een dichter van zijn hoedanigheid
verwachtte men onwillekeurig werk van hooger
vlucht en het kan zijn, dat een wellicht wat
te hoog gespannen eisch tot teleurstellingen heeft
geleid, die hem bij tijden van het tooneel vervreemd
den en ook invloed uitoefenden op hetgeen hij im
pulsief, en zonder dat daarin veel fond of lijn te
erkennen viel, over de dramatische kunst en
haar beoefening in Nederland schreef.
Maar de Faust-verwezenlijkingin onzen Schouw
burg, in de Nederlandsche taal, is voor een groot
deel mede zijn werk geweest en waar deze op
voering tevens ten getuigenis staat van een bloei
periode in onze tooneelkunst zooals we er vooreerst
geen tweede zullen beleven, daar krijgt dit aandeel
een des te grooter beteekenis. Welk een heerlijke,
maar ook welk een drukkende taak moet het hem
geweest zijn, dit werk, waarop de wereld staart,
op te nemen, Goethe's ongenaakbaren geest
schrede voor schrede te naderen, het te zien wor
den in een nieuw licht, in het vertrouwelijk licht
van onze eigen taal. Meer dan zesenveertighonderd
versregels ! Wat daarvan geslaagd mag heeten,
wat erop aan te merken mag zijn, Adama van
Scheltema volbracht die taak en schonk er ons
tooneel een schat mede, waarvan de waarde zal
blijken aan elk geslacht. Dat Goethe's Faust"
eenmaal op een hoog plan op ons tooneel is kunnen
gebracht worden, dat het werk er geleefd heeft voor
duizenden, in het roode W. B.boekje in hoeveel
handen zagen we het in die dagen ! lag het fun
dament. Thans staat het naast het oorspronkelijk
werk op de boekenplank, als een altijd bereide tolk,
en als,herinnering aan de meest verheven uren
in den Nederlandschen schouwburg doorgebracht.
Adama van Scheltema heeft er zijn tol aan het
tooneel, dat hem lief was, mede betaald. En wan
neer de tijd nog eens rijpt voor Peer Gynt" op
het plan waarop ook deze, soms genoemde
Noorsche Faust" behoort dan zal niet meer als in
de dagen van leven en strijd onze eerste vraag zijn:
hoe heeft Adama van Scheltema zich ook van deze
opdracht gekweten, benaderde hij overal den geest,
en was zijn rijmwoord altijd raak? dan zal
ieder slechts in genegen erkentelijkheid den te
jong gestorven dichter gedenken, die dezen
nederigen arbeid, waarvan niemand kan vermoeden
hoeveel stille worsteling hem regel na regel heeft
gekost, als een schoone nalatenschap liet aan het
Nederlandsch Tooneel.
N. V. COMOEDIA, Anders, door Eugène O'Neill.
De tooneelschrijver O'Neill heeft in Amerika
de Mededeelingen" van Comoedia No. 15 lich
ten ons daaromtrent uitvoerig in meer naam dan
wij hem, op grond van een stuk als Anna Christy"
en thans het kleiner werk in twee bedrijven An
ders", vooralsnog zouden durven toekennen. Het
gegeven, dat in een novelle tot zijn recht zou kun
nen komen, is niet alleen dramatsch onbeholpen
uitgewerkt, het dunkt mij ook als litteratuur louter
theorie gebleven, gewrongen, en met de proef
op de som onwaarschijnlijk en onwaar. Naver
teld, wint het en heeft het eerste bedrijf, op de
zelfde wijze als bijv. Mademoiselle Bourrat",
eenige historische waarde in de teekening van het
jonge meisje" van omstreeks 1890 en de snelle
evolutie, welke het maagdelijk kuischheids-ideaal
sindsdien doormaakte. Emma Crosby is de jonge
dame" van haar tijd, zpoals la Garc.onne"de jonge
dame is van dezen tijd, n.I. een uiterste der soort
in de impasse van het, tot theorie en tendenz ver
stard vrouwelijk zelfbewustzijn. Het jonge meisje
van 1890, dat zichzelve in de hoede der conven
ties rein" hield, stelde aan den man, met wien zij
in het huwelijk zou treden, in haar hart eveneens den
eisch der ongereptheid. Dat desniettemin ook de
ietwat-gerepten op hun beurt in aanmerking kwa
men, dankten deze aan de stilzwijgende overeen
komst tusschen de vaders, broeders, zonen, en
schoonzonen, die elkander de hand boven het hoofd
hielden, terwijl de moeders, dochters en verloof
den het sexueel probleem ook nog niet inde conver
satie van den dag hadden opgenomen.
Emma Crosby, met haar verbeelding ontgroeid
aan het gezin van walvlschvaarders, waarin zij leeft,
is wat dit betreft een meisje van stand". Zij voelt
zich anders". En ook den man, die haar liefheeft,
Caleb Williams, droomt zij zich anders" dan haar
weinig delicate omgeving, alleen al om het feit dat
hij bestemd is haar echtgenoot te zullen worden.
Voor dit, goedkoope liefde-romans verslindend
kind uit de volksklasse bestaat geen nuance
tusschen de edele behoeften dezer romantiek en
de slechtheid" van het leven daarbuiten. Haar
tijd wist van geen schipperen op het punt van
de officiëele moraal. Emma is zuiver in de leer,
zij weet niet beter of haar conventies zijn haar
natuur. Wat gebabbel van het scheepsvolk, waar
uit zij gewaar wordt dat ook Caleb, haar Caleb,
nmaal, op een zijner verre reizen zondigde zij
het onder verzachtende omstandigheden want het
was een Neger-Eva, hem vóór de kust van een
verrukkelijk eiland, waar alles ook alweer anders"
was dan een meisje aan den anderen oever ver
moedt, voor de grap in de armen gevoerd, en hij
bezweek slechts uit piëteit voor de natte dame,
die door de golven tot hem zwom.... ? is haar
voldoende om de verloving te verbreken Zij zal
na deze catastrophe harer illusies omtrent de
mannelijke standvastigheid, ongehuwa blijven,
niettegenstaande Caleb, berouwvol en redelijk, haar
trouw belooft tot in den dood.
Dertig jaar springt de onhandige tooneelschrij
ver over om ons te toonen hoe het deze
Vestaalsche verging, en hoe Caleb inmiddels ter walvisch
voer Het bloed kruipt waar het niet kan gaan,
en, waarlijk, deze zielige verwording van een zedig
meisje in een mallotige tante" van Caleb's jongen
neef, zou aangrijpend zijn geweest indien wij in
deze menschen hadden kunnen gelooven, en wan
neer er tusschen dit eerste en tweede bedrijf een
derde had gelegen, waarin ons de wraak der ver
krachte vrouwelijke natuur geleidelijk was getoond.
De grofste middelen moest de auteur thans aan
wenden om ons den ondergang als voldongen feit
te doen verstaan, zonder dat hij ons van iemand
of iets overtuigt.
Ongetwijfeld heeft hij het fijner bedoeld,
de figuur van Caleb staat daarvoor borg. Niet
omniet koos hij voor den eeuwigen minnaar van
Emma Crosby een stoeren zeeman, zwijger van
aard, en stug bij wanbegrip. Maar juist naast de
zen moeilijken man had het meisje, wier arm hartje
in het keurslijf harer virginiteit dertig jaar
vergeefs wacht op het verlossend woord van den
sterkste", in haar bekrompenheid ontroerender
geschetst moeten zijn. Het weerzinwekkend too
neel met den jongen neef, die het ongelukkig schep
sel na deze dertig jaren opvrijt om geld van ha#r
los te krijgen, zou dan vanzelf naar den achter
grond verschoven zijn, en de plotselinge zelfmoord
van Caleb, van wien wij thans moeilijk kunnen
aannemen dat hij zijn illusie in deze caricatuur
van een meisje" eerst verloor op den dag waar
op zij hem haar voornemen: met hst min sujet te
zullen trouwen, trachtte wijs te maken, zou als
wanhoopsdaad van een karakter dat jarenlang
in de eenzaamheid zijn ellende opkropte, beteekenis
hebben gekregen. Het geval is belangwekkend,
want representatief en universeel voor den tijd
waarin het speelt, maar de uitwerking laat vrijwel
alles te wenschen.
De zwakke indruk lag ongetwijfeld ook aan de
vertooning, die vergrofde en weinig stemming had.
Wij kunnen niet weten hoe de atmosfeer is in een
gezin van walvischvaarders in Nieuw-Zeeland,
waar de mannen dagelijks kampen met de golven
om het monster van de zee en de gedachten der
vrouwen gisten, maar ongetwijfeld zal het er
anders" zijn dan in de opkamer van onzen kruide
nier. Wat mevrouw Lobo-Braakensiek uit de
weinige gegevens van Emma Crosby maakte, was
op zichzelf boeiend en knap, althans in het tweede
bedrijf, het eerste lag haar niet, het neuswijs fi
guurtje miste daar het aureool der
jonkvrouwelijkheid. Maar de lugubre caricatuur in II, met het
prachtig spel der recalcitrante magere handen,
zou in een werk van Strindberg van treffende wer
king zijn geweest en het lag aan het stuk, waarbij
ook de grime wat te sterk was aangezet, dat dit
spel hier niet overtuigde. Het verband tusschen
het jonge meisje van I en het oude meisje van II
ontging ons. Dichter bij de bedoeling bleef waar
schijnlijk Lobo, uiterlijk meer een dorpsouderling
dan een zeeman, maar in soberheid gevend:
gedachtenleven achter stil masker. Waar echter
mevrouw Lobo zoo sterk naar het groteske neigde,
had ook hij, terwille van het evenwicht, de fi
guur van Caleb in grooter afmetingen moeten op
zetten. In de rol van Caleb's zuster Harriet, de
vrouw, die in tegenstelling tot de dwepende Emma
de realiteit van het leven aandurft, trof Mevrouw
van Kerckhoven den toon, waarachter men het
woelige, wisselvallige en zware bestaan dezer een
voudige menschen vermoedde. De overigen bleven
tooneelvisschers.
Het bekoorlijk stukje van Duvernois Alleen"
dat ook nog zal winnen bij fijner spel de jonge
dichter behoeft in zijn huiselijkheid niet onsmakelijk
te worden?besloot geestig en hartelijk den avond.
TOP NAEFF
FOLKLORE!
Teekeningen voor de Amsterdammer" door
Qeorge van Raemdonck
(Uit het verslag over 23. Keuringdienst.)
Men treft nog winkels aan waar zich bed
steden bevinden met zieken er in".
r.
Thans wordt volstaan met de melk te laten
zeven, opdat het vuil er zoo kort mogelijk in blijft".
J ~ -tf^ _.. l
^Trpwi^f
Bij onderzoek, bleek de samenstelling
worst over het algemeen slecht".
der
,,Roggebrood kneden'met de voeten, de man
in de onderkleeren, komt nog al eens voor."