De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 24 mei pagina 8

24 mei 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2449' Zoowel een goed humeur als een bekoorlijk teint verhoogen de charme van iedere vrouw. Uit de fijnste grondstoffen ver vaardigd, bezit Palmitine Zeep" de eigenschappen die onontbeerlijk zijn voor de verzorging der huid. Vooral wanneer het water hard" is, zooals in onze steden dikwijls voorkomt, is een toiletzeep van hooge kwaliteit als de Palmi'ine een vereischte. 7» GEBn.DOBBELMAtlM NIJMEGEN PlANOH ANDELvAN 1840 ???iiiniM HOFLEVERANCIER Levert oi?er hoi gtefieGÊe [and franco Zendt U gaarne hare. diy:VoorwQQró.on voo^üanschaf f ing of JnruiC NADERE INLICHTINGEN BIJ CC VAHnÖF-^ LHOUTSTR-9 CHOORSTR.32 .r.DERL/lSt.^ DENHAAG UTRECHT SPECIAAL ZAAK IN KRIMPVRIJE GEZONDHEIDS ONDERGOEDEREN KOUSEN en SOKKEN Cliché's Van Leer AMSTERDAM BIJKOMSTIGHEDEN CXXVI Het lijkt, dat de trein onmiddellijk na de douanen zijn vaart heeft verminderd; het ge dender bij de koppelingen is minder oorverdoovend fel; en we schommelen gezapiger, als in een reus achtige wieg, omdat het geen zin heeft in een klein landje, dat je toch in een paar uur dóór bent, het pretentieuse tempo van een europeesche expres vol te houden. Of is dit alles maar ver beelding, en is er niets in onze manier van rijden veranderd? In elk geval zijn we aan het eerste station al een paar minuten te laat, terwijl we in Duitschland met bijna benauwende p ncktlichkeit, bij het verspringen van den wijzer, op de seconde af, onder de overkapping gleden En wat zonder eenige inbeelding óók veranderd is, dat is de atmosfeer,die weeke, grijze, vochtige nevel over het land, die teere vaagheid, die de contouren slechts raden laat; dat, als in een droom, zoo vreemd en toch zuiver, staan van alle dingen Ik zie, van weken terug, een beeld in mijn her innering; een avond, toen we door Frankrijk spoorden, opende ik mijn oogen en mijn netvlies ving het silhouet van een vrouw, die op een glooiende wei rondging en het zaad uitwierp met breed gebaar; in het late, klaar-gewasschen licht stond ze zoo fel tegen den hemel, dat ik op dat oogenblik zelf wist, dat ik dit visioen vasthouden zou, als een van de onvervreemdbaarste schatten van onze reis.... Ik denk aan onzen rit tusschen de besneeuwde Alpen door, met de watervallen neertuimelende aan alle kanten; aan onzen laatsten blik op Praag, het Hradschin, dat hoog over de stad heerschte; en een orgelconcert in den Stephansdom; maar tegelijk heb ik al geglimlacht, omdat ik, na al die grootschheid, zoo zielsdankbaar weer bezit neem van deze magere dennestammetjes en vóórdat ik het zelf weet, heeft mijn onder bewuste het gedicht gevonden, dat bij mijn stemming past: ,Wat zijt gij klein Holland Met uw simpele wilgeboomen, Met al uw kleine kabblende plassen, En die paar platte gemakkelijke stroomen, En uw bloemen en tamme gewassen Maar groot toch is uw hemel Holland Met zijne matelooze klaarten, Met al zijn oneindige kleuren, En die verandrende wolkengevaarten...." Tegelijk schrijnt de zekerheid, dat deze zanger van Hollands heerlijkheid, midden in de lente van zijn land, midden in den zomer van zijn talent, zoo vreemd en plotseling, zóó geheim zinnig is weggegaan, dat we het eigenlijk niet gelooven kunnen, en telkens denken: kan dat ne kleine kruisje achter zijn naam nu toch eigenlijk geen vergissing zijn, die nog herroepen zal worden Is er wezenlijk op een zoo botte wijze een einde gemaakt aan een persoonlijkheid, die we nog nauwelijks hadden begrepen? Neen, ik geloof niet, dat het leven vroeger zoo onbetrouwbaar was, als tegenwoordig; vroeger werden de menschen eerst oud en dan ziek en gebrekkig, en pas na een langdurige waarschuwing stierven ze. Maar tegenwoordig: terwijl men nog zingt en lacht, valt men neer en alles is voorbij; tegenwoordig moeten we, ook wanneer we een jong mensch de hand drukken, er telkens bij denken: misschien voor 't laatst, misschien voor het laatst Of lijkt ons alles alleen veranderd, doordat we zelf ouder zijn geworden; doordat de dood ons een werkelijkheid is geworden en niet meer het vreemd en boeiend geheim van onze kinderjaren, dat we niet vreesden, omdat ons bloed er nog geen verwantschap mee voelde. Slechts wie heel jong is, kan dood en leven aan vaarden zonder angst; in een zaal vol menschen zag ik alleen een zorgelooze zestienjarige vroolijk het hoofd heffen, toen ik sprak over de angst voor den dood bij Tolstoï: wij ouderen herkenden allen denzelfden huiver, wij, die iets van verkilde grijzen" in ons hart dragen Is dan misschien Scheltema gelukkig, omdat hij van de vrees voor den dood werd verlost en gaan mocht, middenuit zijn werk en midden-uit zijn plannen? Deze dichter is algemeen gelezen, algemeen ge waardeerd als weinigen; maar ik geloof, dat hij voorloopig nog niet geheel is begrepen. Wie hem een argeloos zanger" noemen, een kinderlijk gemoed" vergissen zich en miskennen de eigen aardige gecompliceerdheid van zijn wezen. Niet slechts in zijn dikke, en hier en daar ontegen zeggelijk belangrijke, boek over de grondslagen tot een nieuwe poëzie" toonde hij zich een fel theoreticus, ook in zijn eerste verzenbundels, (die z. g. spontane, simpele liedjes), was de intellec tualist en de betooger aan het woord; hier werd zijn theorie" over het gedicht, waarnaar de koeienjongen (moest) luisteren" in practijk ge bracht; deze spontane" eenvoud was bedacht en gewild, zooals een zuivere vers-gevoelige als Karel van de Woestijne dan ook onmiddellijk doorgrondde.... Maar behalve een overtuigd S. D. A. P.'er, be halve een felle anti-tachtiger was Scheltema ook een echt dichter, en een zuiver, eenigszins onzeker en schuchter mensch. Nadat hij al zijn meeningen luid had uitgeroepen en zich verschrikkelijk warm had gemaakt over dingen, die niet zijn diepste wezen raakten, bemerkte hij, dat het om hem stil was geworden, (velen hebben hem de brutaliteit van zijn jeugd nooit vergeven), en toen werd het langzamerhand in hem ook heel stil en echt; hij begon zijn meeningen en zijn theorieën minder belangrijk te vinden; hij vergat zijn publiek; hij zat alleen met zijn hart en bad: Meiregen maak dat ik wijzer word wijzer word, Dat 'k als een boom in den hemel groei en Boven des levens getij." Hij zag het dagelijksche bestaan, met zijn kunstrichtingen en opvattingen, die hem eens zoo hadden geboeid, wijken voor een dieper inzicht: Wat wordt mijn moede hart nu klein, Wat wordt het leven groot! En daar waar zooveel dooden zijn Ach hoe gering de dood !" Maar ook telkens overviel hem weer de on zekerheid, een moeheid, een weifelende vraag: ,,lk heb het dra geleden God?en begreep het niet." Zóó, groeiend in echtheid en zuiverheid, met een steeds klaarder stem, die alle geforceerdheid had verloren, was hij aan het werk, toen de dood hem verslond, juist in de verliefde Mei", toen de aarde geurde als een bruidsbouquet" en alle appels zich te berste" bloeiden. Het is soms moeilijk de wegen van het leven te aanvaarden, vooral als ze onverwachts voeren tot den afgrond van den dood. ANNIE SALOMONS PATRAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl