De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 7 juni pagina 17

7 juni 1924 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No.2451 DEfAMSfËRDAMMËR, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 SCHILDERKUNST-KRONIEK JAN VAN HERWIJNEN, DEN HAAG, BIJ D'AuDRETSCH (Nabeschouwing). De schilder van Herwijnen heeft in der tijd in Amsterdam een aantal koppen (geteekende) laten zien van Verwarden en Verwezenen, die troffen door karakteriseering en door bepaling van den vorm; telkens waren toch mond en oogen, hier zóó belangrijk, verschillend.' Bij d'Audretsch was werk te zien van gansch andere voorstelling, en ge schilderd. De schildertroknaarSpanje,ennietvoor een doortocht, maar voor een verblijf. Hij schil derde daar opnieuw koppen, zijn huisbaas en andere dorpelingen denkelijk, maar hij schilderde daar stadsgezicht etc.; een marktje vol bedrijvigheid, metde menschjesals klompen mie ren bij malkaaren bij de tentjes, tusschen de vlaksteenige huizen ;dan 't eigen huis met het wagentje (ook hier iets in van den subtielen eenvoud van Degouve de Nuncques) een stad op den berg etc.- Minder openbaar dan in de vroegere koppen, was hier toch ook de psychologie aanwezig, en eer nog in het marktgezicht etc., dan in het overige (de figuren) De kleur van dit alles, de manier van den vorm te zien,dus te geven, was bij van Herwijnen modern zonder eenigen dwang; hem natuurlijk. ANTWERPEN. KUNST VAN HEDEN. Permeke. Er is een zware, haast onbehouwen grootheid in het werk van Permeke; hier en daar een zeldzame, haast logge kracht vol innerlijks, die dezen schilder tot een waarde van d'eerste groote maakt tusschen zijn tijdgenooten. En deze kunst is niet alleen zwaar, niet alleen breed uit romantisch, zij kan zich verstillen en ge krijgt dan de teekeningen van een vrouwenkop, of een vrouw,.die de strakheid heeft, de bewogen strak heid van een Chineesch kunstwerk. En ik meen hier niet, die Chineesche en andere kunstwerken, die voor den uitvoer geschikt, menig oordeel lang hebben verward, ik bedoel hier niet Chineesch kunstwerk, die groot-gehouden zuiverheden, waar naar onze tijd taalt en waarop zij zoo tuk op is als op een eindelijk heil. Dit ziet ge bij Permeke, eenvoudig-weg verwerkelijkt, en dat constateert op ongerepte wijs zijn onbetwistbare grootheid. En daarnaast is hij romantisch, tot haast over de maat. Een zee, scheef-zwellende naar een lagen hemelbol, is daar van 't bewijs, een zee, die ongelijkaan Breughel, toch aan Breughel doet denken. Zuiverder, minder troebel, eeuwiger dus is de koestal met de dieren in de opening. Het steenen gestel van zoo'n schuur staat als met plompe beenen op den grond, en uitde opening komt het dier, met de allure van een buffel. Het is inderdaad, of hier een reus schilderde, dien het kleine formaat dwong. Permeke is daarom niet zonder gevoelig heid. Hij is geschakeerd in n kleur soms, wat ongevoeligheid duidt en ware schildersaard. Maar hij overdreef, zooals talenten van zulke zwaarte dat soms doen. Het schilderij werd dan tot n donkere koek, en de verf mist spiritualiteit, soms is er een gebrek aan smaak, dat altijd te vinden is bij talenten van zulke zware hartstochtelijkheid. Maar dit alles is maar een kleine keerzij Permeke, zooals ik hem zag in Antwerpen, in zijn figuren (etend, aan tafel; hoe edel schildert hij een brood) of in een straat gaande (hoe woest-primitief kan hij zijn !) of gegroepeerd tot een eenheid; of een schilder van bouwsel, dier en natuur, is altijd groot, en in zijne teekeningen van figuur onovertroffen (zie de vrouwekoppen en de vrouwe figuur in Kunst van Heden). Foujita. Tegenoverde ruige kracht van Permeke, JAN VAN HERWIJNEN is Foujita, de oosterling, verfijnd, en ook zonder de groote intensiteit der groote oosterlingen. Hij is gevoelig, geraffineerd, soms te weinig stellig (zie de teekening van een vogelkooi), soms achttiend-eeuwsch. Hij doet soms aan Degouve de Nuncques denken, zonder diens innigheid (zie eensneeuwstuk); hij is niet zonder den invloed der Westersche primitieven (zie de tee kening van een stad); hij is oostersch, te waardeeren in drie paardjes op den gouden grond; hij is bovenal een man van smaak (van een smaak, die een bewijs is van het niet-allergrootste). In een meisjesportret, in een portret van zichzelf. Hij kan quasi-naief blijven als een achttiend' eeuwsche populaire prent hij is een product van een eklectische periode. Marie Laurencin is subtiel, een wei nig gedepraveerd. Zij is niet belangrijk in den werkelijken zin van dit woord. Het is een kunst, de hare, die in een stad als Parijs (stad van alle schakeeringen) kan bloeyen, en sterven, zonder dat de waereld daarom veel- rijker wordt of veel armer. Het is een kunst, die het algemeene te veel mist, en het bizondere niet algemeen kan maken; te klein dus of te weinig bewogen; een kunst met de bekoring van een kasbloem, ongewoon, maar met een welken altijd aan zich. Vol charme misschien, vol kortstondigheid zeker, een papaverbloei. Vaes zond al zijn etsen. Ik heb het meer ge schreven; hij bezit voor het etsen een natuurlijke begaafdheid. Zijn lijn heeft de gevoeligheid in zich, die altijd een bekoring is in zulk soort graphisch werk,dat teeder is en vol fijnheid. Hij,Vaes, is een etser van horizonnen, van een landschap, door vele détails in deelen verdeeld; met zijn lijn kan hij, daarbij, zoowel ruimte uitdrukken, als lichtwemeling (zie zijn torens in het lichten-licht). Hij heeft een phantaisie, die alles levend maakt, alles bevolkt met snelle of langzame gedrochten; hij heeft een verbeeldingskracht, die zijn haat dient, en vol bittere agressiviteit kan worden, zonder daarom buiten het kunstwerk te treden. En dan steeds gevoelig, kan hij soms groot zijn (zie de Poorten). Dat het etswerk van Vaes aangenaam blijft, voorgediend zoo rijklijk, in zooveel uitingen, be wijst de zuiverheid van het teedere en het verfijnde, dat het is. Albert Crahay (1881?1914). De vertraagde eeretentoonstelling van Kunst van Heden voordit jaar is die van Albert Crahay, een jonggestorvene. Er zijn van die vroege dooden, wien 't spoedig sterven natuurlijk blijkt, zoo gehaast-vurig was hun leven, zóó overdadig-uitbottend of scherpgeaccentueerd was dadelijk hun werk. Er zijn andere jonge dooden, die de dood verrast blijkt te hebben in hun ontwikkeling; hun werk zit vol mogelijkheden, die nog niet tot een eindelijk doel zijn gekomen. Tot dezen lijkt mij Crahay te behooren. Wat hij maakte vertoont een breedheid, een gevoel voor ruimte, maar dat alles kon inni ger wezen, en kon persoonlijker zijn geworden; de allure kon tot grooter zielsbelangrijkheid zijn gegroeid. Maar dat zijn verlangens, en geen wer kelijkheid; wij hebben de aanduidingen te aan vaarden, en we kunnen het gehoopte eind niet verwachten we kunnen alleen hier zeggen, dat een schilder met het gevoel voor hst opene jong stierf. Baseleer bereikte dat opene, dat van wind en van wezen doorspoelde, met minder nadruk in de verf dan dikwijls, in de Scheldegezichten, die hij laat zien. Dat is hier het natuurlijkerwijs bereikte van een lange loopbaan, van een lang schildersleven. Ook dat is een algemeen te constateeren ver schijnsel: aan 't eind van welk schil dersleven ook wordt de materie van zelve tot licht, of tot geest, naarmate de geest van den maker ingesteld was. Het is een bekende, en betreurde waarheid, dat de meeste kunstgenoot schappen, of dergelijke instellingen, na een heftigen, bijna altijd korten bloei alle teekenen vertoonen van ver worden en verwelken. Korte duur van 't werkelijk leven is een algemeene regel; het voortzeulen van half-doode kunstgenootschappen, geschiedt alleen door d'eigenschap, die traagheid heet. Er zijn echter uitzonderingen, n of twee misschien in ons land; in Ant werpen Kunst van Heden. Het is moei lijk te overschatten, wat deze vereeniging heeft gedaan in 't belang van de werkelijke schilderkunst. Er is in deze JAN VAN HERWIJNEN De Huisbaas Woensdag 11 Juni a.s. opening van de tentoonstelling van werken door W. SCHUMACHER KUNSTZAAL VAN LIER naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.) vereeniging geen eenzijdigheid geweest; er is nog steeds veelzijdigheid. Natuurlijk kan de eene tentoonstelling levender groep of groepen bevatten dan een andere, maar altijd was er iets, of was er veel, wat d'aandacht niet zonder reden trok.Het is totdeze tentoonstelling,die noggeopend is, zóó. En deze vereeniging bestaat in 1925 twin tig jaar, naar ik hoorde. Ik zou het een nalatigheid vinden niet op zulk aanstaand jubileum te wijzen. Ook voor ons uit Holland is Kunst van Heden geen te vergeten iets. Te veel der inderdaad belangrijke Hollanders hebben door Kunst van Heden genood, belangrijke tentoonstellingen daar kunnen organiseeren of laten zien. Het lijkt mij toe, dat wij dat niet hebben te vergeten; deze feitelijke Vlaamsche Vereeniging, die e kunst in 't algemeen dien de of steunde, schoot in geen enkel opzicht te kort jegens de Hollandsche. P L A S S C II A E R T Nodorl. Munt Hollmndm bomt o 1O oontm m la»» f Wilg Mijn oude boom, nu zijn Uw teere twijgen als bleeke manestralen, waarop Uw gulden blaadjes lijk vlinders kwamen dalen. O, wondere, schoone boom, die, in den grijzen doom van killen avondmist, nu biddend buigt het hoofd, waaraan zelfs 't late duister niet den heugen luister van 't lichtend aureool ontrooft . . ., mij, twijfelend zoeker, is 't, of moest ik van U leeren: Het meest begeerlijk voor 't gemoed van alle schepsel is, in deemoed tot zich zelven in te kunnen keeren." O, vrome boom ! Uw twijgen zijn mij manestralen, waar hemelvrede langs komt dalen. BERT VAN REEST Markt E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl