Historisch Archief 1877-1940
No. 2448
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het midden-damterrein, zooals het er thans uitziet
DE WONINGPOLITIEK IN
NEDERLAND
(Uittreksel uit een rede gehouden op 12 Mei in
de Sorbonne te Parijs voor de Centre d'Etudes
Franco- Hollandaises".)
De toestand van de woningpolitiek in Neder
land is niet verheugend. Indien de stelling, dat
maatschappelijke vooruitgang zich niet beweegt in
rechtopwaartsche lijn, doch in golvingen opwaarts
en neerwaarts, nog bewijs behoefde, dan zou de
stand van de woningpolitiek in Nederland en voor
al haar vooruitzichten in de naast liggende toe
komst deze bevestiging leveren.
Er waren er onder ons, die omstreeks 1919 en
1920 geloofden, dat het in het economische stelsel,
dat wij het kapitalistische noemen, toch nog in
een bepaald land mogelijk zou blijken om een vol
doend aantal passende woningen te brengen onder
het bereik van dat deel der bevolking, dat wonin
gen noodig had. In het bereik dus van het deel der
bevolking, dat niet vermocht uit individueel in
komen in de individueele woningbehoefte te voor
zien.
Het beginsel, dat aan onze Woningwet 1902
ten grondslag ligt, is om woningvoorziening
tot overheidszorg te maken. De Woningwet was
een uiting van de erkenning, dat in ons econo
misch stelsel het verschijnsel zich voordoet, dat
een deel der bevolking niet in staat is door arbeid
zich een zoodanig inkomen te verschaffen, dat
naast de kosten van de andere matig gehouden
levensbehoeften de kosten van een woning, aan
matige eisenen voldoende, kunnen worden betaald.
Ook van het verschijnsel, dat het particulier ini
tiatief in deze woningbehoefte niet regelmatig
vermag te voorzien.
In Nederland, zooals in sommige andere landen,
is het niet voldoende goede wetten, wetten aan
welke goede beginselen ten grondslag liggen, te
maken. Zij moeten ook nog worden uitgevoerd.
Komen goede wetten al niet snel tot stand, het
duurt in den regel nog iets langer eer goede wetten
tot goede uitvoering geraken. Die tijd echter was
wat de Woningwet betreft in Nederland voor den
oorlog ongeveer bereikt. Het bewustzijn, dat de
Woningwet tot de uiterste grens van de mogelijk
heden, die zij schiep, moest worden toegepast, was
eerst in stuwende kringen, daarna in leidende
kringen der bevolking gegroeid.
Een tiental jaren na de tot standkoming van de
Woningwet werd de drang op regeering en gemeen
tebesturen, in meer dan n stad, sterk genoeg om
de goede mogelijkheden, die de Woningwet had
geschapen,tot levende werkelijkheid te doen worden.
De erkenning bij regeering en gemeenten, dat
actieve overheidsbemoeiing ten opzichte van wo
ningvoorziening onafwijsbaar was, drukte zich
omstreeks dien tijd reeds uit in het voorbereiden
van voor die jaren uitgebreide plannen tot woning
bouw. Voorbereiding op den voet van het reeds
aangegeven beginsel der Woningwet: dat Staats
krediet voor de stichting van woningen onmisbaar
is. Voorbereiding echter óók op den voet van het
andere beginsel in de Woningwet aanvaard, dat
er voor de woningvoorziening twee problemen
bestaan. Eerst een bouwprobleem: de zorg, dat er
met Staatskrediet een voldoend aantal woningen
komen. Onmiddellijk daarnaast, niet daarna, een
huurprobleem: de zorg dat de met Staatscrediet
gestichte woningen ook zouden komen in het be
reik van de groepen valide en regelmatig werkende
arbeiders, in wier
woning-behoefte,
wijl zij het
individueel niet
vermogen,
collectief d.w.z.
door overheids
bemoeiing, moet
worden voorzien.
Gedurende de
oorlogsjaren, met
name tusschen
1916 en 1920,
verkreeg de toe
passing van deze
beide beginselen
een omvang die
wel door geen
der woningher
vormers in Ne
derland zoo spoe
dig als waar
schijnlijk of
mogelijkwas geacht.
Mogelijk wat be
treft het tempo,
waarin die toe
passing ten uit
voer werd ge
bracht.
Het hoogte punt
van de overheids
bemoeiing voor de woningvoorziening op den voet
van de Woningwet lag omstreeks 1920. Daarna
treedt een kort tijdperk in, dat zorg voor woning
voorraad nog in sterke mate overheidsbemoeiing
blijft. Het is echter niet meer de zorg voor woning
voorziening in den vollen omvang o pden voet van de
Woningwet. De gedachte, dat het bij woningvoor
ziening uitsluitend op het aantal aankomt, neemt
de overhand. De gedachte, dat woningvoorziening
niet enkel beteekent uitbreiding van den woning
voorraad, doch ook aanpassing van het woning
type en van de woninghuur aan de behoeften van
het deel der bevolking, dat individueel in deze be
hoefte niet kan voorzien, raakt op den achter
grond. Naast en in plaats van woningen met
Staatskrediet gebouwd en bestemd voor
overheidsbeheer, woningen dus, welke wanneer zij gereed
zijn direct of indirect onder het beheerder gemeen
ten zullen blijven, die daarmede in de woningbe
hoefte zullen voorzien, ontstaat en ontwikkelt zich
in sterke mate door overheidssubsidies bevorder
de bouw door de particuliere bouwnijverheid. De
rijksbemoeiing gaat zich beperken tot het ver
strekken van bouwpremies, die in een tijd van
buitensporige prijzen van materialen en buiten
sporige bouwvakarbeiders-loonen, voor de par
ticuliere bouwnijverheid den bouw van woningen
mogelijk maakt, althans mogelijk schijnt te maken.
Deze beide in zich zelf tegenstrijdige soorten van
overheidsbemoeiing loopen eenigen tijd naast
elkander. Zij stellen zeer hooge eischen aan de
schatkist en aan het staatscrediet.
Intusschen ontstaan ten opzichte van de onuit
puttelijkheid van de schatkist en van het staats
crediet andere begrippen dan in de eerste
naoorlogsjaren de heerschende zijn. Nu komt
voor beide bemoeiingen de inzinking. Maar
voor de overheidsbemoeiing, die gegrond was
op de Woningwet, gaat de inzinking het snelst
en het diepst. Zóó snel en zóó diep, dat de
Nederlandsche Regeering in het voorjaar van
1924 feitelijk het standpunt aanvaardt, dat de
Woningwet er niet meer is. Althans niet wat het
verleenen van Staatscrediet betreft. Er nog slechts
is om in uitzonderingsgevallen tekorten op de
exploitatie van met Gemeentegeld nog te stichten
woningen te dekken. Doch er niet meer is om de
overheidsbemoeiing met woningvoorziening een
levend beginsel te doen blijven".
Na deze inleiding volgt dan een overzicht van de
uitvoeringdie sedert het jaar 1902 aan de Woning
wet is gegeven. Aanvankelijk zijn de
rijks-voorschotten van bescheiden omvang. Omstreeks de
jaren 1911?1913 komen er belangrijke voorschot
ten en de voorbereiding voor nog grootere. Om
streeks dien tijd, met name in 1914,
valtookdeerkenning van de noodzakelijkheid om op groote
schaal bijdragen in de huur te verleenen. Gedurende
de oorlogsjaren, na 1916, komt er zeer sterke uit
breiding van de voorschotten. Daarnaast aanvaar
ding van de crisisbijdragen, tot dekking van een
belangrijk deel van het tekort op de
expotatiekosten, ontstaan door verhuring beneden kost
prijs. Er komt ook een afzonderlijke regeling voor
den Middenstandsbouw. In 1921 beleven wij de
invoering van het aan de Woningwet vreemde
stelsel van bouwpremies: toekenning, op zeer
ruime schaal van bouwpremies aan de parti
culiere Bouwnijverheid. In 1922 komt de alge-'
meene inzinking. In 1924 wordt het beginsel van
Rijksvoorschotten praktisch prijsgegeven. Bouw
premies worden nog in sterk verminderde mate
OPTICIEN
ROTTERDAM, Hoofdsteeg 17 - Tel. 334?
UTRECHT, Nobelstraat 28 - Tel. 1063
Vraagt onze speciale glazen tegen hoofdpijn
if ALLEENVERKOOP -«f
verleend.
Bij de Regeering is voortaan voor de verbete
ring der Volkshuisvesting vrijwel alle hoop ge
vestigd op het particuliere bouwbedrijf (Memorie
van Antwoord op het afdeelingsverslag van de
Tweede Kamer, 1924).
Na dit overzicht volgt dan het slot:
Onze conclusie moet, evenals onze inleiding
in mineur zijn gesteld. De overheidszorg voor de
Volkhuisvesting, althans wat het aandeel daarin
van het Rijk betreft, is omlaag gevallen. Van bo
ven op den berg in het diepst van den afgrond.
Zeker, er zullen nog enkele gemeenten zijn, die
zullen trachten voort te gaan, als het moet
heelemaal zonder medewerking van het Rijk, om te doen
wat hun mogelijk is voor de verbetering van de
Volkshuisvesting. Maar het is voor ieder tastbaar
duidelijk, dat ook deze gemeenten zonder Rijkshulp
niet zullen vermogen aan de goede Woningwet
van 1901 de mate van uitvoering te geven, die
deze Wet hun oplegde als hun taak, sedert de
onmisbare grondslag voor de uitvoering van die
Wet, waarop de Gemeenten zich moesten stellen,
de Rijksvoorschotten voor Woningwetbouw, is
vervallen. De groote meerderheid der gemeenten
zullen heel weinig of niets vermogen.
Op het gebied van de Volkshuisvesting zijn wij in
Nederland terug gevallen in een tijdperk van lijd
zaamheid, van laat maar loopen en laat maar
waaien". In een tijdperk waar wij ons vergenoegen,
althans den schijn aannemen dat wij ons verge
noegen, met de hoop dat de particuliere Bouwnij
verheid er wel in slagen zal om een voldoend aantal
arbeiderswoningen te bouwen.
Wat doen wij nu met de mooie beginselen van de
Woningwet?
De beginselen wier krachtige toepassing reeds
vóór den oorlog, in de jaren 1911?13 in stevigen
gang was gezet?
Wij bewaren ze voorloopig voor congressen, voor
wetenschappelijke bijeenkomsten en voor andere
feestelijke gelegenheden !
De bouw van arbeiderswoningen, die ook in het
vervolg nog zeer dringend noodig is, gaat, nu men
er den grondslag van de rijksvoorschotten aan
onttrekt.weer terugvallen tot de geheel onvoldoen
de voorziening van vóór den oorlog!
Het andere beginsel van de Woningwet: dat de
huren van arbeiderswoningen in redelijke ver
houding moeten worden gebracht en gehouden tot
de gemiddelde inkomsten der gezinnen, die de
woning noodig hebben, het beginsel dat eveneens
reeds vóór den oorlog tot krachtige uitvoering
ging geraken, zal nu nog slechts in uitzonderings
gevallen worden toegepast!
Zij, die het vóór den oorlog uitspraken, dat het
kapitalistische stelsel het voor de arbeidersklasse
niet mogelijk maakt om zich een in bescheidene
mate redelijke woning te verschaffen, of die te
verkrijgen, worden nog eenmaal in het gelijk ge
steld !
Er zal een zeer sterke en zeer hardnekkig volge
houden nieuwe strijd noodig zijn om te voorkomen,
dat in Nederland de Volkshuisvesting terug valt
in de diepte van het moeras, waarin zij zich voor
25 jaren bevond.
Inderdaad, de maatschappelijke vooruitgang
beweegt zich niet in recht-opwaartsche lijn !"
F. M. W i B A u T
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS