De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 24 mei pagina 6

24 mei 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2449 AMERIKAANSCHE BRIEVEN Westport Conn., Mei XXIV. Het aangename van het Amerikaansche leven is, dat men alle historie aangepast" kan volgen. Wilt ge de Groote Volksverhuizing bestudeeren? Welaan, volg mij naar dat hoekje van onze .hoofd straat, waar een energiek burger, versch uit het Warschausche Qhetto, bezig is een Klein-Bielastok te bouwen. Daartegen verzetten zich natuurlijk de Blonde Noorlingen en de Middellandsche zee-rassen, die al reeds lang zich in deze lage landen gevestigd hadden en de heuvelen van Connecticut als hun eigenste heuvelen beschouwden. Indringers" schreeuwen zij en roepen luidkeels om wetten die hunne kinderen tegen dit barbaren-gevaar zullen beschermen. Wilt ge de feodale maatschappij van nabij leeren kennen, gaat dan eens op visite bij den Republikeinschen Boss" van deze landstreek. Die waakt gelijk een naarstige en getrouwe hen met liefderijken ijver. Eens per jaar verwacht hij daarvoor dat zijn onderdanen hem zullen vragen: Meneer, voor wien stemmen wij morgen?" Dat is niet meer dan billijk en het doet ons denken aan de dagen van Van Lennep's Voorgeslacht. Wilt ge het Veemgericht? daar hebt ge de Ku Klux Klan. Da Kruis- en Plundertochten naar het Heilige Land? Niets is gemakkelijker! De strijd om de petroleum gelijkt op den strijd om Jerusalem en Cyprus en Kreta en Klein Aziëals een druppel water op den anderen. En ik beloof u, dat de Conventie van Cleveland niet zoo heel veel ver schillen zal van het beroemde Concilie van Nicaea. Homooesion en Hotnoioesion (of hoe men dat op zijn Hollandsch schrijft) worden vervangen door den strijdkreet van Coolidge en McAdoo en alles blijft overigens bij hetzelfde. Eens per week, als de Hollandsche post arriveert, krijg ik brieven van jonge mannen en jonge dochters die naar Amerika willen komen, omdat er in Holland geen toekomst is. Dan volgen jeremiades over de te groote bevolking van onze lage landen en een extra folio vermeldt alle, de vele examens die genoemde jonge mannen en jonge dochters gedaan hebben en waarvoor zij geslaagd zijn. Wat het eerste betreft, dat is niet mijn schuld. Wanneer ik zoo van tijd tot tijd eens een enkele week in het moerbeidal van mijn jeugd terugkeer, sta ik telkens weer paf van de ontzaggelijke families die zich op alle boven- en benedenhuizen groepeeren. Heele kazernes met kinderen. Boven-meesters en ondermeesters en brievengaarders en beambten die naarstiglijk postzegels verkoopen, allen met huizen vol kinderen. En als ik wel eens vraag: hoe voed je die allemaal?" dan slingert men mij de Boeken van Mozes naar het hoofd, spreekt over de Schriftuur die den mensen bevolen heeft zich te vermenigvuldigen en vele andere dergelijke zaken. Ik zwijg dan natuurlijk stil voor de wijsheid van den Berg Sinaï, maar ik doe wel eens uit komen, dat men drie duizend jaar geleden in het uitgemoorde Land van Kanaan meer kans had op een dozijn stramme zonen dan in de dorpen, gehuchten en steden van een klein hoekske land gelegen aan de kust van de Noordzee. Dan wordt er gesproken van de Goddelijke Voorzienigheid. Misschien heb ik ongelijk, maar ik heb tot nu toe nog nooit gemerkt, dat de Goddelijke Voor zienigheid den kruidenier betaalde of Meneer Peek en Cloppenburg instructies gaf voor een dozijn buisjes en broeken te zorgen. Moest de kruidenier betaald worden, dan heb ik er altijd zelf voor moeten werken en dat viel dikwijls genoeg lang niet mee. Nu heeft onze geachte Senaat zich net vooreenige dagen tegen dien Europeeschen kinder zegen uitgesproken door een wet aan te nemen, waarbij het aantal Hollanders, dat hier komen k?n, nog iets minder wordt dan tot nu toe het geval wss. Men zal dus de Zuiderzee moeten dempen om ruimte te vinden voor de arme bloedjes. Maar wat diegenen betreft die een paspoort kunnen krijgen, zoo geef ik hun de verzekering, dat Amerika nog altijd het beloofde land is, waar de gekste menschen de gekste kansen hebben om rijk te worden. Het hangt er maar van af of men op de goede plaats kijkt bij dit zoeken naar den begraven schat. Die ligt zelden daar waar men hem zou denken ie vinden, wanneer men slechts zijn Europeesche hersenen gebruikte. In de eerste plaats schijnt er nog altijd een vaag vermoeden te bestaan onder de aankomende jongelingschap, dat Amerika als achterstaand kultuurland" een diep respect heeft voor Euro peanen en dat rijke jonge dochters diepdankbaarzijn als haar de huwelijksche hand van iemand uit de oude wereld wordt aan geboden. Om dergelijke onnoozele bloedjes te vinden moet men weken lang het donkerste binnenland binnentrekken en dan slaagt de expeditie misschien nog niet. In het Oosten en het verre Westen heeft men al beter geleerd en wi! men zoo iets in de familie hebben, dan neemt men een Oostenrijkschen of Russischen graaf of prins (de markt is over voerd met dit artikel), ma? r geen braven Hollandschen burgerjongen. Maar de gelegenheid om binnen betrekkelijk korten tijd een fatsoenlijke boter ham te verdienen is groot. Ontegenzeggelijk veel groofer dan ergens anders ter wereld. De eenige moeilijkheid is ae geschikte plaats te vinden waar men van zijn bekwaamheden praktisch gebruik kan maken. Introdukties helpendaarbij niet. Diploma's hinderen slechts. Delft en l.*iden zijn inrichtingen, waarvan de doorloopsche Amerikaan nooit of-te nimmer gehoord heeft. Ah hij een bankwerker noodig heeft, hoeft men hier niet aan te komen met een doktoralen graad ONZE KOLONIËN: Z. W. CELEBES Teekening voor de Amsterdammer" door J. G. Sinia SOPP ENG Even buiten den rand van de kampong Wattang?Soppeng, ligt de vorstelijke woning zie de teekening, rechts?waar, in mijn tijd, ver blijf hield de vorstin Sittie Saënaba Aroe Lapadjoeng. Het bestuur van deze vorstin, die overigens van haar nog minder beteekenenden gemaal totaal geen steun kreeg, was zeer slap en de gevolgen hiervan waren dan ook duidelijk merkbaar. Voor land en volk van Soppeng was het daarom in de ingenieursweten- werkelijk een zegen hoe men daar overigens verder o"ver denken mogi schappen. Men wordt dan Hof H/*? w^i-f*-;« ««rtin-o.-^? H? inn*,-*-,, D~?:?~U~ 1.-^.:. /? _ ^_ =-.. onmiddellijk verdacht, dat men misschien geen al te beste baakwerker is. Heeft hij iemand noodig om zijn fornuizen schoon te maken, dan helpt zelfs de fraaiste genealogie u met uit de moeilijkheid. Daar om staan de kansen verre weg het beste voor wat men in Holland gemeenlijk een jongeman uit den burgerstand noemt. Iemand, die het eenvoudigjes ge woon is, die er mets op tegen heeft zijn handen vuil te maken en die vol komen bereid is om van den beginne af te beginnen en niet te klagen als hij de eerste maand niet tot Directeur van de Maat schappij benoemd wordt. Dat dergelijke kandidaten geen vrouwen en kinderen en andere blokken-aan-het-been moeten mee brengen, zullen de meeste menschen begrijpen. Niet allen, want er zijn er die, ook alweer ver trouwende op den Heer der Heirscharen, een half schip vol bloedverwanten meeslepen en de rest aan de plaatselijke liefdadigheid overlaten. De strijd om het bestaan is hier gelijk elders een wüden-beestempul. Alleen vallen de brokken vleesch die nien toegeworpen krijgt erg mee, vergeleken bij wat er in Europa door de tralies wordt tocgestoken. Het kan ook voorkomen dat de een of andere handige tijger of hyena met uw portie gaat strijken. Dan moet men er om vechten en als hè', andere lieve dier sterker is dan ge zelf zijt, dan moet ge het maar eens een dagje zonder eten doen. Dat is zoo heel erg niet. Ik heb nog nooit een Hollander die hier geslaagd was ontmoet, die dat a! niet eens meegemaakt had. Men kan er naderhand zoo aardig over vertellen. Maar het moet riet te lang duren. Om kort te gaan, diengenen gaat het meestal dat deze vorstin gedurende de laatste Bonische expeditie (in de jaren 1904?'05) de z.g. korte verklaring" teekende en daarmede voor goed afstand deed van hare zelfstandigheid als regeerend hoofd. Van dit tijdstip af keerden orde en rust, welke zoo lang te wenschen overgelaten hadden, terug, was het al spoedig gedaan met de knevelarijen van den adel, waar onder het volk gebukt ging en deed welvaart wederom haar intrede. Over het algemeen is de Boegineesche woning weinig versierd en mooi uitgevoerd houtsnijwerk, zooals men dat in zoovele streken van onze Oost bij de huizen aantreft, zal men hier in den regel te vergeefs zoeken. In dit opzicht wijkt ook de vorstelijke woning niet af van die van den gewonen man. Wel is de eerste grooter en vindt men er meestal een kleineren voor- en achterbouw aan. Tot den eerste, welke een soort van portaal vormt, waarin langs de wanden veelal bamboebanken zijn geplaatst, geeft geen trap toegang alle Boegineesche woningen zijn n.1. op palen ge bouwd?doch een soort oprit. Aangezien zulk een oprit ook van bamboe vervaardigd en vrij steil is, kost het den geschoeiden ELiropaan dikwijls veel moeite om zonder vallen boven te komen. Treedt men de eigenlijke woning binnen, dan staat men in een gang, die zich over de geheele lengte van het gebouw uitstrekt en voert naar den achterbouw, waar o.a. de keuken gevestigd is. Deze gang ligt iets lager dan het overige gedeelte van den vloer, waarop zich de verschillende vertrekken bevinden en waarvan het voorste als een soort ontvangkamer kan beschouwd worden. J. G. S i N i A dak van hun weggespoelde huis een schommel liedje zitten te zingen en een bankroetier die denzelfden middag van zijn debacle flesschen gaat spoelen nrn zijn schuld at te betalen, houdt daar mede zijn reputatie als eerlijk mensen hoog. Maar bovenal, kom hier niet als zendeling. De zucht tot zendelingschap is ieder goed Hollander aangeboren. Hij moet voor zijn prin cipes uitkomen en aan zijn beginselen lucht geven. Hij moet aan ieder mededeelen wat hij voor goed en voor schoon en voor heilig houdt. Aangezien dat niemand iets schelen kan, zoolane de man zün rekeningen betaalt en zich niet aan diefstal of openbare dronkenschap schuldig maakt, zijn die ontboezemingen geheel en al overbodig en worden zij beschouwd als een soort arrogantie tegenover de rest van de gemeenschap. Want vergeet niet, dat als men hier als land verhuizer komt, men niet geroepen is om op westerschen bodem het Koninkrijk der Hemelen te grondvesten. Men kwam op zoek naar een betere boterham. Die staat ergens voor u in een kastje. het beste die hier eenigszins op de bonnefooi Maar zeg in's hemelsnaam niet, Hè, wat een gek kastje. Dat ziet er bij ons thuis heel anders uit." (als men het zoo schrijft) komen. De onverschillige broeders die zeggen: vooruit maar, je kunt nooit weten" en die in Holland gedoemd zijn tot het ongelukkig bestaan van onbegrepen avonturier, komen hier eigenlijk het verste. Die jonge mannen hebben in den regel een dosis gezonden humor en dat is de eerste jaren van het Amerikaansche avontuur wel noodig. Men houdt hier nu eenmaal van burgers, die op het Misschien heeft men honderd maal gelijk. Maar men doet er nog honderdmaal beter aan maar weer op 't schip te gaan zitten en te varen, totdat men den toren van den Briel ziet. Dan kan men nog voor het middageten thuis zijn. HENDRIK WILLEMVAN LOON

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl