Historisch Archief 1877-1940
No. 2450
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
De scheepjes pp de Hamit te Haarlem
HUISVLIJT OP DE HAMIT
Haarlem leeft deze week _in een vreugde-roes
door het bestaan van de Hafnit, de Haarlemsche
Middenstand Tentoonstelling, uitgaande van en
georganiseerd door den Middenstandsraad voor
Haarlem en omliggende gemeenten, en gehouden
van 24 Mei tot en met 2 Juni in het Gemeentelijk
Concertgebouw.
De Hamit heeft een tentoonstelling op 't gebied
van Handel en Industrie, doch tevens is aan de
expositie verbonden een Tentoonstelling voor
Huisvlijt. En nu moge het vreemd schijnen, doch
bij al het aantrekkelijke datde overvloedig gevulde
winkelstands te zien geven en de bijzondere
attractie van zoo menige vernuftig gevonden
etalage-opstelling, gaat het overtalrijke publiek,
jong en oud, het meest naarde bovenzaal,waar
de huisvlijt, vrucht van persoonlijk nadenken en
geduldigen handenarbeid, is bijeen gebracht.
De inzendingen zijn vele, ruim 500 personeele
werkstukken en nog een 12tal collectieve inzen
dingen van ziekenhuizen en gestichten, van
bonden, van clubs, van handwerklessen en andere
cursussen.
Opmerkelijk en zeer verblijdend mag het heeten
dat het gehalte van deze huisvlijttentoonstelling
gunstig afsteekt bij haar voorgangsters, dat er
nagenoeg geen prullig werk is. Hier geen
postzegelarbeid, geen voorwerpen van lucifersdoosjes,
geen scherfwerk, geen portretlijstjes van vergulde
rijstkorrels,kanariezaad of denappels,smaakelooze
fantasiestukken die op de eerste groote huisvlijt
tentoonstelling te Scheveningen in 1910
overheerschend vertegenwoordigd waren. Neen, de
Hamit brengt over het geheel genomen goed werk,
al moge het vooral in de vakken van vrouwelijk
handwerk en Kerbschnit werk te betreuren zijn,
dat men de waarde er van alleen zocht in de vlijt
door het nawerken van bestaande patronen.
Huisvlijt van de beste soort zijn: de schepen.
Met ranke masten en kloeke zeilen zijn zij klaar
het ruime sop te kiezen en flink koers te houden;
de kleine haven-kraan die door electriciteit ge
dreven in staat is vrachtjes, zonder 't gebruik
van menschenkracht, te verplaatsen, een werkstuk
waarop een jonge werktuigkundige in den dop,
stellig dagen en dagen lang gearbeid- heeft. Ook
de kleine brandkast getuigt van
vakkundigenernstigen huisarbeid. De kapstokmetden mijnwerker
in relief, het gedreven koperen hengselpotje, het
broeikastje, 't zijn alle voorwerpen van bezonken
arbeid, van practisch nut en met iets sterk eigens
in samenstel en uitvoering. Van binnen uit moet
het werkstuk tot stand komen, alle slaafsche
navolging van buiten af leidt tot.futloozen arbeid.
Op 't gebied der fraaie handwerken komt dit,
zeker wel 't beste uit. Talrijk zijn de stukken die
geen andere verdienste hebben dan een onberispe
lijke handvaardigheid, maar waarvan menigmaal
de compositie een onsamenhangend geheel vormt.
Wat te denken van een Richelieu-kleedje met
als midden-medaillon 'i patroon van de bekende
engeltjes van Rafaël, gevat in een floralen rand
onderbroken door Louis XVI strikken, het diep
religieuse naast het mondaine-wufte. Beter be
grepen werkstukken zijn: het kleedje waarvan het
ornament geborduurd is op een bonten zakdoek,
primitief werk, van eigen vorm- en kleurvinding
zonder eenige pretentie, een kussen met eenvoudig
gevonden blokversiering en de vloerkleedjes en
't groote tapijt in weef-knoopwerk. Dit alles heeft
de bekoring van eigen schepping.
Doch de eerepalm op deze huisvlijttentoon
stelling komt ontegenzeggelijk toe aan de collec
tieve inzending van het Provinciaal Ziekenhuis.
Afgezonderd van het wereldgewoel vinden in deze
geneeskundige inrichting de patiënten blijdschap
in den handenarbeid. In hun rustige omgeving
kunnen zij er zich geheel aan geven en zich uit
spreken in de gevoelige vormen en lijnen van het
prachtig vlechtwerk, in de kloeke constructie
van de speeltuigen, in het herdersweefsel, zoo
stevig van bouw en geraffineerd van techniek.
Krachtige oordeelkundige hulp van den vakman,
moet, dunkt ons, hen daarbij ter zijde staan.
^Herinnert dat sierlijke goed begrepen
raffiavlechtsel ons niet aan het mooie mandenwerk
van de Rietvlechtschool te Noordwolde (Fr.).
Veelvuldige bestellingen getuigen van de waar
deering die deze aesthetisch en technisch zóó
uitnemende huisvlijt allerwege vindt. Zijn onze
zenuwinrichtingen wellicht de instellingen waar
van een goeden invloed ten gunste van onze huis
vlijt kan uitgaan? Het is ons bekend hoe reeds
sinds langen tijd getracht wordt het weven in de
gestichten meer ingang te doen vinden. Het
Provinciaal Ziekenhuis geeft een prachtig voor
beeld wat er in dit opzicht tot ontwikkeling van
onze volkskunst te bereiken valt.
Vóór wij de zaal verlaten werpen wij nog den
blik op den stand van Mies van Oss. Het weefwerk
daar tentoongesteld behoort niet tot de
huisvlijtafdeeling. Het is atelierwerk met Engelsch accent.
De zuivere, technische uitvoering, de fijne
kleurkeuze van kleedingstukken en huiselijke artikelen,
het mooie zachte weefmateriaal dat alles doet
zeer voornaam en prettig aan.
Ten slotte nog een woord aan elke a.s.
Huisvlijtcommissie: Hebt ge een jury, gun deze dan
medezegging bij het inrichten der inschrijvingsbilletten.
Bij het jureeren van huisvlijt en volkskunst
komen verschillende factoren naar voren die
van invloed zijn bij een vergelijken van de werk
stukken onderling en bijeen eerlijke beoordeeling
van het werk, dat uit den aard der zaak een
milderen blik vraagt dan vakwerk. De moeilijk
heden aan het uitdeelen der bekroningen verbon
den, zijn dan door de vooraf gestelde vragen
eenigermate te ondervangen.
ELI s. M. ROGGE
DE DIENSTBODENNOOD
Een der moeilijkste vraagstukken voor de huis
vrouwen is reeds gedurende tal van jaren dat van
den dienstbodennood.
In den eersten tijd na den oorlog scheen daar
in eenige verlichting te zijn gekomen, doordat
duizenden Duitsche meisjes, door nood en ellende
uit haar land verdreven, hier een broodwinning
kwamen zoeken.
Echter, sinds enkele maanden is daarin weer
verandering gekomen. De dienstbodennood is
thans weer even groot als enkele jaren geleden.
ZOMI
TOII1EORELEI
De directie van de Arbeidsbeurs te Amsterdam
doet het mogelijke om middelen te vinden daarin
te voorzien. Zij heeft de betreffende afdeeling
dier instelling gereorganiseerd. Terecht zag zij
bovendien in, dat het haar onmogelijk zou zijn
alleen den weg tot oplossing te vinden en zij riep
daarom de hulp in van de belanghebbenden, n.!.
de Amsterdamsche vrouwenvereenigingen. Twee
vergaderingen met vertegenwoordigsters uit een
20 a 25-tal dier vereenigingen hadden tot gevolg,
dat een Commissie uit de Amsterdamsche Vrouwen
organisaties ter bestudeering van het
Dienstbcdenvraagrtuk" werd gevormd, waarin o.a. zitting
hebben:
Mej.'A. Wolff, directrice van de 2e openbare
werk- en leerschool, als voorzitster; Mej. Mr.
Ada Ooudsmit, als secretaresse en de d£mes
C. C. Huysinga, S. Schouten en N. Kist-Bootsman,
die te zamen het bestuur vormen.
De taak, welke deze commissie heeft, is o. i.
niet gemakkelijk. Ten eerste kan zij niet be
schikken over officieele gegevens, daar deze zoo
goed als geheel ontbreken. Men weet niet eens,
hoeveel dienstboden er zijn, en de literatuur over
deze kwestie is niet alleen schaarsch, maar daar
enboven nog onvolledig. Terwijl men in Oosten
rijk en Engeland er van regeeringswege reeds
toe overgegaan is dit vraagstuk onder de oogen
te zien, bepaalde de zorg hier te lande zich tot
een bespreking van de al of niet beperkte toelating
van Duitsche dienstboden. De praktijk heeft
echter geleerd, dat zelfs, toen nog een groot
aantal Duitsche meisjes hier was, in het tekort
niet kon worden voorzien.
Op het eerste gezicht lijkt het eenigszins vreemd,
dat, waar in bijna alle bedrijven groote werkloos
heid heerscht, er voor huiselijke diensten geen
voldoende krachten te vinden zijn. Er wordt maar
al te vaak beweerd, dat de arbeidsschuwheid
onder de vrouwen daarvan de oorzaak is. Echter
meenen wij dit met recht te mogen ontkennen,
omdat uit het feit, dat er een te veel aan werksters
is, blijkt, dat wel veel meisjes genegen zijn uit
werken te gaan. En dat juist in een betrekking,
waar het zwaarste werk verricht moet worden.
De oorzaak moet dan ook o. i. in iets anders
gezocht worden.
Over het algemeen ondervindt de arbeid der
dienstboden in vergelijking met andere, ook
dien der werksters, minder geldelijke waardeering,
terwijl de arbeidstijd vaak aanmerkelijk langer is.
De oplossing is daarom niet uitsluitend te
vinden door verbetering der arbeidsvoorwaarden.
Hiernaast moet staan de verheffing van de dienst
boden tot vaklieden. Daartoe is in de allereerste
plaats noodzakelijk meer gelegenheid tot opleiding.
Ten slotte een enkel woord over de huisvrouwen.
Wat het huishouden betreft, gaan de Hollandsche
huisvrouwen in het algemeen te weinig met haar
tijd mee. Ik bedoel daarmede niet het aanschaffen
van stofzuigers, enz. want dat is thans tamelijk
algemeen. Maar zij eischen van de tegenwoordige
dienstboden, dat zij zijn als die uit den goeden
ouden tijd, toen Aaltje reeds bij grootmoeder in
dienst was. Ook weigeren zij maar al te vaak
den proef te nemen met een meisje, dat vroeger
op een atelier of in een fabriek gewerkt heeft.
Er zal nog veel vooroordeel aan beide kanten
te overwinnen zijn, aleer het dienstbodenvraagstuk
is opgelost.
M. C. BOUWMEESTER
Koopt U een gouden ring
zonder merk?
Waarom dan wel boter
zonder Rijksmerk?
Hofstede Oud-Bussem
Kerkstraat 187. Tel. 49344.