Historisch Archief 1877-1940
No. 2449
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
N.V. PAERELS'
Meubllaering-MIJ.
AMSTERDAM
O O M PLET E
MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
Rokln 128 - Tel. 44541
Hm. f. i. d. BIIII,
Corsetière
Keizersgracht 772 te A'dam.
TEL. 37151
Ateliers voor Reparatiën.
In dan Haag alkan Vrijdag Hotel Central
UEITS BUI
Zettend. 89 Cent Ir.
l In den Boekh. en na
postw. bl] RIËNTS
BALT, Oen Haag,
Daguerrestraat 28.
DEGELIJKE OPLEIDING, mond. en ?ohrlft.
??« bovonmtamnd mdrom
Spoor s
Mosterd
. Cuienricor
NAAR MAAT
Fr. SINEMUS
20 Leldschestraat 22 - Amsterdam
Bezoekt met de Pinksterdagen
ZANDVOORT
Restaurant gedurende den
geheelen dag
BIJ AMSTERDAM
Dë»frissche Oostenwind jaagt de golven tegen
den oever en ze zingen daar in het strand van riet
en baksteenen en schelpen het bescheiden liedje
van de Zuiderzee. Soms duikelt een enkel
golftopje om en blinkt wit in c!e Meizon. In de verte
blauwen de stranden van Muiderberg en het Gooi,
.'t fort Pampus ligt duidelijk en strak op 't water
en in de wijde opening tusschen Pampus en Nes
komen de schepen opdagen, buikige
tjalken en vlugge bottertjes alle vlak
voor den wind met de zeilen wijd
uit aan beide boorden, op zijn
oud visschermans. Dat ziet er allemaal
heel frisch en bont en fleurig uit en
wij herhalen het weer eens, hoe heer
lijk het is, te wandelen in de onmid
dellijke omgeving van Amsterdam.
Nu gaan we zitten in de luwte
van de lage zomerkade, nog juist hoog
genoeg om een vrij uitzicht te hebben
over het vlakke hooiland, waar juist
het Engelsch gras in bloei komt, net
rose anjertjes. De kade zelf is
bcvenop en aan zijn buitenkant dicht
begroeid met lepelblad, dat staat nu
in vollen bloei en de dichte witte
bloemenmassa's verbergen het klassiek
geneesmiddel tegen scheurbuik. De
zoete doch pittige geur van dat lepel
blad waait langs ons heen, den pol
der in.
Er is nog al vertier van vogels,
maar je zoudt toch op het eerste
gezicht niet zeggen dat we hier zitten
bij een der merkwaardigste broed
plaatsen van Nederland, waardig om
genoemd te worden tegelijk met Texel
en Schouwen of De Beer aan den Hoek
van Holland. Er komen een viertal
grutto's overvliegen, mooi ros en grijs
en wit en zwart, de lange snavels een
duimbreed open, wanneer ze hun
welluidend gejodel laten hooren, dat
overgaat in een duidelijke herhaling van den
eigen naam.
Drie strijken er weg in de richting naar het
Kinselmeer, de vierde buigt zijwaarts af en komt
neer in een ondiep poeltje, waar hij vlijtig gaat
baden in gezelschap van een kemphaantje en
kemphennetje, die er al bezig waren en nu zien
we links van dat poeltje nog een heele rist kemp
haantjes. Trouwens, we wisten wel, dat ze er
zouden zijn, want daar ligt een der vele kamp
plaatsen uit deze buurt. Prettig, dat die vogels
zulke vaste gewoonten hebben, want nu kun je
ieder jaar in den goeden tijd er op uit gaan om
het krijgsspel der kemphanen te zien, bij wijze van
bezoek aan schouwburg of concertzaal. De troep
is vanmiddag niet bijzonder groot, we zijn dan
ook al in de tweede helft van Mei. Maar er is toch
een witte ridder, een bruine, een zwarte en grijze,
een oranje met bruin gebandeerde, allerhande
kleuren en blazoenen.Langen tijd staan ze rustig bij
elkaar, maar dan lijkt het opeens of ze geëlectri.
ceerd worden, ze springen op en spreiden de
kragen, rennen op elkaar in en blijven dan weer
opeens stokstijf staan in zonderlinge houdingen.
Een poosje daarna staan ze weer rustig en los,
alsof er niets gebeurd is. Het wijfje dat voorbij
kwam, of waarvan ze droomden is verdwenen.
Doorgaans zijn er op die kampplaats een veertig
of vijftig vogels, nu niet meer dan een dozijn.
Waar zijn ce anderen? Het antwoord op deze
vraag krijgen we heel aardig te aanschouwen.
Niet ver van ons, op de berm aan de kade zelf
vliegt even boven het gras een klein vogeltje op,
klapwiekt snel in ce lucht en stoot dan naar een
donker voorwerp, dat we eerst voor een paaltje
of een kluit zouden kunnen houden, maar het
is een kemphaan, met zijn kraag neer, bruin met
lang niet zoover. De vogels hebben met broeden nie
gewacht totdat het gras zou zijn opgeschoten en
zitten nu bij honderden op hun nesten, een paar
perceelen van onze kade verwijderd. De koppen
komen juist boven het gras. Nu is het een lust,
om met onzen goeden Zeiss-kijker de velden af
te zoeken; allemaal chocola-bruine koppen van
de kokmeeuwen, met witten nek en rooden snavel,
fijnere kopjes, grijs, met langen rooden snavel,
dat zijn de tureluurtjes; koppen als tureluur maar
grover gevlekt en de snavel korter en donker, dat
zijn de kemphennetjes. De grutto zoeken we
tevergeefs; c ie broedt er ook wel, maar heeft de
gewoonte zijn nek in te trekken, zoodat de kop
plat op den rug tusschen de vleugels komt te
liggen. Maar wat een aardig gezicht, die heele
grijs gebandeerd, gesperwerd. Zijn oorpluimen vogelstad, duizenden broedende vogels en dan
o+iin «ii+ot-» rraHool ?foliil/' n\ro r o nHonniiliïlrt'hlirin \anlr Via+ Jn *+- n^ff.4-^ «^.? i j_:_ ._ i
staan uiten gedeeltelijk overeind en nu lijkt hij op
een slechte afbeelding van een ransuil. Hij staat
daar doodstil, zonder zich te bekommeren om de felle
aanvallen van het kleine vogeltje, een graspieper.
Het kemphennetje broedend in den polder.
(Uit Burdet's Stereo scoop platen).
Eindelijk duikt de graspieper neer in 't gras en
nu bewerkt hij den kemphaan zeker aan zijn
onderdeelen, want deze wordt onrustig en vliegt
eindelijk weg, een dik, wigvormig, vreemd vogel
figuur. Bij zuiver toeval had hij zijn wachtplaats
gekozen vlak bij het nest van den graspieper,
die zulks natuurlijk niet kon gedoogen. Een
poosje later kwam de kemphaan terug en ging
weer in het gras staan, ditmaal buiten het gebied
van den graspieper, maar toch dicht genoeg bij
zijn eigen nest, waar zijn wijfje zit te broeden. En
nu we den kijker ter hand nemen, zien we nog op
tal van plaatsen eenzame kemphanen, die de
wacht houden bij hun nesten.
Maar we zien nog veel meer. Het gure voorjaar
heeft het gras tegengehouden in zijn groei. Nu
zijn de warme dagen gekomen. Sommige gras
soorten hebben daar onmiddellijk op gereageerd,
getuige de torsene vossestaarten die nu al meer dan
kniehoog hun aren wuiven op den vruchtbaren
kleidijk. De kweldergrassen in hetzilte hooiland zijnnog
leek het in 't eerste nog al zoo rustig en leeg.
Waren we een paar dagen later gekomen, dan
hadden we misschien in 't geheel niets gezien.
Maar nu komt er onrust aan de andere zijde
van het veld. Krijschend gaan de
meeuwen de lucht in, een
huizenhooge massa van witte vogels.
Lang en slank schieten de witte
vischdiefjes er door heen met luid
piera, piera" en het dwarrelt er
ook van kleine steltloopers, de ture
luurs en de kemphennetjes. Er is
geen mensch te zien, de polder
wordt trouwens gelukkig goed be
waakt. De vogelwolk verplaatst zich
langzaam in n richting en in de
voorhoede bevinden zich haast alleen
sterntjes. Die vliegen hoog op,
klapwiekend eenige oogenblikken,
alsof ze op prooi azen en schieten
dan fel neer om aanstonds weer
op te stijgen. Ongetwijfeld hebben
ze het gemunt op een viervoetigen
eierroover, een hermelijn of een
bunzing, die huizen nog al veel in
de steenglooiïngen langs de Zuider
zee. Bij zoo'n talrijke kolonie met
strijdbare sterntjes hebben ze ech
ter weinig kans. De sterntjes die
hier huizen zijn zoo vinnig, dat de
maaiers wel genoodzaakt zijn om
gras in hun pet te stoppen, ten
einde hun schedel te vrijwaren tegen
de pijnlijke snavelhouwen van die
mooie vogels. Onze hermelijn of
bunzing of wat het ook zijn mag,
wordt behoorlijk uitgeleid tot bui
ten de poldergrens en dan zwenkt
de razende en tierende vogelbende
weer langzaam terug naar de broedplaats. En
nu is het aardig om te zien hoe die wolk
over het veld strijkt en hoe nu hier dan daar
de vogels er uit neerfladderen, wanneer ze hun
nestje hebben bereikt.
Als we den kijker eventjes hooger richten,
dan zien we heel Amsterdam met zijn torens
en gashouders, scheepswerven en kranen en
de groote bouwblokken, die langzaam maar
zeker ieder jaar wat verder doordringen naar
Oost en Zuid en West, gelukkig minder snel
naar Noord. Wat een zegen, dat die stad
zulke mooie en rijke omstreken heeft. Houde
zij die in eere, en vooral de oevers van de
Zuiderzee van i Monnikendam tot Muiderberg.
Niet aan morrelen !
JAC. P. T H ij s s E
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DBN HAA«
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND