De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 17 mei pagina 4

17 mei 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2448 AMSTERDAMSCHE BIJZONDER HEDEN IV l HET MIDDEN-DAMTERREIN De kwestie van het braakliggende terrein aan de oostzijde van den Dam tegenover het Koninklijk Paleis is nog steeds aan de orde en zal dat nog wel eenigen tijd blijven. Het ligt voor de hand, dat het bestaan van zulk een omheinden poel midden in Amsterdam en aan het voornaamste plein der hoofdstad meer en meer ergernis moet geven in breede kringen der burgerij. Evenzeer is het verklaarbaar, dat die ergernis zich uit in den reeds meermalen geuiten wensch om den poel te dempen en met de zoo ontstane vrije ruimte den Dam te vergrooten. Intusschen moet men daarmede wel voorzichtig zijn. Wij willen nu r.iet eens spreken van de materieele waarde van dit terrein als bouwgrond; voor de gemeente zou de aanleg van een pleintje hier een zeer belangrijk verlies beteekenen, wat in dezen tijd van kwalijk slui tende begrootingen toch waarlijk geen zaak van ondergeschikt belang is. Maar deze belangrijke factor bij de beoordeeling van de Damkwestie willen wij ter zijde laten en vooral den nadruk leggen op het vraagstuk van het stadsschoen, dat hierbij van zelf te pas komt. Men weet, dat de tegenwoordige aanleg van deze omgeving is geprojecteerd nu reeds weer vele jaren geleden door de Raadhuis?Dam-commissie. Zij is destijds zeer radicaal te werk gegaan. Zij heeft het geheele complex van huizen en straten tusschen Dam, Rokin, Warmoesstraat en Damrak afgebroken en geheel nieuw getraceerd; zoo is aeze buurt geheel veranderd en geheel nieuw geworden. De bebouwing is, nadat de nieuwe straten waren aangelegd, vlot van de hand gegaan; alleen het middenterrein ligt nog braak. Dat middenterrein is indertijd door de commissie ,natuurlijk grondig bestudeerd. Het spreekt van zelf, dat ook de vraag onder de oogen is gezien, of dit terrein onbebouwd moest worden gelaten, ten einde aldus te komen tot een vergrooting van den Dam. Bij de beraadslaging bleek al spoedig, dat het verkeer hier geen plein eischte, maar wel breede, toegangswegen, die dan ook werden ge projecteerd. Als onderdeel van den grooten boulevard dwars door Amsterdam, waarvan ? "vroegere geslachten droomden, bekoord als zij ?waren door Parijs en Brussel, was dit pleintje «venmin meer noodig. Afgescheiden van de vraag ?of zulk een boulevard van het Centraal Station iot het Muntplein eigenlijk wel uit een oogpunt ?van Amsterdamsen stadsschoen toelaatbaar was, ih?t geheele plan is thans onuitvoerbaar geworden. '.Sedert Berlages beurs, de Bijenkorf en de Industrieele Club zijn gebouwd, is het vraagstuk van den grooten boulevard van de baan. Zulk ein breeden verkeersweg heeft Amsterdam dan ook stellig niet noodig. Maar daarbij komt iets arders. Het is niet alleen niet nooaig het Damterrein in het belang van het verkeer onbebouwd te laten, het is ook uit een oogpunt van stedebouw bepaald beter het te bebouwen. Er is n argument van aesthetischen aard, dat legen de bebouwing pleit: het is dit, wat iedereen kan opmerken, dat het gezicht op de breede massa van het monumentale paleis belangrijk beter wordt door de niet-bebouwing. Maar dat argument, belangrijk als het is, is ook het eenige. Overigens is niets tegen de bebouwing in het midden te brengen uit het oogpunt van stedebouw. Men stelle zich eens op de kaart het plein voor, dat door niet-bebouwing zou ontstaan. Het ware een Dam van zeer grilligen vorm, waarvan de afgesloten huizenrij op allerlei Vijgendam omstreeks 1770. (Aquarel vermoedelijk van J. Schouten). Dam met Commandantshuis in 1913 wijzen werd onderbroken door veel te breede toegangen. Men behoeft den tegenwoordigen toe stand maar eens goed in zich op te nemen om tot de overtuiging te komen, dat hier van een gesloten plein, van een mooi afgesloten stadsgezicht geen sprake zal kunnen zijn. Bijna nergens zou het oog van den beschouwer hier de rust vin den, die een goed gesloten stadsgezicht zoo buitengewoon aantrekkelijk kan maken. En wat het ergste is en den nieuwen Dam geheel zou bederven is dit, dat wij hier een plein zouden krijgen dat door een zeer drukken verkeersweg in twee zeer ongelijke helften zou worden ver deeld. Op zich zelf is het al leelijk, dat een ver keersweg over een plein voert zonder met dat plein eenig organisch verband te houden; maar hier zou het dubbel ernstig zijn, daar door den verkeersweg Damrak?Rokin een soort slop, zij het een zeer groot slop zou ontstaan, dat weinig aantrekkelijks zou hebben. Maar dit alles is toekomstmuziek en misschien nog niet eens. Wij denken bij het zien van het midden-Damt'errein ook aan den ouden toestand, waarvan wij de laatste resten nog hebben gekend. Want wij staan hier weer op ouden historischen bodem, letterlijk en eigenlijk, in oud historisch water. Want hier lag de dam in den Amstel, waaraan onze stad haar naam he-ft ontleend. Wij hebben onlangs over dien dam gesproken en de waarschijnlijkheid uitgesproken, dat hij in het begin der dertiende eeuw reeds bestond. In dien dam zal zich van oudsher een sluis hebben bevonden, zoowel voor de doorvaart als voor de afsluiting. Zulk een sluis is er ook nog in veel later tijd, als deze buurt de Vijgendam heet, waarschijnlijk omdat daar in de buurt in het begin der zeventiende eeuw vijgen zijn gebruikt als dempingsmateriaal. Toen was de toestand ook in ander opzicht reeds zeer veel veranderd. Wat oorspronkelijk stellig een open sluis is geweest, werd later een overwelfde doorgang. Reeds in de middeleeuwen wordt melding gemaakt van huizen, die op de sluis staan; blijkbaar kwam men ruimte voor huizen in de stad te kort. Trouwens huizen op over welfde bruggen en sluizen zijn oud tijds alles behalve zeldzaam; men denke aan Londonbridge en aan den Rialto te Venetië. In het begin der zeventiende eeuw ging men nog verder. Men ging het gewelf aan zienlijk verlengen, toen aan het Rokin de beurs en aan het Damrak de vischmarkt werd gebouwd. Het is bekend, dat in 1622 een komplot werd ontdekt om van onder het gewelf de beurs in de lucht te laten vliegen; dat is het befaamde buskruitverraad, dat, naar het heet, door een weesjongen zou zijn ontdekt. Sedert werd de doorgang afgesloten, die trouwens wel niet veel di;nst meer als vaarwater zal hebben gedaan. Reeds in de'zeventiende E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 eeuw stonden er ook huizen naar de zijde van den Dam. Oude prenten leeren ons,datdaarreeds toen, zooals de deftige off icieele term luidt, gelagen wer den gezet. Zoo was het ook nog in de achttiende eeuw. Er werd toen om in den zomer de bezoekers te beschutten voor de felle westerzon, een zeil voor deze herbergen gespannen; men sprak toen van het huis onder het zeil. De naam bleef bestaan, toen de stad in de tweede helft der achttiende eeuw op deze plaats het kleine paleisje bouwde, dat werd bestemd tot woning van den kommandant der stad. Dat kommandantshuis, dat wij allen nog hebben gekend, flankeerde met zijn statige, eenvoudige vormen op inderdaad gelukkige wijze het majestueuse stadhuis. Het kommandantshuis, dat in den loop der negen tiende eeuw voor allerlei doeleinden is aangewend, is in verband met den nieuwen aanleg van den Vijgendam en omgeving, een tiental jaren ge leden afgebroken. Het probleem, wat op die plek moet komen te staan, is zeer moeilijk, veel be zwaarlijker dan toen de stadsbouwmeester het kommandantshuis stichtte. Want de Dam is geheel van karakter veranderd en het is de vraag, wat met dat nieuwe karakter in overeenstemming is. Maar hoe dat zij, laat ons hopen, dat op de oude plaats van de Amstelsluis en het kommandants huis een gebouw wordt opgericht, dat een waardig pendant wordt van Jacob van Campens stadhuis, nog altijd de glorie van ons oude Amsterdam. H. B R u o M A N s. Al/ ZOOWTIO OOOCL PCVOfuPE. I hDKhrtD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl