De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 24 mei pagina 2

24 mei 1924 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2449 [/ TjyDGENODTEN Willliil'l.'-:i'll|lM.I .IIMll'lf BYRONIANA IV ROMANTISCHE VROUWENWERELD Snel en zeker werkend tegen Rheunatiek Hoofd- eo Zenuwpijn Verkoudheid Griep Influenza Togal-tabl. bij alle Apoth. en Drog. verkrijgb. De vrouwen, het boek had nog nauwelijks het licht gezien, of zij hebben zich van Childe Harold en Lord Byron meester gemaakt. Voorop gaat in de Bacchantenstoet die het zich als een schande zou hebben aangerekend wanneer zij niet de eerste was geweest. Ik moet hem zien", zei Caroline Lam b tot Rogers van wien zij een van de eerste verschenen exemplaren had geleend, ik sterf wanneer ik hem niet zie!" Maar hij heefteen horrelvoet en hij bijt op zijn nagels," bedaarde de ander die graag kwaad sprak. Al was hij zoo leeüjk als Aesopus," bleef Caroline Lamb op haar stuk, ik moet hem zien!" Maar ik ga niet nog eenmaal oververtellen wat iedereen al jaren en eeuwen heeft geweten en op zijn beurt heeft verteld. Ik herinner me, 'n dertig of veertig jaar geleden, dat te midden van den overvloed van boeken en tijdschriften die een verzameling als het British Museum in Londen aanbiedt, en in wier midden men soms een rechten geeuwhonger kan onder vinden naar iets wat niet enkel bedrukt papier is ?of beredeneerde volzin, mijn goede genius mij .eenige deeltjes toestopte met verhalen over de :schrijvers van het begin der 19e eeuw die naar ik geloof minder bekend zijn dan ze het wel verdienen te Wezen. In zijn gedachtenissen aan vrienden en bekenden (My friends and acquaintance, London 1854) verielt P. O. Patmore, vader van den Patmore onzer ?dagen, hoe hij eens, in gezelschap van William Harlitt, John Scott had gehoord over zijn samen zijn met Lord Byron in Venetië. De edele Lord had ?van zijn avonturen gesproken met de dames d;r ;Engelsche groote wereld in de dagen van zijn on\verminderden roem. ? Hij Was toen op het land ten bezoek geweest bij een grocte familie wjarveel gasten vereenigd waren en werd doodelijk verliefd op een dame van rang, schoonheid en ongerepten naam. Hij wilde haar veroveren,al was haar echtgenoot. daarookaanwezig van wien zij blijkbaar veel hield. Verscheiden dag;n had al wat hij m 't werk stelde om zijn bewonde ring te kennen te geven geen ander effect dan dat hij het verlangen van de dame kon merken om verschoond te blijven van zijn beleefd heden, zon der dat zij aanstoot gaf aan de regels, die eenmaal onder fatsoenlijke menschen gelden. Twee of driemaal onder zijn beleg had Byron haar een billet doux in handen 'willen spelen, waarin hij zijn hartstocht met zulke bewoordingen had ge schilderd, als waaraan een dochter Eva's in de positie die zij innam geen weerstand kon bieden, maar iedermaal had zij de haar toegedachte beleediging kunnen ontwijken, alsof er niets was ge beurd. Ten einde raad besloot hij liever alle gevaar te loopen dan zijn onderneming op te geven. Ver trouwend op wat hij noemde zijn kennis van het vrouwenhart, richtte hij het zoo in, dat hij in een billardkamer met de dame een gesprek had aange knoopt op het preciese oogenblik dat haar man de kamer zou binnenkomen. De man kwam binnen: op dat oogenblik drukte Byron haar zijn brief in de hand; in de verwarring en overrompeling van het oogenblik nam zij hem aan verborg hem haastelijk terwijl hij zelf haar dadelijk verliet en zoo (volgens Byron) ge lukte de gewaagde krijgslist! Zij overwoog" een moment of zij de beleediging aan haar man zou aangeven of niet, en in dat moment van aarzeling Was zij verloren eri de zijne. . Ik weet niet hoe 't kwftn dat te midden van het boekenstof, het verhaal van den verfijnden aan slag mij trof als een waardig tegenhanger der lagen van de roués van de achttiende eeuw. Het onschul dig vrouwtje, zonder smet op hatr witte kleed, bleef in mijn geheugennet verstrikt hangen. Wien het is te. dcen om in een gemoedsgesteld heid als die van Byron binnen te dringen,waarzooveel neigingen, die verschillende kanten opgaan, samenloopen, moet zich gelukkig voelen, wanneer hij de gelegenheid krijgt om door meerdere ope ningen het licht te doen schijnen op een ingewikkeld gebeuren. Niets is voor de overdenking meer waard, naar mij schijnt, dan zoo'n feit dat ons prikkelt, en waar wij in 't allereerst niet veel weg mee weten, maar waar wij met het verloop van jaren ingroeien, en waarvan mettertijd de oplossing van zelf aanbreekt. Het teere vrouwtje met haar avontuur in de billardkamer is n.!, een van ae bekende gestalten onder de vrouwen die in Byron's leven een plaats innemen, en de tijd van de crisis in beider betrek king is, met eenige overdrijving zij het gezegd, bekend van dag tot dag, ja bijna van uur tot uur door het dagboek van den dichter (reeds in Moore's biographie gepubliceerd, maar niet gemak kelijk leesbaar) en door de bijna dagelijksche brieven aan Lady Melbcurne. Byron was bij zijn Cambridge-vriend Wedderburne Webster tot een bezoek op h»t land uitgenoodigd. Hij had geen amoureuze plannen opdien tijd, de ervaring met Caroline Lamb lokte daartoe niet uit en juist was zijn liaison met Lady Oxfora tot een einde gebracht, omdat Lord Oxford, aien de Lady en hij Potifar noemden, het verkieselijk .vond dat zij afliep. Byron dacht wederom, het was in het midden van 1813 ? aan een verre reis in het Oosten. Inderdaad gevoelde hij niet veel voor zijn vriend Webster, de man had ideeën over zich, zijn talent en zijn suc ces bij het vrouwelijk geslacht, ofschoon hij nog niet lang geleden met een bekoorlijk jong vrouwtje was gehuwd, en stelde zich in lichte mate belache lijk aan; hij vond zich geëxcuseerd aan andere dames en wat hij verder op zijn weg tegenkwam het hof te maken, omdat hij zich secuur rekende van de eigen echtgenoote. Dat was een parel: je moest haar eens in tranen zien zei hij tegen de vrienden: hij was bepaald voorbestemd voor bedrog en bedrogen worden. De plaats is uitstekend en rustig, de kinderen schreeuwen alleen heel zachtjes, zoo dat ik er niet veel hinder van heb en hier enkele dagen in drage lijke stilte hoop door te brengen," in die termen berustte de edele Lord. Het jonge vrouwtje," zoo breidt de dichter zijn bericht uit, ..Lady Frances, is een knappe,aantrek kelijke verschijning, maar van teere gezondheid, en naar ik vrees met aanleg voor tering". Hij heeft niets van haar te begeeren dan een poedel en dien heeft hij meegekregen bij zijn ver trek, heet het inden brief aan een vertrouwd vriend; maar de omgeving laat niet na haar invloed te aoen gevoelen; het buiten waar de Websters wonen, daar heeft zijn vader.de wilde Jack, vroeger verblijf in gehouden toen hij in overspel leefde" met Lady Carmarthen, en dan de vrouw, een vrouw, oefent een wonderbare aantrekkingskracht op hem uit, de tegenwoordigheid van een vrouw is noociig om hem aan het bestaj.n in 't leven te doen gelooven; veertien dagen geleden heeft hij zich koel kunnen houden, nu dringt zijn bekentenis hem naar de keel, als hij voor de tweede maal bij ae Websters is: ik ben veiliefd. ik heb mijn liefde verklaard, en als ik woorden gelooven mag, wordt mijn liefde beantwoord". De plaats van mijn declaratie", schrijft hij aan LadyMelbourne ten vervoige, wasén billard kamer. Wij waren voor dien tijd al op een vertrouwelijken voet; ik had al begrepen dat zij zich niet goed kon voorstellen hoe ik, met mijn repu tatie van losbol, haar nog niet het hof had gemaakt; zij had haar verdediging misschien reeds klaar. Ik merkte dien avond bij het billardspel dat geen van ons beiden er aan dacht de punten op te schrij ven, en veronderstelde dat evenals mijn gedachten niet waren bij hetspel, ook de hare zich niet precies bezig hielden met wat voor het oog van anderen beslag op ons legde. Toch was ik nog niet geheel voldaan, en beging een heel onvoorzichtigen stap met papier en inkt, in teedere, en niet ongelukkig gedraaide proza-perioden. Hier was een risico zeker; hoe zou ik het geven en wat voor ontvangst zou er aan worden bereid? Ja toch, het werd aangenomen en het werd bewaard niet ver van het hart, waarvan ik wilde dat het werd bereikt, toen wie zou er de kamer binnen komen, dan degeen die in de diepte van de Roode Zee had moeten huizen als Satan eenig gevoel van menschelijkheid had gehad. Maar zij behield haar contenance, en het papier, en ik bleef kalm zoo ver ik vermocht. Het was een risico, en alles zou verloren zijn geweest, zoo er een kink in den kabel was gekomen, maar hoeveel moet men niet altoos op het spel zetten, om iets te krijgen wat het de moeite waard is te bezitten. Met mijn briefje ging 't voorspoedig, het heeft een antwoord voortgebracht, en een dat waarlijk niet dubbelzinnig was, wel wat te veel over deugd en etherische aanhankelijkheid waarbij de ziel voornamelijk te pas kom t, en da t ik niet goed begrijp, omdat ik een slecht platonisch filosoof ben, maar daar zij juist twintig is, heeft ze nog een heelen tijd om zich te beteren " Was er ooit zoo'n slaaf voor iedere aandriftdie over mij kwam !" is een uitroep van den dichter in deze dagen en eigenlijk hoort hij thuis bij hem te allen tijde. Hij is volslagen omgekeerd,de liefde heeft intrek bij hem genomen en beheerscht hem geheel. Ik kwam hier zonder plan," zegt hij aan Lady Melbourne bij zijn hernieuwd bezoek, ik ben hier nog geen week, tien dagen, en gij kunt niet meer verwonderd zijn dan ik zelf ben, hoe en waarom dit ailes is gebeurd". Van den cynicus is niet veel overgebleven. Byron heett de gasten van het buiten naar zijn eigen land goed Newstead Abbey genood, van gast is hij thans gastheer geworden; hij heeft misschien gedacht dat in het eigen huis de gelegenheid zich zou op doen om zijn betrekking tot Lady Frances een bevredigend verloop te geven, maar zie eens hoe de werkelijkheid het schikte. Neen", schrijft hij aan de vertrouwde, zooveel oudere vrienden, ik ben wat voorbarig geweest om te rekenen op een conclusK Op een dag waren wij alleen niet ons tweeën, en bijna had het lot gesproken. Het kwam zoo ver als dit, en het was tegen twee uur 's nachts: Ik hang geheel van uw genade ?f" zeide Lady Frances. Ik erker het. Ik geef mij zelf aan u over. Ik ben waarlijk niet koud, hoe ik ook aan anderen zoo mag schijnen; maar ik weet dat ik naderhand de gedachte er aan niet kan uitstaan. Denk niet dat dit maar woorden zijn. Ik zeg u de waarheid handel nu zooals ge wilt". Had ik ongelijk?" vervolgt de dichter zijn biecht. ik spaarde haar. Daar was zoo iets heel bijzonders in haar manier een soort van zachte beradenheid geen scène, niets van een strijd ; en toch ik weet niet wat dat mij de overtuiging gaf, hier is ernst. En ik weet waarlijk niet of ik spijt moet hebben van mijn terughouding zij scheen zoo innig dankbaar voor mijn opgeven van verderen aandrang". Er volgde een komisch naspel van den echtge nootdie niet wist of hij zich jaloersch moest toonen, en nu eens in den wilde weg tot de akeligste drei gingen verviel, en dan weer allerlei onnoodige vriendschap betoonde om zijn houding goed te maken... . Het was een sentimenteele tijd, niets van het Venetiaansche cynisme; de gelievenschrevenelkander 's nachts oneindige brieven, en het was een tijd van zenuwspanning en uitputting, want er lag govaar in de lucht. Byron stond gereed om met Lady Frances te vluchten en haar te huwen. Met geweld stortte hij zich in de poëzie, zooals hij het noemde, om het evenwicht van zijn geest te bewaren; The BrïdeofAbydos is een product van deze crisis. De dichter zelf heeft het genoemd, zooals Ooethe het later zou noemen: hij zette het hocgste op een enkele kaart om in n slag alles te winnen of te verliezen.... totdat de spanning luwde en de herinnering opkwam en dit geestelijk avontuur zonder ontknoopmg, zich oploste in de ruime gevoelsatmosfeer, waarin terzelfdertijd zoowel Mary Chaworth als Caroline Lamb nog elementen aan brachten. Maar op den grond van zijn hart, waar wij alleen in schaduwen kunnen zien, klaagde hem zijn geweten aan en noemde hem schuldig. Want Byron was trotsch genoeg om in zichzelf de schuld te erkennen van wat hem overkwam. De hooge, die zich zelf aansprakelijk voelde. W. G. C. B Y v A N c K FOHBERS-RIJWIELEN De naam op een rijwiel is een waarborg voor KWALITEIT Mod. H.H. in uitr. 4 F. 110. in uitr. l F. 97. FILIALEN EN AGENTSCHAPPEN IN ALLE PLAATSEN GEVESTIGD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl