Historisch Archief 1877-1940
No. .2450
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
CRÉDIT FONCIER DE FRANCE
Ziet men af van eenige niet al te gelukkige
pogingen, die sedert het einde der achttiende
eeuw in Frankrijk waren gedaan om het
grondcrediet te steunen, dan kan het Fransche
hypotheekbankwezen een tiental jaren ouder dan het
Nederlandsche worden genoemd. Opmerkelijk
is bij de ontwikkeling der hypotheekbanken in
Frankrijk en Nederland, dat deze in beide landen
een tegenovergesteld verloop gehad heeft. Terwijl
de grondvester van het Nederlandsche hypotheek
bankwezen, Mr. Ph. J. Bachiene in zijn in 1840
aan Koning Willem I aangeboden plan nog aan de
oprichting van een Staats-Hypotheekbank dacht,
van welke zienswijze hij echter later terugkwam,
was het organieke decreet van 1852, waarbij het
Fransche hypotheekbankwezen voor het eerst
wettelijk geregeld werd, bedoeld als aanmoediging
voor' de stichting van particuliere hypotheek
banken, werkende onder controle der regeering.
Bekend is, dat de latere Napoleon III veel invloed
op de totstandkoming van dit decreet heeft uit
geoefend.
Op initiatief van den econoom en politicus
Louis Wolowski werd reeds spoedig na de publi
catie van het organieke decreet te Parijs een
particuliere hypotheekbank opgericht onder den
naam van Banque Foncière de Paris, Sociét
de Crédit Foncier". Reeds in 1835 had deze
Wolowski in de Revue de Législation et de
Jurisprudence" en vervolgens in 1839 in een rede,
door hem voorgelezen in de Académie des Sciences
Morales et Politiques, de stichting van een instel
ling voor grondcrediet in Frankrijk bepleit, doch
evenmin als hier te lande viel het denkbeeld daar
in goede aarde. Men hield het voor een utopie
en een professoralen inval en zelfs een man als
Thiers achtte het niet voor verwezenlijking vat
baar in een land als Frankrijk, waar het grond
bezit zoo uitermate versnipperd is en waar
pandbrieven allicht, naar hij meende, moeilijk plaatsing
zouden kunnen vinden naast de Fransche staats
rente, het meest geliefde beleggingspapier, en
naast industriëele waarden, waarin de kleine
kapitalisten, ondanks het daaraan verbonden
risico, hun geld gaarne staken. De ondervinding,
die men tot dusverre had opgedaan met soort
gelijke instellingen, was dan ook verre van ge
lukkig geweest: zoo was de in 1820 met een
kapitaal van 30 millioen francs opgerichte Caisse
Hypothecaire in 1846 bezweken.
Kort na de oprichting van de Banque Foncière
de Paris werden twee dergelijke instellingen
opgericht en wel een te Marseille en een te Nevers.
Het arbeidsveld der geautoriseerde instellingen
was n.l. niet onbeperkt: van regeeringswege werd
haar het gebied aangewezen, waarbinnen zij werk
zaam zouden mogen zijn. Zoo werd aan de Parijsche
instelling een privilegie toegestaan voor de zeven
departementen binnen het ressort van het Gerechts
hof te Parijs. De oprichting van een groot aantal in
stellingen werd voorts op voetspoor van die te Parijs,
Marseille en Nevers overwogen, waardoor een
versnippering zou ontstaan zijn, welke ongewenscht
werd geacht, zoodat het privilegie der Parijsche
instelling nog in hetzelfde jaar 1852 werd uitge
breid tot alle departementen, waar een dergelijke
bank nog niet bestond, terwijl de instelling tevens
gemachtigd werd om, behoudens goedkeuring
der regeering, de beide reeds bestaande banken te
Marseille en Nevers in zich op te nemen, hetgeen
in 1856 inderdaad geschiedde. De naam Banque
Foncière de Paris" was inmiddels veranderd in
dien van Crédit Foncier de France", het groote
lichaam, dat een feitelijk monopolie op hypotheek
gebied in Frankrijk verkreeg en daarnevens ook
op ander gebied een der krachtigste peilers
der Fransche financiëele wereld werd.
In het Jaarboekje voor 1924 van de Vereeniging
van Directeuren van Hypotheekbanken wijdt de
Heer C. D. van Vliet, de zoo ijverige en deskundige
Directeur der Hollandsche Hypotheekbank te
Amsterdam, een studie aan het Crédit Foncier"
waarin het hem gelukt is ons helder voor oogen
te brengen, tot welk een beteekenis de instelling
in den loop der jaren is uitgegroeid. In het hierna
volgende zullen wij aan de hand dier studie een en
ander aangaande de werkzaamheid van het
Crédit Foncier" in het kort mededeelen.
In het voorafgaande stelden wij reeds in het
licht, hoe de instelling zich ontwikkeld heeft van
een particuliere onderneming, oorspronkelijk be
doeld als n uit vele, tot een monopolistische
instelling. Niet immer heeft
zij zich in die positie mo
gen verheugen. In 1880
toch werd een
concurreerende instelling opgericht,
den naam dragende van
Banque Hypothecaire de
France" en in het leven
geroepen door een vroe
ge ren ondergouverneur van
het Crédit Foncier. Daar
deze echter niet de privi
legiën genoot, welke aan
het Crédit Foncier waren
toegekend, moest zij reeds
in 1882 den strijd opgeven,
waarna zij werd opgeno
men in het Crédit Foncier,
dat de liquidatie ter hand
nam, welke tot op heden
niet is beëindigd. Een
gunstig gevolg van deze
tijdelijke concurrentie was
inmiddels geweest, dat het
Crédit Foncier zijn filialen
in de verschillende depar
tementen belangrijk uit
breidde, hetgeen het tot
opdien tijd had verzuimd,
waarvan aan de instelling
wel eens een grief was
gemaakt. In onzen tijd
werden eenige maatschap
pijen opgericht, die door
het verstrekken van kleine
hypothecaire leeningen op
langen termijn de verkrij
ging van klein grondbezit
en van goedkoope huizen
mogelijk maken. Voorts
werd nog in 1919 een in
stelling in het leven geroe
pen, waaraan zeer bijzon
dere privilegiën werden
toegekend met het oog
op de herstelling van de
schade, aangericht in het
verwoeste gebied. Deze
instellingen breken het
feitelijke monopolie van
het Crédit Foncier voor
het sluiten van eerste
hypothecaire leeningen
echter in geene deele.
Reeds dadelijk bij de oprichting der instelling
werd een nauwe band tusschen haar en den
Franschenstaatgelegd,doordatdeze haareen tegemoet
koming van 10 millioen frs. gaf, waartegenover
het C. F. zich verbond het kapitaal te brengen
op 60 mill. frs., waarvan 25 mill. direct moest
worden geplaatst en 5 mill. binnen een jaar daarna
Voor hetoverige werd bepaald, dat een verhouding
van 5 mill. kapitaal op elke 100 mill. uitstaande
pandbrieven zou worden in acht genomen. In
1919 is deze verhouding echter gewijzigd in die
van l : 25en in 1922 zelfs in die van l: 50, hetgeen
door de zeer aanzienlijke reserves mogelijk werd
gemaakt. Het kapitaal bedraagt thans 300 mill.
frs. in aand. van frs. 500.?, alle op naam en
volgestort.
De werkzaamheid der instelling strekt zich,
behalve tot het ter leen verstrekken van geld
op eerste hypotheek, ook uit tot het uitleenen van
geld aan de departementen van algemeen bestuur
aan de gemeenten en aan de associations
syndicales", tegenover welke leeningen obligations
communales worden uitgegeven. Verder tot het
uitleenen aan openbare instellingen. Voorts
belast zij zich met het disconteeren van accepten
van het sous-comptoir des entrepreneurs des
batiments", terwijl zij ten slotte sedert 1919 ook
uitbetalingen doet aan de gemeenten, die direct
van den oorlog te lijden hebben gehad Daaren
tegen bemoeit het C. F. zich niet met het zuivere
landbouwcrediet op langen termijn (crédit
agricole), dat is overgelaten aan de caisses rurales
de crédit agricole" en aan de caisses Durand",
te vergelijken met de bekende Raiffeisen banken.
Om zich het benoodigde werkkapitaal te ver
schaffen geeft het C. F. zoowel pandbrieven als
communale obligaties (de laatste sedert 1860)
uit: de comin. obl. komen overeen met onze
obligatiën der Maatschappij voor
emeenteCrediet en der Bank voor Ned. Gemeenten.
Aan de pandbrieven van het C. F. heeft men
aantrekkelijkheid van een loterij verbonden en
wel in dier voege, dat de meeste, na uitloting,
aflosbaar worden gesteld met een prijs en weer
andere met een premie.
Het uitzetten der keningen geschiedt als regel
op langen termijn en dan niet anders dan met
aflossing door halfjaarlijksche annuïteiten, welke
wijze van afbetaling tot het wezen der instelling
behoort. Sedert 1912 stelt de instelling ook
de gelegenheid open tot het sluiten van
credietDIERSTUDIE: PARELHOEN
Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen
De spreekster, onder wier lezing gekucht wordt
hypotheken met opening van rekening-courant
tegen een rente, die 1,25 pCt. hooger is dan
die voor gewone hypotheken.
Het C. F. is ook bevoegd tot het nemen van
gelden in deposito.
De gouverneur en onder-gouverneurs, die
salarissen van resp. 40.000 en 20.000 frs. genieten,
worden benoemd door den President der Repu
bliek. Deze functionarissen moeten een belangrijk
bedrag aan aandeelen der instelling bezitten.
Tantièmes kent het C. F. niet.
Volgens het laatste jaarverslag (over 1922)
heeft de instelling tot dusverre in totaal ruim
1\ milliard frs. uitgezet aan hyp. leeningen, waar
van 4| milliard frs. alleen in het Département
de la Seine (4 milliard te Parijs). Op uit. Dec.
1922 stond van deze 7J milliard per saldo nog
ruim 2J- milliard uit. Met openbare lichamen en
instellingen werd voor ruim 8 milliard frs. afge
sloten, waarvan 2| milliard in het Dep. de la
Seine; uit. Dec. 1922 stond hiervan nog ruim
4| milliard uit.
Te vermelden valt nog, dat de instelling tijdens
de oorlogsjaren geen gebruik heeft gemaakt van
het moratorium ten opzichte van de uitbetaling
van opvraagbare deposito's en evenmin bij de
voldoening van de verschuldigde rente der obli
gatiën en van de prijzen.
Aan obligatiën staat uit voor een nom. bedrag
van 7| milliard, waarvan 3|- milliard pandbr.
en 4£ milliard comm. obl.
De statutaire reserve bedraagt 22 millioen
en de gezamenlijke speciale reserves 146 millioen,
zulks ongeacht nog een bedrag van ruim 380
mill., dienende tot dekking van prijzen en premiën.
Het bedrag der deposito's bedroeg einde 1922
ruim 135 millioen. Aan dividend keerde de instel
ling de laatste tien jaren gemiddeld 6.84 % bruto
uit.
Waar in ons land de ontwikkeling van het
hypotheekbankwezen zoo geheel anders is geweest
en men hier, in stede van een feitelijk monopolie
te laten opkomen, juist een groot aantal hypotheek
banken tot bloei heeft zien geraken, is het zeker
ook belangwekkend kennis te nemen van de
positie cener monopolie-instelling, als het Crédit
Foncier in Frankrijk feitelijk is geworden.
PAUL SABEL