De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 24 mei pagina 13

24 mei 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2449 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 het boek een indruk van niet geheel up to date' te zijn en dat is jammer. Doch, hoe het ook zij, on der de textiele-, de ceramieke-, de tektonische- en de grafi sche kunst treft men vele af beeldingen, waaruit ten volle blijkt, dat ondanks alle tegen werking en tegenspoed de liefde en de lust tot het ma ken van het mooie gebruiks voorwerp bij de Nederlandsche kunstnijveren te diep geworteld zit dan dat, ook al zijn de geestelijke waar den, de uitsluitendjwerkelijke," zooals Dr. Berlage zegt, .... naar beneden gedrukt" en de scheppers daarvan tot werkeloosheid gedwongen ..." zij het niet zouden winnen van den onwilligen tijd, welks onwilligheid toch slechts.... tijdelijk kan zijn. OTTO VAN TUSSEN BROEK SCHILDERKUNSTKRONIEK: EEN NIEUW BOEK VAN BERLAGE HILDO KROP. Buffet en armstoel van eikenhout, uitgevoerd door H. P. Mutters & Zn., Den Haag 1915 goed recht der kunst in de samenleving, het hoofd niet hangen en zoo gaf hij daarin een duidelijk beeld van onzen tijd, waarin, ondanks alle teleur stelling en ontmoediging, netitemin ook goeds te signaleeren valt. Bedoeld voor de studenten, die later als koopman, of industrieel, of admini strateur, kortom als regelaar van handelsbedrij f ook met het gebruiksvoorwerp in aanraking zullen komen, heeft Dr. Berlage in zijne voordrachten een overzichtelijk beeld gegeven van hetgeen in den loop der jaren in Nederland aan goeds werd bereikt. Men kan het van den bouwmeester verwachten (het hemd is immers nader dan de rok) dat daarbij aan de tektonische kunst (ook bij de keuze der achter in het boek opgenomen afbeeldingen) een ruime plaats zou worden gegeven, omdat het meubel wel het sterkst en meer dan welk ander gebruiksvoorwerp ook, met de archi tectuur verband houdt. Tevens gaf hij een zeer duidelijk summier overzicht van de stijlontwikke ling van de middeleeuwen af tot aan den huidigen tijd en juist dit verklarend samenvatten maakt het thans verschenen boek tot een werk, dat ik gaarne in veler handen zou zien. Zou ik ten opzichte van de keuze der afbeel dingen eene bedenking willen uiten, dan is het wel deze, dat daarbij te weinig nieuws is opgenomen. Want wat thans de jongeren maken is toch zonder twijfel, hoe men er ook over moge denken, uiter mate belangrijk, juist omdat dit nieuw in den tijd staat. Want als er, om slechts een enkel voorbeeld te vermelden, wel typografisch werk van MR. VAN ROYEN of van DE Roos wordt opgenomen, dan had WIJDEVELD'S werk niet mogen ontbreken, die in zijn voortgaan op den pioniers-arbeid van een LAUWERIKS (ik denk aan diens tijdschrift uit de Duitsche periode: Ring") zooveel goeds tot stand bracht. Daardoor maakt Inleiding tot de kennis van de ontwikkeling der toegepaste kunsten. Een cultuurstudie van dezen tijd door DR. H. P. BERLAGE. W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. R'dam. Toen, jaren geleden, Berlage's mooie boek Over Stijl in Bouw- en Meubelkunst", verscheen eindigde hij dit met deze regelen: Reeds nu te trachten ook slechts bij toenadering te gissen naar den mogelijken geestelijken vorm der toe komstige Maatschappij is natuurlijk onmogelijk; maar afgaande op de voorwaarden, welke aan haar ontwikkeling ten grondslag liggen, kan een hoogere vorm, dan een welke ooit was, worden tegemoet gezien.... In elk geval zal hij het tegenbeeld zijn van den tegenwoordige, een van volstrekte cultuurloosheid, gevolg van eenheid in geestelijke opzichten, zoowel als stoffelijke belangen." Het thans verschenen nieuwe boek, bevatten de den tekst der vijf voordrachten, door Dr. Berlage gehouden voor de studenten der Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam, opent met eene zinsnede waaruit duidelijk blijkt dat helaas weinig van de mooie, schoone idealen van deze steeds jongen, ouden zoeker naar Schoonheid is verwezenlijkt: Er is ongetwijfeld eenige opgewektheid, om niet te zeggen: levensaanvaar ding noodig, om te spreken over kunst in een tijd, die zich voorloopig wel met andere dingen heeft bezig te houden. Want zoo luidt ongeveer, bij hun desbetreffend verzoek om aan het werk te mogen blijven, op dit oogenblik het diepzinnige, op eenigzins ironischen toon uitgesproken antwoord, zoowel der Overheid van Rijk en Gemeente, als der directie van openbare lichamen en zaken tot hen, wier levenswerk zich nu eenmaal tot de kunst bepaalt." En later zegt hij: ,,... .Toch blijkt zeer duidelijk, dat het eenzijdig materiap listisch karakter der maatschappelijke ontwikke' ling, de kracht van den kunstenaar verlamt, omdat zij de natuurlijke schoonheidsopenbaring, welke doel is in zich zelf, tot een bizondere en daardoor tot een a priori onnoodige verklaart. Zij heeft het noodlottig misverstand doen ontstaan, alsof de kunstvorm van een voorwerp in zekeren zin als een etiket kan worden beschouwd, dat heel veel geld kost en dus, bij het ontbreken van de lijm, ook wel kan worden gemist. Zelfs het woord toegepaste kunst, doet aan eene dergelijke opvatting denken . ." Toch laat, het blijkt uit zijnelin dit boek ver vatte vóordrachten^de energieke strijder voor het KUNSTWERKEN IN HET BE ZIT VAN WERKENDE LEDEN (PULCHRI STUDIO) DEN HAAG. Het was meer dan een aardige gedachte een ten toonstelling als deze te verzinnen, en in mekaar te zetten. Want in de verzamelingen van de schilders voor zichzelf aangelegd, uit loutere liefhebberij, vindt ge soms bekoorlijke en onver wachte dingen, zooals ge die op d'ateiiers zelve, hier en daar in een hoek staande kunt aantreffen. Ge vindt in zulke verzamelingen allerzuiverste werkjes, en forsche aanzetten, een begin vol drift, zoowel als een zelden bereikte volledigheid; een onverwacht iets, zoowel als een zeldzaam bereikte hoogte. Er was op deze tentoonstelling dan ook van dit alles iets. Breitner was er met de groote schets van de Brug", met het laat dunkend zelfportret, met een Neger, met bloemen; Vincent met de olijfboomen, Tholen met het wankel lichtmoment: aan den Steiger"; zijn zuster met haar Peer", van een naieve volledigheid. Konijnenburg's kever" en een vroeg landschap gaven hem op verschillende manier.; de Zwart's Vrouw" trok. De woelige zee van Storm was goed voor zijn doen, als Dijsselhof's zeeanemonen. Blank en vol licht was Isaac Israels Vrouwvoor de zee"; eigenaardig Mauve's zonnig landschap. De Rouville was goed vertegenwoordigd; en Albert Roelofs Akkeringa's Naakt is te vermelden; Jacob Maris' schilder; buitengewoon was Witsen's KJoos; vol geest van Hoytema's Hanenschool; eigenaardig weer Jacob Maris In de kerk"; vierkantig 't lammetje van M. Maris. Eenverrassing voor velen: twee stillevens van P. Meiners; goed Veth's Schaepman; vertellend Mauve's boomvervoer. Van Haverman noem ik Voor baby", Toorop's Westkappel. En zoo was er meer, als Sluyters etc. Het is te hopen, dat Arti, in Amsterdam, zoo'n tentoonstelling ook 's in malkander zet. PLASSCHAERT H. A. VAN DEN EIJNDE.... Zilveren theeservies, uitgevoerd door J. M. van Kempen en Zn. Voorschoten, 1918. £ j

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl